Lyonne

Lyonne

 

 

overweging op zondag 12 februari 2023           PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: Exodus 10: 1-20

 

verharding

‘Een gedicht schrijven is mij geen doodsbedreigingen waard’ en Pim Lammers trok zich terug als schrijver voor het kinderboekenweekgedicht. Niet alleen hij maar ook zijn naasten waren doelwit geworden bedreigingen. Het lijkt wel of er elke week weer meer brandjes ontstaan. Omdat mensen, overtuigd van hun eigen gelijk, de ander afserveren. Omdat mensen hun eigen doelen nastreven, en de ander daarin geen ruimte gunnen. Ieder voor zich. De samenleving verhardt. Op allerlei terreinen, in het verkeer, in de sport, langs de lijn, aan gesprekstafels, in de politiek….

 

Verharding. Ik kwam erop omdat van de farao wordt verteld dat zijn hart verhard was. Geen van de plagen heeft hem ertoe kunnen brengen de Israëlieten te laten gaan. Daarvoor zijn zijn belangen te groot. Zijn hovelingen proberen hem wel tot rede te brengen maar de farao is het stadium van de redelijkheid allang voorbij. Hij zal zich niet laten kennen tegenover dat slavenvolk met hun God. Ondertussen brengt één man met zijn hardnekkigheid het hele land aan de rand van de afgrond. Geen moment is hij bewogen om het lot van mensen of dieren. Niet als de economie getroffen wordt met een smerige, stinkende Nijl. Niet als zij ziek worden. Niet als een ramp dreigt omdat een groot deel van de oogst wordt vernietigd door hagel. En ook niet als de rest van de oogst ook nog eens wordt opgevreten door sprinkhanen. Één man die voor chaos zorgt en de mensen waarover hij regeert in het verderf stort… het klinkt als de mannen die vandaag de dag het nieuws beheersen en ten koste van alles hun eigen positie beschermen.

 

Het hart van de farao is niet meer bereikbaar. Hij is niet meer in staat om óm om te keren en een andere weg te bewandelen. Het zal van kwaad tot erger worden. Uitzichtloos. Maar met God wil het toch nooit uitzichtloos worden?  

 

God strijdt voor ons

Want God gaat de strijd aan. Hij wil zijn volk bevrijden. En Hij wil ook zo door hen worden gekend, als Bevrijder. Hij staat niet  aan de kant van de kant van de macht maar aan de kant van de machtelozen. Jullie zullen inzien dat ik de Heer ben, zegt Hij, Ik ben ‘Ik-zal-er-zijn’. En niet alleen voor de Israëlieten wil God dat zijn. Iedereen op aarde moet weten wie Hij is. Hóe Hij is. (lees Exodus 9:16) De bevrijding uit Egypte, God die strijdt tegen de verharding, is een sleutelgeschiedenis. Niet alleen van betekenis voor Israël, zo vertelt de Tora, maar voor de hele wereld. In bevrijding zal voortaan de hand van God worden herkend. Hij zal er zijn, voor de mensen die worden onderdrukt. Hij zal er zijn in woorden die oproepen tot vrijheid; in bewegingen die inzetten op rechtvaardigheid. Hij zal er zijn in de strijd tegen de verharding, tegen harde harten.  

 

 

Hoe zit het met óns hart? Betrappen we onszelf er af en toe op dat niet het beste in ons naar boven kwam? Verontwaardigd over het onrecht dat ons is aangedaan.. Wie wil niet opkomen voor zijn eigen hachje, voor zijn dierbaren. Wie staat niet voor zijn of haar mening? Dat hart van ons is ook halsstarrig en het weigert om over zijn eigen schaduw heen te stappen, iets goed te maken, toe te geven..  Dat de samenleving verhardt heeft ook met ons te maken. Met hoe wij ons erin laten meeslepen.

 

Het lijkt nodiger dan ooit dat wij ons níet laten meeslepen maar tegengas geven. Dat wij in Godsnaam de confrontatie aangaan met onrecht, met onvrijheid. Het lijkt nodiger dan ooit dat wij sterk zijn en blijven terugkomen, al is het tien keer. Wij zijn een instrument in Gods hand. Zoals Mozes dat mocht zijn toen hij zijn arm uitstrekte en de sprinkhanen liet komen. Wij zijn een instrument in Gods hand; wie weet wat wij kunnen ontketenen als wij meegaan in zijn bevrijdende beweging. Voor Israël spleet Hij de zee en de farao en heel zijn leger kwamen om. Tien plagen lang rende hij zijn ondergang tegemoet. Gods volk werd bevrijd en trok beloofd land tegemoet.

 

vertellen

Het Exodusverhaal is een verhaal dat begint bij onderdrukking en ongelijkheid. Het begint bij een heerser die denkt onschendbaar te zijn. Maar uiteindelijk gaat het over durven vertrouwen op God. Met elke plaag geeft God zijn visitekaartje af en geeft Hij de Israëlieten de bevestiging dat Hij er zal zijn voor hen. Dat Hij zal strijden voor hen en een toekomst voor hen heeft.

Ons verhaal vertelt over het uithouden met vandaag en over geloof in de toekomst.

Het geeft troost en kracht. En zo heeft het ook gefunctioneerd. In de strijd tegen de slavernij. In de bevrijdingstheologie. Het houdt de hoop hoog dat een samenleving die is gebouwd op onderdrukking geen kans van slagen heeft. Dat tirannen opkomen maar ook weer verdwijnen. Laat dat hoop mogen geven aan mensen in Oekraïne, in Turkije, in Syrië… laat dat kracht en troost mogen geven aan mensen van overal, aan jou en aan mij.  

Vertel het aan je kinderen en kleinkinderen, zegt God tegen Mozes. Vertel hoe hard

Ik de Egyptenaren heb aangepakt en welke wonderen Ik heb verricht. Dan zullen jullie inzien dat Ik de Heer ben.

Die opdracht om te vertellen hebben we nog steeds. Dus bedenk eens hoe jij hebt leren vertrouwen op God. Op welke momenten jij hebt ontdekt dat Hij er voor je is, dat Hij voor je strijdt. Bedenk wat jou de hoop en de moed geeft om te blijven geloven in morgen. En vertel dat door. Want het begint met vertellen, met gedenken. Daar ligt de sleutel tot een samenleving die menselijk is, met mensen die hart hebben voor elkaar. In het vertellen ligt de overtuiging dat juist de zachte krachten leiden tot de overwinning. Want hoe machtig een dictator ook is, zijn opstelling wordt onder kritiek gesteld, veroordeeld, door elke daad van barmhartigheid die daar tegenover wordt gezet.

 

Jezus

Het is niet voor niets dat het verhaal van de uittocht uit Egypte juist ook in de tijd voor Pasen wordt gelezen. Jezus streed als geen ander tegen de verharding. Hij riep terug van dwaalwegen, riep op tot omkeer en bekering. Zijn boodschap van liefde riep weerstand op omdat het veroordeelde, onder kritiek stelde. Hij ontmaskerde onrecht, onbarmhartigheid. Maar de menigte, de gewone mensen, herkenden in zijn zachtmoedigheid dat Hij een gezondene van God was. Een koning zelfs, een heerser. Maar wel een op een ezel.

Hij wil ons harde hart vernieuwen en vullen met goedheid en oprechtheid. Mét hem mogen we opstaan tégen het kwaad. Ook als dat zwaar is, of hopeloos lijkt.

Als we brood en wijn met elkaar delen gedenken wij zijn vertrouwen op God en zijn trouw aan zijn geloofsroeping. We vertellen het verhaal van zijn uittocht uit de dood en zijn intocht in het leven bij God. Zoals God eens Israël bevrijdde, zal Hij ons keer op keer leiden naar de dag van morgen, en steeds weer bevrijden van wat ons maar vasthoudt. En uiteindelijk zal Hij ons leiden naar de vrijheid en vrede die voor altijd is.  

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

overweging op zondag 29 januari 2023    PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

Er klinken herinneringen van gemeenteleden aan de watersnoodramp in 1953.

 

uit de Bijbel: Exodus 2 en Psalm 93

 

levensgevaarlijk

Levensgevaarlijk. Leven is levensgevaarlijk. Overal om ons heen zijn machten en krachten die ons bestaan tot een hachelijke onderneming maken. Onberekenbaar, onvoorspelbaar en wreed als de zee is het lot dat ons kan treffen. Stormen komen in vele gedaanten op ons af. Ons bestaan wankelt, onze wereld stort in. Door verlies, een slechte diagnose, geldzorgen, stormen in je hoofd.

Niet alleen onze eigen kleine wereld, ook in het groot zien we hoe verwoestend het lot kan ingrijpen, door aardbevingen, overstromingen. Maar ook omdat mensen zelf in staat zijn elkaar en de wereld geweld aan te doen.

Je ziet het opdoemen in de woorden van de dichter van Psalm 93, groter en hoger: De stromen verheffen, de stromen verheffen hun stem, luid verheffen de stromen hun stem. Als een muur van water. Je bestaan wankelt. Je wereld stort in.

 

Onze lieve Heer op zolder

Nee! zegt de psalmdichter. Juist niet. De wereld staat vast, zij wankelt niet. Want Gods troon staat vast. Vanaf het eerste begin regeert Hij de aarde, vanuit de hemel. Hij staat bóven het geraas van wijde wateren van de machtige baren der zee. Hij torent uit boven het kwaad dat ons bestaan bedreigt, boven het lot dat ons treft. Hij staat boven de dood.

Al vanaf het begin is God, net als mensen, in strijd met het water, met de machten en krachten die het  bestaan van mensen bedreigen. In het scheppingsverhaal horen we dat Hij de wateren scheidt. Hij bergt het veilig op boven een gewelf, een hemelkoepel en daar bewaakt Hij zelf de hemelsluizen. (lees Genesis 7:11) De hemel schept de voorwaarde voor de aarde. Als een grote beschuttende paraplu. Zo ontstaat leefgrond voor de mensen. Letterlijk. Een bewoonbare aarde. Maar ook figuurlijk. Namelijk in het basisvertrouwen dat Hij ons bewaren zal.

Dat water blijft in de Bijbel een belangrijke rol spelen. Het blijft een tegenspeler van God, maar die houdt de hoofdrol. Bij Noach, gered in een ark vol leven. Bij de Nijl, waar een kleine jongen uit het water werd getrokken. Bij de Rode Zee waar de Israëlieten doorheen trokken en zelfs geen natte voeten kregen. Tot aan het water van de doop aan toe. Dat water belooft ons dat God ons bijstaat. Dat Hij ons moed geeft en kracht in onze angst en onzekerheid, vergeving als we zijn bezweken. En dat wij, als wij door het water van de dood gaan, bij hem een haven zullen vinden.

Kort na de ramp werd aan de kerk in Kortgene een nieuw doopvont geschonken want het oude was weggespoeld. Op de rand van dat nieuwe doopvont staat: Al uw golven en baren zijn over mij heengegaan. En zo was het. Het herinnert aan de strijd en de dood én het getuigt van geloof en leven. Want ook na de Ramp werden kinderen geboren. De littekens bleven maar het leven ging door. Mensen zochten en vonden nieuwe moed, nieuw geloof, om zich toe te vertrouwen aan de hachelijke onderneming die leven heet. En dat doen we nog steeds.

 

het oog van de storm

De wereld staat vast. Zij wankelt niet. Want God is in de hemel. Hij beheert de beschermende koepel boven ons. Voor sommigen is dat te ver, te hoog, te onbereikbaar; de hemel een plafond waar hun gebed niet  doorheen komt. Weet dan dat Hij ook een huis heeft. Een plaats om te wonen. Het is de plaats waar wij Hem zoeken en vinden. Voor Israël was dat de tempel. Voor de kerk is dat Jezus Christus. In hem woonde Hij onder de mensen en onderging Hij alles wat mensen lijden. Ook de storm van het lijden, ook de angst, ook de dood. In Jezus’ opstanding bevestigt God dat zijn macht werkelijk boven het geraas van de wijde wateren en de machtige baren van de zee uitgaat. Hij bewaart ons voor de dood.

 

Dat geeft rust. Een soort van kalmte, ook als het stormt. Elke storm heeft zo’n kalmte, het oog van de storm. Het is er windstil terwijl erom heen alles door raast. In de kern van onze grootste angst, midden in wat ons overkomt.. dáár is dat vertrouwen op God die de wereld in zijn hand houdt en nooit zal laten vallen. Bij tijd en wijle is ons bestaan levensgevaarlijk. Maar voor altijd is God daar. De wereld staat vast.

 

luisterlied: We will dance, The Bowery

https://www.youtube.com/watch?v=mrhMbJ-z3vo

We Will Dance | The Bowery | Official Lyric Video | 'Mountains & Valleys' Album

overweging op zondag 22 januari 2023    PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: Lucas 5: 27-39

 

koninkrijk en keuken

‘Elke kerk moet een eigen keuken hebben’. (Trouw, donderdag 19 januari 2023)

‘Want samen aan tafel, dat is inclusief, samen eten is altijd goed.’ Ds. Julia van Rijn, classispredikant voor de regio Zuid-Holland-noord sprak deze woorden bij de presentatie van een onderzoek onder kerkmensen. Punt van onderzoek was wat ‘men’ verwacht van de kerk, in tijden van corona, in de huidige crisistijd. En dat is: opkomen voor eenzame mensen, hulp bieden aan vluchtelingen, er zijn voor wie het niet breed heeft. Samen eten, een warme plek, een keukentafel waar zware gesprekken worden gevoerd met een bakje troost. De reden voor dit onderzoek is de jaarlijkse actie kerkbalans. Zoiets simpels als ‘er zijn’ kost namelijk geld. Al was het maar om de verwarming te laten branden. Daar hoef ik u niet op te wijzen.

 

Elke kerk moet een eigen keuken hebben. De kop werd besproken in De Huiskamer. Wat daar niet allemaal op tafel komt. En wat wordt er gegeten! De zondagse lunch. Tafeltijd. Broodjes knak bij de basiscatechese, het avondeten op woensdag, en de maaltijd met nieuwe Nederlanders waarbij afgelopen donderdag seuters en baklava naast elkaar op tafel staan. We eten om iets te vieren. We eten om verdriet te delen over een stoel die voortaan leeg zal blijven. We delen brood en wijn om te gedenken, om te ervaren hoe God ons nabij is. Samen eten: dichterbij het koninkrijk van de hemel kun je niet komen. Zo dromen de profeten het ons voor: God als gastheer van een feestelijke maaltijd, met uitgelezen gerechten,  belegen wijnen en een goed stukje vlees. En iedereen mag komen. Het is een droom bestemd voor de wereld, voor ooit, straks. (Jesaja 25:6-9)

 

Jezus heeft die profetische droom een letterlijke betekenis gegeven. Hij parkeert de droom niet als iets van de verre toekomst maar hij begint het gewoon te doen. Hij eet met jan en alleman, met tollenaars en zondaars. Hij trekt mensen naar zich toe die aan andere tafels niet welkom zijn. Kwade tongen noemen hem een veelvraat en een dronkaard (7:34) maar Jezus zegt: het koninkrijk van de hemel is nabij, het is al begonnen. En hoe kan Hij dat beter illustreren dan door te doen wat Jesaja voor zich zag: eten met mensen, brood en wijn delen. De tijd om feest te vieren en samen te eten is nu. Jezus deed dat met iedereen. Met de Farizeeër die hem uitnodigde voor een goed gesprek (Luc 7 en 14), met Levi, die afscheid nam van zijn oude leven, met vijfduizend mensen voor wie vijf broden en twee  vissen genoeg was ((Luc 9). En als Hij vertelt over de vader die zijn verloren zoon weer in de armen sluit, dan eindigt het met een feestmaaltijd. (Luc 15)  Keuken en koninkrijk horen bij elkaar.

 

Levi

Laten we een kijkje nemen in de keuken van Levi. Hij is tollenaar. Het is bijna niet mogelijk om daar iets positiefs over te zeggen. Hij is in dienst van de onderdrukkers, hij verzamelt de belasting voor de Romeinen. Een overloper. Tollenaars staan er bovendien om bekend dat ze meer eisen dan nodig, om zichzelf -zelfs ten koste van de arme mensen- te verrijken. (lees: Zacheus, Luc 19:8) Wie wil met zo iemand feest vieren?

We weten niet hoe Levi tollenaar is geworden. Misschien heeft hij stad en land afgelopen om een fatsoenlijke baan te zoeken maar is dat niet gelukt. Misschien heeft hij een hoekige persoonlijkheid en was hij al uitgekotst door zijn stadsgenoten voordat hij tollenaar werd. Misschien nam hij ergens in zijn leven een verkeerde afslag waardoor hij op het verkeerde pad belandde. We weten dikwijls niet hoe een mens kan dwalen. We mogen daarom best een beetje mild kijken naar Levi, of naar al die anderen met wie iets is misgegaan.

Lucas vat wat er gebeurt heel kernachtig samen. Levi zit. En hij staat op. Het lijkt een spiegelbeeld van wat hiervóór is gebeurd. Lucas verwijst er naar als hij schrijft: ‘Daarná vertrok Hij (Jezus) en zag bij het tolhuis een tollenaar zitten die Levi heette.’ Daarna.. na die verlamde man die door zijn vrienden bij Jezus werd gebracht door hem via een gat in het dak naar beneden te laten zakken. Jezus zette de man weer op zijn benen door te zeggen: Sta op en loop. Hij zei dat met zoveel kracht dat de verlamde man opstond en naar huis ging. Het is met diezelfde kracht dat Jezus nu tegen Levi zegt: Volg mij. Wie weet waarin Levi vast zat of wat hem tot dan toe verlamde… maar hij staat op, laat alles achter en volgt Jezus. Zijn tolhuis, de plek waar hij zat, de tafel waaraan hij zijn geld telde. Levi laat zijn oude leven achter. Hij is door Jezus weer op zijn benen gezet. Om dat te vieren en te bekrachtigen geeft hij een megafeest. En iedereen mag komen. Tollenaars. En anderen… die misschien wel net zo zijn als hij. Op het verkeerde pad, randfiguren, lamgeslagen. Die mensen die ‘zondaren’ worden genoemd door de Farizeeën en hun schriftgeleerden.

 

morren

Voor hen gold het motto: waar je mee omgaat word je mee besmet. Uit angst onrein te worden gingen zij beslist niet aan tafel met jan en alleman. Ze morren erover dat Jezus en zijn leerlingen dat wel doen. Morren, murmureren, een woord uit de Tora dat aangeeft hoe weinig vertrouwen de Israëlieten hadden in Gods leiding en zorg in de woestijntijd. Morren heeft te maken met uit het zicht verliezen dat er een einddoel is, een perspectief. Beloofd land. Koninkrijk van de hemel. De gewone mensen begrijpen het. Zij laten zich raken en overtuigen door Jezus’ woorden. En zelfs als hun situatie lamgeslagen is, staan ze op. Bevrijd. Vernieuwd. Ze gaan het anders doen voortaan. Want dat is de consequentie als je eenmaal bent geraakt door Jezus en hem wil volgen.

 

Jezus gaat in op het gemopper van de Farizeeën. Met alle goede bedoelingen die zij ook hadden, het hoog houden van het Joodse erfgoed en de religieuze tradities, zijn zij spreekwoordelijk geworden voor mensen die de letter van de wet aanhouden zelfs als barmhartigheid daardoor in het gedrang komt. Vroom, maar ook star en behoudzuchtig.

Als Jezus het dan toch wil hebben over inkeer, over bekering, waarom vasten zijn leerlingen dan niet?. Vasten is een uiting van rouw, van boetedoening. De Farizeeën doen het zelf ook, twee keer in de week. Want zo hoort het tenslotte.

Net zo goed als we de Levi’s onder ons kunnen aanwijzen, zullen we Farizeïsche trekjes herkennen in onszelf, bij anderen. Het ons willen houden aan de regels, het willen doen zoals het hoort, de heilige huisjes. Onze angst om te veranderen, oude zekerheden op te geven. Waardoor we in onze ijver de feestvreugde missen.

 

Jezus ontkent niet dat er zondaren zijn. Maar Hij neemt het voor hen op. Ze zijn als zieken die een dokter nodig hebben. Ze hebben genezing nodig, iemand die hen oproept te veranderen. Hij is bewogen om hen en doorziet hun verborgen verlangen om erbij te horen, om een ander leven te kunnen hebben. Hij bevrijdt hen en geeft hen hun plaats aan de tafel.

 

oude zakken

En dat is even wennen. Want zo was het nooit. Een Farizeeër naast een tollenaar.. het is ongehoord, ongedacht. Maar dat is wat Jezus doet. Dat is wat zijn verkondiging van het koninkrijk doet. Mensen in een nieuwe verhouding tot elkaar zetten. Een nieuwe interpretatie geven van de wet. Jezus’ komst luidt een nieuwe tijd in. Hij verricht geen lapwerk. Dat zou alleen maar scheuren opleveren. En de nieuwe klare wijn die Hij schenkt zou uit de oude zakken barsten. Zowel het oude als het nieuwe zou bederven en verloren gaan. Maar ja, eindigt de evangelist een beetje  bitter, iemand die oude wijn gedronken heeft, wil geen jonge. ‘Hij zegt immers: De oude is beter.’ Dat is de bittere ervaring van de jonge gemeente, later, als Jezus er niet meer is, en de scheiding tussen het oude joodse geloof en de nieuwe Jezusbeweging steeds groter wordt.

 

Pas op, werd in een van de exegeseboeken gewaarschuwd, pas op dat je de gemeenteleden geen oude zakken noemt. Het gaat niet over vernieuwingsprocessen in de gemeente. Over ergens voor of tegen zijn. Het gaat over het loskomen van frames, hokjes, waarin wij anderen plaatsen. O, dat is een tollenaar, een zondaar. Of: dat is een Farizeeër. Aan de tafel hebben we dezelfde honger: erbij willen horen, deelgenoot zijn. Gast aan tafel, kind aan huis bij God. Aan tafel oefenen we koninklijke waarden: zonder oordeel zijn, vergeving, geduld, verzoening. Want keuken en koninkrijk, die gaan altijd samen.

 

Lied bij deze overweging: Voor ieder van ons een plaats aan de tafel, NL 388

 

https://www.youtube.com/watch?v=HXmudUJYMxk

 

Voor ieder van ons een plaats aan de tafel,

voor ieder van ons schoon water en brood,

een veilige plek, een plaats om te schuilen,

een plaats in Gods licht als tafelgenoot.

Refrein:

Vol vreugde ziet God naar mensen die recht doen: zij scheppen geluk!

Vol vreugde ziet God naar mensen die recht doen: zij scheppen recht en geluk!

 

Voor ieder van ons een plaats aan de tafel,

voor iedere vrouw, voor iedere man.

Niet minder of meer, de een of de ander:

het delen van macht is deel van ons plan.

Refrein

 

Voor jong en voor oud een plaats aan de tafel,

want iedere stem geeft klank aan het koor.

Een hand zoekt een hand, de jongste de oudste;

ze vinden elkaar en niemand gaat voor.

Refrein

 

Voor ieder van ons een plaats aan de tafel,

beschadigd of gaaf, rechtvaardig of slecht,

en ondanks de pijn: een plaats van vergeving,

genadig begin van goddelijk recht.

Refrein

 

Voor ieder van ons een plaats aan de tafel,

van eerbied vervuld, van angsten bevrijd,

een plaats om te zijn, een plaats om te worden

getuige van Hem, een levend bewijs.

Refrein

 

Muziek: Frank van Essen (arrangement), Allard Gosens, Jan Willem van Delft en Sjoerd Visser

Tekst: Shirley Erena Murray 'For everyone born a place at the table'

Vertaling: René van Loenen

Melodie: Lauri True - A PLACE AT THE TABLE

Tekst en muziek: © Wild Goose, Iona

Vertaling: © Gooi en Sticht, Utrecht

overweging op zondag 15 januari 2023                PG De  Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: Jesaja 58: 6-10 en Lucas 4: 14-22

 

vandaag

Wat daar en toen gebeurde - een sabbat, in de synagoge van Nazaret - gebeurt ook vandaag. Mensen komen samen, zoals ze dat gewend zijn. Iemand staat op, slaat de Schrift open en leest voor. Mensen luisteren ernaar. De Schrift wordt gesloten en weggelegd en mensen kijken verwachtingsvol. Hoe zal deze tekst worden uitgelegd? Wat betekent het?

Het gebeurt vandaag net zo: het samenkomen, het lezen en luisteren, het verwachtingsvol afwachten. Zou het dan ook zo kunnen zijn dat de lezing die wij hebben gehoord in vervulling is gegaan? Want dat is wat Jezus zegt: Vandaag is de schrifttekst die jullie gehoord hebben in vervulling gegaan. Het is wáár geworden. Het zijn geen dode letters meer, ze leven.

 

oude woorden

Eerst maar eens kijken wát ze dan hebben gehoord.

Jezus heeft voorgelezen uit de profeet Jesaja.

De woorden van de  profeet gaan over een mens die zich geroepen weet door God, een mens met een missie om armen het goede nieuws te brengen, met gevangenen te spreken over hun vrijlating, om blinden zicht te geven en onderdrukten hun vrijheid. Het zijn oude woorden uit een vervlogen tijd. Het zijn woorden die tóen werden gericht tot de arme drommels die uit de ballingschap waren teruggekeerd en hun leven weer moesten opbouwen op de puinhopen die waren achter gebleven; een verwoeste stad, een verwoeste tempel en een verarmd geestelijk leven. Want veel beter dan tijdens de ballingschap hebben ze het niet. Ze zijn moedeloos. Goed nieuws, roept de profeet! God heeft jullie niet in de steek gelaten, ook al hebben jullie hem in de steek gelaten. Het is vergeven en vergeten. Hij begint opnieuw met jullie.

Het zijn oude woorden, oude beelden. Jesaja, op zijn beurt, valt ook terug op een oud beeld. Dat van het genadejaar. In de Tora wordt gesproken over een jubeljaar. Elk 50e jaar mag iedereen terugkeren naar zijn eigen grond, en zijn eigen familie. Als je het uit pure armoede hebt moeten verkopen, en zo een stukje van je geboortegrond en erfdeel bent kwijtgeraakt, zul je dat terugkrijgen in het jubeljaar. Wie zichzelf heeft moeten verkopen als arbeider zal in het 50e jaar zijn vrijheid terugkrijgen. Wie gevangen was door de omstandigheden is dan weer vrij. Het is het jaar dat mensen genadig zullen zijn voor elkaar, en voor de aarde. Zo staat het in de Tora (Leviticus 25:10vv) Zo’n jubeljaar is er nooit echt geweest. Het is een gedroomde situatie gebleven. Een wensdroom waar Jesaja op terugvalt om de toekomst te schetsen voor de beschadigde mensen van zijn tijd. Om hoop te geven, moed in te spreken, geloof te wekken.

En op zijn beurt zet Jezus de woorden van Jesaja in om verandering en vernieuwing aan te zeggen. Vandaag is wat jullie hebben gehoord in vervulling gegaan. De woorden zijn waar geworden. Voor de arme drommels van vandaag. Voor wie gevangen zit, voor wie geen zicht heeft, voor wie geen vrijheid heeft.

Een genadejaar, een tijd waar Gods zegen op rust. (in verschillende vertalingen vond ik: welbehagen, gunst, goedheid, aangenaam, welgevallig)

 

een nieuwe betekenis

Als wij de Bijbel lezen, luisteren, dan begeven we ons in een wereld die niet de onze is. Het is een andere tijd, een andere cultuur, een andere manier van leven en geloven. Toch is het geen plaatje van lang geleden, geen in de tijd bevroren beeld. We lezen de verhalen in de Bijbel omdat ze ook over ons gaan. Natuurlijk, we hebben er soms uitleg bij nodig. Omdat we niet altijd meteen de leefwereld begrijpen of de implicaties verstaan van wat er gebeurt, wordt gezegd of gedaan. Maar het gaat over mensen als wij. Mensen met geloof en ongeloof, met pijn, met vragen en verlangens. En soms raken wij elkaar, over de tijden heen. Als wij lezen en luisteren nemen we onszelf mee en soms herkennen we iets van onszelf of onze eigen situatie. Dan zijn wij het die ons op de proef gesteld voelen en aan het wankelen worden gebracht. Dan zijn wij dat verloren kind, of die barmhartige Samaritaan. Als wij onszelf herkennen, onszelf een plek geven in het verhaal, dan komt de wereld van de Bijbel tot leven in onze eigen wereld. Het woord komt in een zinnig verband met ons concrete geleefde leven en de Bijbel krijgt recht van spreken.

Voorlezen en horen is eigenlijk een heilig moment, een magisch moment. Omdat elke keer als wij de Bijbel openen, het gebeuren kan dat wij worden aangesproken.

Niet als een dode letter over lang vervlogen tijden en lang vergeten mensen. Maar als een levend woord dat iets te zeggen heeft. We worden aangesproken, toegesproken, tegengesproken, geraakt.

Jesaja wilde met zijn woorden toekomst openduwen en mensen in die vernieuwende beweging meenemen. Jezus doet dat opnieuw. Hij geeft de woorden een nieuwe actualiteit. En vandaag mogen de woorden zeggingskracht krijgen in óns leven. In ons geloven. Ze mogen hoop in ons wekken, de wil in ons doen ontwaken om er deel aan te hebben. Om er iets mee te dóen, om ons erdoor te laten veranderen.

 

Dichters kunnen het als geen ander samenvatten:

 

Boek, jij bent geleefd,

zeg ons hoe te leven.

 

In mijn letters staat geschreven

dat alleen de geest doet leven.

Licht en adem is de geest.

Daarom ben ik neergeschreven:

dat je zonder angst zult leven

wat je leest.*

 

Leven wat je leest. Dan wórdt het waar. Jezus heeft de woorden die Hij heeft voorgelezen ook voorgelééfd. Zijn optreden was bevrijdend; zijn woorden gaven uitzicht en inzicht. Hij sprak van vergeving. Hij wás het Woord in vlees en bloed.

dienaar van het Woord

Ik ben een dienaar van het woord, dat is een oude benaming voor de dominee. Ik dien het woord in de zin dat ik het open probeer te leggen, probeer te bemiddelen in dat heilige gebeuren tussen wat we horen en wie we zijn. Maar het reikt verder. Het Woord heeft dienaren nodig, namelijk mensen die zich laten gezeggen en aansporen. Mensen die zich eraan willen toevertrouwen, die toe willen laten dat zij worden gestuurd. Het Woord heeft mensen nodig die hun eigen belangen ondergeschikt willen maken aan het goede nieuws, die in dienst willen zijn van de goede zaak van Gods nieuwe wereld.

 

Boek, jij bent geleefd,

zeg ons hoe te leven.

 

Wou je leven met zovelen,

hier op aarde, moet je delen:

licht en adem, geld en goed.

Wie maar leeft om meer te krijgen

die zal sterven aan zijn eigen

overvloed.

 

Boek, jij bent geleefd,

zeg ons hoe te leven.

 

Mozes heeft de weg gewezen,

hoor de woorden der profeten:

licht en adem zal er zijn

als je mens wordt zoals Jezus:

liefde als een mens aanwezig,

wijn van liefde, brood des levens,

zoals hij.

 

*Huub Oosterhuis, in: Gezongen Liedboek, 1993, blz 530)

 

 

Jan 07, 2023

In de woestijn

overweging op zondag 8 januari 2023                  PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: Deuteronomium 5: 6-22a en Lucas 4: 1-13

uit het Nieuwe Liedboek: Een mens te zijn op aarde, 538

 

heb je een keuze?

Op Facebook kondigde ik het thema van de dienst aan: We lezen over Jezus’ verzoeking in de woestijn. Welke keuzes heb je als je bent teruggeworpen op jezelf? Heb je dan nog wel wat te kiezen. Onder het bericht ontspon zich een klein gesprek.

‘Je hebt nooit iets te kiezen, er wordt voor je gekozen’, schreef iemand. Het leven, met zijn bitter en zijn zoet, overkomt je terwijl je andere plannen maakt.  Of misschien bedoelde de schrijfster dat ons leven in Gods handen is en dat Hij de weg wijst naar de toekomst. Iemand reageerde daarop met een opmerking over de menselijke verantwoordelijkheid. Dus je hebt altijd wat te kiezen.

 

Eigenlijk hebben ze beide gelijk. Je hebt niets te kiezen. Het leven overkomt je grotendeels. Meestal door factoren die buiten ons bereik liggen. Plannen die je maakt worden zomaar doorkruist. Dromen die je droomt spatten uit elkaar. Het loopt altijd anders dan je had gehoopt of verwacht. De mens wikt, God beschikt.

 

Had Jezus wat te kiezen toen Hij in de woestijn terecht kwam. Hij werd er naar toe geleid door de Geest. Kon Hij niet anders? Of had Hij de behoefte om te overdenken wat er was gebeurd: hoe Hij gedoopt was en dat een stem uit de hemel zei: jij bent mijn geliefde Zoon. Ging Hij daarom naar de woestijn?

 

woestijn

Woestijn is Bijbelse beeldspraak. Het is de plek waar een mens naartoe vlucht, zoals Mozes dat deed. De plek waar een mens ronddwaalt, hopend op een betere tijd, zoals de Israëlieten, onderweg naar beloofd land. Het is de plek van de teleurstelling, waar Elia onder een struik kroop en bad dat hij dood was. Het is de plek waar Johannes de Doper zich terugtrok en sprak over omkeer, verandering. Het is er droog en dor, eenzaam en eindeloos. Er is niet veel voor nodig om daar terecht te komen. En meestal kies je er niet voor. Het overkomt je. Dat akelige nieuws dat je leven op zijn kop zet; die gebeurtenis die je niet zag aankomen of die onverwachte uitkomst van een beslissing die je nam. In die woestijn kom je jezelf tegen. Wie ben ik? Wat wil ik? Wat overkomt mij? Hoe overleef ik dit? Waar is God in dit alles?

En juist als je wordt teruggeworpen op jezelf word je geconfronteerd met de hoogten en diepten in jezelf. Je komt jezelf tegen in de heilige Geest én in de duivel, in je innerlijke krachten én in je angsten en zwakheden.

We kiezen niet voor die woestijn. Maar we hebben wel degelijk keuzes als we in een woestijnperiode terecht zijn gekomen.

 

 

 

Je hebt een keuze

Voor de leesclub van De Open Hof lees ik op dit moment De keuze, van Edith Eva Eger. Zij heeft haar eigen woestijnervaring gehad toen zij als zestienjarig joods meisje werd gedeporteerd naar Auschwitz. Zij onderging vreselijke dingen maar verloor zichzelf er niet in. Ik citeer uit haar boek: ‘We kunnen er niet voor kiezen om de duisternis te laten verdwijnen, maar we kunnen ervoor kiezen het licht te koesteren.’ (blz 186) Zij kiest ervoor om hoopvolle dingen te blijven denken, en zelfs te doen. In alles wat haar wordt aangedaan, in het geschreeuw en gecommandeer, blijft zij trouw aan zichzelf en vasthouden aan de hoop dat er een morgen zal zijn. En waar anderen verbitterd afscheid namen van God -waarom laat Hij dit gebeuren!? – hield zij zich eraan vast dat niet God de leiding had over de concentratiekampen. Ze wil zich niet verliezen in de gruwelen maar wil vasthouden aan God in haar verwondering, in de onschuld, in het goede in de mens, dat niet is gestorven. Zelfs niet in nazi-Duitsland.

 

Hoe kiezen wij, mens op deze aarde, in deze wereldtijd…. (NL 538) een tijd waarin we het nog nooit zo goed hebben gehad, terwijl tegelijkertijd de zorgen groot zijn. Wereldwijde zorgen, maar ook in de wereld van ons eigen huis, ons eigen gezin. Een mens te zijn…. dat is leven met dood, met vrede en strijd, met honger en dorst, vragen en angsten. Het test je. In de woestijn kan alles waar we in geloven, alles dat ons moed en kracht geeft, aan het wankelen worden gebracht. Het is een krachtproef; je kracht wordt op de proef gesteld. Geloof je er nog in, in jezelf, in toekomst, in God? Kun je je roeping trouw blijven – een mens te zijn- ? Wil jij het licht in jezelf koesteren? 

 

kiezen voor het licht

Als Jezus op zijn kwetsbaarst is, alleen, hongerig, voert hij tweestrijd met een tegenstem. Hij hoorde uit de hemel: Jij bent mijn geliefde Zoon. En nu klinkt de tegenstem: Áls jij de Zoon van God bent… als dat écht zo is.. door het zo te stellen is er ruimte gemaakt voor ja of nee, voor twijfel, voor onzekerheid over zijn roeping. Heeft Hij het echt gehoord? Wat is het waard? Kan Hij vertrouwen op die hemelse stem?

 

Lucas wil ons vertellen dat Jezus, zelf als Hij wordt getest, overeind blijft. Hij blijft trouw aan zichzelf, aan waar Hij in gelooft en trouw aan zijn roeping. Hij vindt zijn bemoediging in de Bijbel. Hij lijkt op ons, zegt de schrijver van de brief aan de Hebreeën. Net als wij is Jezus op de proef gesteld. Hij kent ons in onze zwakheid. Weet hoe kwetsbaar ons geloof is. Hij kent de demonen in ons die niets op hebben met geduld hebben of met volharden. Hij kent dat duivelse dat liever meteen de honger stilt, de leemte vult met een makkelijke oplossing, een doekje voor het bloeden. Jezus kent ons in ons verlangen naar macht, naar erkenning, gezien zijn. Hij kent ook onze zelfoverschatting, hoe wij soms het leven tarten. Jezus laat zich niet uitdagen. Het gaat hem niet om macht, niet om eer en overheersing. Het gaat hem om de macht van het kleine, het zachtmoedige. Hij zal ook niet God uitdagen om hem te redden met zijn engelen. Jezus is zuinig op zijn leven. God heeft hem nodig.

 

 

leid ons niet in verzoeking

Het was niet eenmalig. De duivel liet hem met rust, voor een tijd…. Jezus is meerdere keren getest. Door de mensen die hem vragen zich te bewijzen met een teken uit de hemel. Farizeeën en wetgeleerden zullen proberen hem uit de tent te lokken met moeilijke vragen. (oa Luc 10: 25; 11:16) Hij zal  trouw blijven aan waar Hij in gelooft. Tot het moment, vlak voor Hij wordt uitgeleverd, dat Hij doodsbang is en bidt: Neem deze beker van mij weg.. maar laat niet wat ik wil, maar wat U wilt gebeuren. (Luc 22:42) En dan komt er wél een engel om Jezus te helpen om het vol te houden.

 

Jezus kent ons. Hij weet dat we wankel zijn in ons geloof. Daarom heeft Hij ons leren bidden: Breng ons niet in beproeving (vertaling NBV’21) -leid ons niet in verzoeking-, maar red ons van het kwaad.  Er is geen roeping zonder test, zonder het voortdurend kiezen voor de juiste weg. Er is geen geloof zonder beproeving.

 

Wij mogen terugvallen op wat Jezus deed.

Sla Bijbelteksten op in je hart en vindt daar richting in en kracht. Blijf dicht bij God en vertrouw op hem. Onthoud je roeping: het brengen van Gods licht in de wereld. En zeg nee tegen de stemmen die je teruglokken de duisternis in. (Tom Wright)

overweging op zondag 1 januari 2023      PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: Numeri 6: 22-27 en Lucas 2: 21

 

anno Domini

Anno Domini. In het jaar van de Heer, gevolgd door een jaartal. Je ziet het wel eens op een gebouw staan. In een geschiedenisboek, of op een fles wijn. Anno Domini vertelt  dat de jaartelling ooit begonnen is bij de geboorte van Jezus. Het is een min of meer historisch gegeven, waar men overigens niet altijd meer gelukkig mee is. Het christelijk geloof is allang niet meer maatgevend. Maar vandaag wil ik deze woorden van harte gebruiken: Het jaar van de Heer 2023. En daartoe geven de Bijbellezingen direct aanleiding. Deze lezingen staan volgens de traditie van de kerk op het leesrooster als nieuwjaarsdag op een zondag valt. En ze gaan allebei over de naam. We beginnen dit nieuwe jaar onder het beslag van de naam van het kind. Jezus. God redt.

 

Volgens de Tora krijgt hij die naam op de achtste dag, als hij wordt besneden. Door de besnijdenis wordt hij opgenomen in het verbond tussen God en mensen. En in die naam komt zijn roeping mee; zijn bestemming klinkt er in door. Hij zal de mens zijn in wie de bevrijding van God zichtbaar wordt. Wáár wordt. Waarom op de achtste dag? Omdat dat altijd weer de eerste dag is, maar dan vernieuwd, op verhoogde toon. Zoals de achtste toon van de toonladder altijd weer de eerste is. God is begonnen met zijn schepping en die wordt in elk mens voortgezet. In elk kind. Dat is wat we vierden met kerst; dat God in kind opnieuw begint. ‘Zolang God kinderen in ons midden zendt,

heeft hij zich nog niet van ons afgewend.’*

 

Vandaag, op de eerste dag van het nieuwe jaar, op de achtste dag na de geboorte van Jezus, vertelt zijn naam van een goed begin, van een altijd durend nieuw begin, dat ook nog eens ergens toe leidt. Zijn naam verbindt ons met God en met Gods bedoeling met deze wereld. Zijn naam onthult het wezen van God, Die van zichzelf heeft gezegd: ‘Ik ben die er zijn zal. Ik zal er zijn.’ (Ex 3:14) Alleen al daarop te vertrouwen maakt dat dit een jaar van de Heer zal zijn. Hij zal erbij zijn. Ons leven zal in zijn hand zijn. Dat is wat we meekrijgen in de zegen, elke zondag weer. Gods naam wordt over ons uitgesproken; zijn nabijheid en betrokkenheid wordt ons toegezegd.

 

‘Moge de Heer u zegenen en beschermen’

In de Bijbel heeft zegen altijd een concrete betekenis. ** Het heeft te maken met je vrouw en je kinderen, met een gezegende leeftijd mogen bereiken, met de hoeveelheid schapen, goud en zilver. Zo was Abraham was een rijk gezegend mens. Het is die zegen waar God volk naar uitziet als ze ronddwalen door de woestijn.

Zegen is aards. Want God heeft de aarde aan de mens gegeven, de mensen aan elkaar gegeven. Van al die goede gaven mogen we genieten. Het is een zegen dat we gezond zijn. Het is een zegen dat we een goed inkomen hebben, dat we de rekeningen kunnen betalen. We mogen God daarvoor danken omdat niets daarvan vanzelfsprekend is.

Aan dat laatste wil het nog wel eens ontbreken. In tijden van nood weten we God sneller te vinden dan wanneer het ons goed gaat. Sowieso leven we in een tijd waarin succes, welvaart, en zelfs gezond zijn, worden gezien als eigen verdienste, iets waar we hard voor werken. De valkuil is dat mensen dan vooral aan zichzelf  denken, vooral voor zichzelf zorgen. En daarbij de zorg voor de ander en de zorg voor de aarde verwaarlozen. Mozes waarschuwt zijn volk er al voor. Als jullie straks rijk gezegend zullen zijn, met een land dat overvloeit van melk en honing, een goed land met beken en waterstromen waar het aan niets zal ontbreken  vergeet dan God niet. Vergeet zijn geboden niet. Vergeet de zorg om elkaar niet. (Deut 8)

Dát komt in deze zegenbede mee. Wees gezegend met al het goede van de aarde en wees beschermd tegen de vloek die meekomt met welvaart. Gods neemt ons in bescherming tegen onszelf.

 

‘Moge de Heer het licht van zijn gelaat over u doen schijnen en u genadig zijn’

Het licht van Gods gelaat, wat zou dat zijn? Ik kwam uit bij Psalm 119. ‘Toon aan uw knecht uw lichtend aangezicht, wijs mij de weg van uw verordeningen.’ (vers 51) Gods gezicht licht op in de Tora, in de tien geboden. Gods gezicht is te zien in hoe mensen met elkaar omgaan. In hun trouw aan elkaar, en in hun betrouwbaarheid. In hoe zij omgaan met hun ouders, met de ouderen. In hoe zij omgaan met hun kinderen. Daar waar zijn geboden handen en voeten krijgen, krijgen zij ook een gezicht. Zijn gezicht.

Moge dat licht in ons schijnen, door ons heen schijnen. Laat het zo zijn dat mensen aan ons aflezen hoe God is. Hij licht niet op in veroordeling of afkeuring, Hij verbergt zich niet in eigenbelang, maar is in barmhartigheid, in zachtmoedigheid. Wie zó in het leven staat, liefdevol en trouw, zal genade vinden in de ogen van God en mensen. (Spr 3:3-4)

Dat in onze goede daden het woord van zijn genade mag opgaan. **

 

‘Moge de Heer u zijn gelaat toewenden en u vrede geven’

De zegen die wij meekrijgen is vooral bedoeld om tot zegen te zijn. Mooi gezegd. Een goed voornemen zo aan het begin van een nieuw jaar. Maar het komt niet altijd uit de verf. We zijn niet altijd genadig naar elkaar. We komen er niet genadig van af. Niet in onze eigen ogen. Hoe zal God dan naar ons kijken? Wie zal Hij zien?

Anders dan tussen mensen is Gods liefde voor ons onvoorwaardelijk. Hij ziet  voorbij aan de schone schijn die we ophouden; wat we hebben of hebben bereikt interesseert hem niet. Waar we in elkaars ogen zoeken naar respect, waardering, erkenning, hoeft dat bij God allemaal niet. We hoeven ons niet anders voor te doen. Hij negeert het beeld dat we van onszelf neerzetten en peilt ons hart en onze gedachten. Hij houdt van ons zoals we zijn, ook als we niet van onszelf kunnen houden; ook als teleurstellen, falen. Hij zal ons zijn gelaat toewenden. Hij ziet ons staan en bevestigt ons: Ik heb jou gewild en geschapen. Vind vrede in jezelf en met jezelf want Ik heb vrede met jou. Ik heb jou nodig omdat de wereld jou nodig heeft. Er is een taak die alleen jij kunt doen. Wees sterk en doe het. Wees niet bang want Ik zal bij je zijn.

Moge de Heer u zijn gelaat toewenden is zoiets als de blik ontmoeten van je trotse ouders, is de knipoog van iemand die je kent, de veelzeggende glimlach van je geliefde. Je mag er zijn. Als God zijn geloof in ons te allen tijde bewaart, hoe zouden wij het dan ooit kunnen verliezen?

 

Anno Domini 2023

Het jaar van de Heer 2023 is vandaag begonnen. We zijn gezegend met zijn naam. En dat die naam geen holle belofte is lezen we af aan Jezus, God zal ons redden is zijn Naam. Iemand stuurde mij een nieuwjaarswens die gaat over de mens die Hij was, de mens die God ook in ons ziet.

 

Wat ik je wens

nu alles herbegint:

dat jij je weg weer vindt

in ’t labyrint der dagen.

Men zal je weer

met aandrang vragen

een luisterend goed mens te zijn,

die waakt en zorgt

en mensen heelt

van buiten en van binnen,

die diep verborgen pijnen deelt

en door belangeloos te beminnen

de aarde vriendelijk maakt.

Wat menselijk en heilig is

ligt rakelings bij elkander.

Blijf lief en heilig onderweg,

een toevlucht voor de ander. ***

 

* Het kind, Muus Jacobse, in: De doortocht. Gedichten. 1936

**God, die leven, Ad den Besten, in: NL 718:4

*** Nieuwjaarswens, Marcel Weemaes, CssR

 

Voor deze preek heb ik dankbaar gebruik gemaakt van het boek Numeri, boek van de woestijnjaren, Jonathan Sacks, Skandalon 2022

overweging op kerstmorgen 2022           PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

‘Soms moet je van ver komen’

 

uit de Bijbel: Matteus 2

tekst: Het kleine meisje Hoop, Charles Peguy

 

wijzen

Het blijft vreemd om ze ‘magiërs’ te horen noemen.

Ik houd het dan ook op wijzen. Want wijs dat zijn ze.

Om sterren te kunnen lezen moet je je in het donker begeven.

En het lijkt me een vorm van wijsheid om in alles wat wij als duisternis ervaren te speuren naar lichtpuntjes. Het lijkt me wijs om je te laten leiden door iets hoopvols.

We leven in een tijd waarin harde woorden klinken.

Een wereld vol ‘finniks*’, want iedereen vindt wel ergens wat van en steekt dat niet onder stoelen of banken. Nieuwe initiatieven, ideeën van dromers en idealisten worden overstemd door cynische geluiden. Zachte stemmen, andere meningen, worden nauwelijks nog gehoord door alle boze stemmen en snoeiharde oordelen. Ik heb nog nooit zo goed leren begrijpen wat polariseren betekent als in deze tijd. En wat zijn we soms cynisch. We hebben wijze mensen nodig, hoopvolle mensen. Onze tijd schreeuwt om mensen met hoop. Om hoop die gegrond is en die het daarom ook houdt in alle lawaai en geweld, in alles wat er op ons afkomt.

 

‘Stuur je me af en toe een beetje hoop’ vroeg iemand. Een mooie tekst of zo, of een lied om te luisteren. Ze had het nodig dat haar voorraad een beetje werd aangevuld.

Want hoop, dat moet soms van ver komen. Het is niet hetzelfde als optimisme. Het is niet: we zetten de schouders eronder en we gaan ervoor. Hoop is dat ding met veertjes dat neerstrijkt in je ziel. **  Het is een kleine vlam die in ons brandt. En dat vlammetje heeft het soms vreselijk moeilijk. Het wankelt, dreigt neer te slaan maar weet dan toch weer op te staan. ***   Het is de strohalm waaraan we ons vastklampen, volgens de Psalmen. Wat ons ook wordt aangedaan door het leven, wat ons ook overkomt, we houden het niet uit zonder een klein beetje hoop op beter, op vrede, op beterschap, op lichte dagen. Als een klein meisje neemt het ons bij de hand en trekt ons voorzichtig mee. En als het nodig is, sturen we elkaar een klein beetje hoop. Dan houden we elkaar vast.

 

Want er zijn godzijdank altijd mensen die het wél hebben. Die hoopvol het donker afspeuren naar licht. Die -wijs als ze zijn- op weg durven gaan en hun reis laten bepalen door het spoor van licht. Even lijkt het een dwaalspoor te zijn. De ster wijst de weg naar Jeruzalem.

 

 

 

 

je moet soms van ver komen

Had de ster niet meteen de weg naar Bethlehem kunnen wijzen? Heeft de hemel zich vergist? Nico ter Linden kan het mooi omschrijven. Hij vertelt: Het is een geen astrologische ster, maar een theologische. ‘En het laatste wat die ster wil is aan Jeruzalem voorbij gaan, want Israël is en blijft geroepen om de volken van de wereld de weg naar God te wijzen.’ (Het Verhaal gaat 2, 186) 

De hogepriesters en schriftgeleerden hadden het ook kunnen weten. Maar die weten het hoopvolle teken aan de hemel niet op de juiste waarde te schatten. Er is er niet een die zegt: wacht even, ik ga met jullie mee! Ze blijven zitten waar ze zitten. Kennelijk is het niet alleen de bestudering van de Schrift die ons hoop geeft. Het zit hem ook in het tussen de regels door kunnen lezen en in de wereld van vandaag ontdekken waar de Bijbel wáár wordt. Het wordt hoopvol als de woorden tot leven komen en joú tot leven brengen, in beweging zetten.

De wijzen komen in beweging. Ze vinden hun oriëntatiepunt in een ster die wijst op de geboorte van een koning die vrede zal brengen. Ze komen van vér; van het oosten trekken zij naar het westen. Ze zijn bereid om afstanden te overbruggen. Ze laten zich niet uit het veld slaan als blijkt dat ze op het verkeerde spoor zitten maar ze bijten zich vast in hun missie.

Zou dat de kracht van de hoop kunnen zijn? Dat mensen over hun eigen schaduw heen stappen en de afstand naar de ander overbruggen; dat er naar elkaar wordt geluisterd, dat we ons welwillend toewenden naar de ander, als het moet van oost naar west. Dat is niet alleen wijs. Het zou magisch zijn.

 

klein en onooglijk

We hoeven er niet veel van te verwachten. Niet té veel. We hoeven alleen het begin maar te zien en te vertrouwen dat het gaat groeien. Dat kleine meisje hoop. Ze is zwak, soms bang. En eigenlijk onooglijk.

Toch is het is wijs om in dit kind de vervulling van een belofte te zien. De wijzen herkennen iets van God op die onlogische plaats, op dat onverwachte moment. Ze zien er wat in: God is mens geworden. Hij is zichtbaar geworden in al wat menselijk is. In het kleine en onooglijke, in het kwetsbare, in al wat mensen mensen maakt. Daar is God. Ze wantrouwen het teken niet. Er is geen twijfel. Geen scepsis: is het echt híer? Finnik geen plaats voor God… Er is geen cynisme: moeten we het hiérmee doen? Finnik ik te armoedig voor een koning….. Nee, vol vreugde bewijzen zij het kind eer en zonder voorbehouden geven ze hem hun geschenken.

 

Soms moeten we door de knieën om er iets van mee te krijgen. Van dat hoopvolle. Soms moeten we door de knieën om iets van God te ontdekken. Het vraagt van je dat je andere tekens opzij durft te schuiven als niet ter zake doende. Het teken van het paleis in Jeruzalem, de macht van koning Herodes. De wijzen lieten zich er niet door verblinden.

 

Maar als je er oog voor krijgt, kom je dat kleine meisje van de hoop vaker tegen dan je zou denken.

En als je er oog voor hebt, zul je zien dat de wereld in ieder kind opnieuw kan beginnen. In onze eigen kinderen en kleinkinderen. Maar ook in de kinderen die opgroeien met het geweld in Syrië, die na negen maanden oorlog in Oekraïne op de wereld komen. Want:

‘Nog altijd komt het kind tot jou en mij. Zolang God kinderen in ons midden zendt, heeft hij zich nog niet van ons afgewend.’****

 

Ik zeg niet dat het makkelijk is, maar laten ook wij proberen overeind te blijven tegenover wie van kwade wil zijn. Laten we staande blijven in de waan van de dag en blijven op de weg van het licht. Onverstoorbaar als de wijzen. Zij luisteren naar wat de koning hun opdraagt en vervolgen hun weg van licht. Maar als zij door de hemel erop worden gewezen dat zij niet langs Jeruzalem moeten teruggaan, laten zij zich corrigeren.

Het is nu eenmaal zo dat wie Jezus eenmaal heeft ontmoet niet meer de weg van de minste weerstand kiest; of de weg naar het kwaad. Langs een andere weg gaan ze terug. En komen ze thuis.

 

Want het is dat kleine meisje hoop

- je ziet het zwak zijn, bang zijn, beven,

je denkt soms dat het zo onooglijk is -

het is dat kleine meisje hoop

dat de mensen zien laat, zien soms even,

wat in het leven mogelijk is.

 

*Finnik is een woord van Lenette van Dongen, uit haar theatershow ‘Dat doet ze anders nooit’.

** Hope is the thing with feathers, Emily Dickinson.

*** uit: Het kleine meisje hoop, Charles Peguy

**** Het kind, Muus Jacobse, in: De doortocht. Gedichten. 1936

 

---- 

Het geloof waar ik het meest van hou, zegt God, is de hoop.

Geloof, dat verwondert me niet.

Ik ben overal zo zichtbaar aanwezig,

in de zon en de maan en de sterren aan de hemel

en in 't gewemel van de vissen in de rivieren,

en in alle dieren,

en in het hart van de mens, zegt God,

dat het diepste is

en het meest in het kind

dat het liefste is

dat ik ooit heb geschapen.

In alles wat boven en onder is

ben ik zo luisterrijk aanwezig,

dat geloven, zegt God, in mijn ogen geen wonder is.

 

Ook liefde verwondert me niet, zegt God.

Er is onder de mensen zoveel verdriet,

soms niet te stelpen,

dat je toch vanzelf ziet

hoe ze elkaar moeten helpen.

Ze zouden wel harten van steen

moeten hebben als ze voor één

die tekort heeft het brood

niet uit hun mond zouden sparen.

Nee, liefde, zegt God, dat verwondert me niet.

 

Maar wat me verwondert, zegt God, is de hoop.

Daar ben ik van ondersteboven.

Ze zien toch wat er in de wereld allemaal omgaat

en ze geloven dat het morgen allemaal omslaat.

Wat een wonder is er niet voor nodig

dat zij dat kleine hoopje hoop nooit als overbodig ervaren

maar met voorzichtige gebaren

in hun hand en in hun hart bewaren,

een vlammetje dat keer op keer weer

wankelt en dreigt neer te slaan

maar altijd weer weet op te staan,

en nooit wil doven.

 

Soms kan ik mijn eigen ogen niet geloven.

Geloof en liefde zijn als vrouwen.

Hoop is een heel klein meisje van niks.

Zij stapt op tussen de twee vrouwen

en iedereen denkt: die vrouwen houden

haar bij de hand, die wijzen de weg.

Maar daarvan heb ik meer verstand,

zegt God, ik zeg: het is dat kleine meisje hoop

dat al wat tussen mensen leeft

hun heen en weer geloop

licht en richting geeft.

Want het is dat kleine meisje hoop

- je ziet het zwak zijn, bang zijn, beven,

je denkt soms dat het zo onooglijk is -

het is dat kleine meisje hoop

dat de mensen zien laat, zien soms even,

wat in het leven mogelijk is.

 

Het geloof, zegt God, waar ik het meest van hou,

de liefde waar ik het meest van hou, is de hoop.

Geloof, dat verwondert me niet. Liefde, dat is geen wonder.

Maar de hoop, dat is haast niet te geloven.

 

Ikzelf, zegt God, ik ben ervan ondersteboven.

 

PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

overweging in de kerstnacht: Het moet ergens beginnen

 

uit de Bijbel: Jesaja 9:1-6a en Lucas 2: 1-20

 

een ander kerstverhaal

Groep 8 is dat jaar aan de beurt om het kerstspel te verzorgen tijdens de schoolviering. De meester verdeelt de rollen. Peter moet de herbergier maar wezen. De drukteschopper van de klas, geen hoogvlieger. Wat er van die jongen terecht moet komen. Hij is ook groot en fors. De meester zal wel gedacht hebben dat Peter met zijn postuur de woorden uit het kerstspel kracht kan bijzetten en Jozef en Maria de toegang tot de herberg kan weigeren.

Op de avond van het kerstspel zit de zaal vol. Het moment breekt aan dat Jozef en Maria aankloppen bij de herberg in Bethlehem. Peter zwaait de deur open en vraagt: Wat willen jullie? Jozef vraagt om onderdak, voor hem en zijn zwangere vrouw. Heeft u niet een klein plaatsje voor ons, mijn vrouw moet bijna een kindje krijgen. De herbergier luistert en aarzelt. Hij kijkt naar Maria en dan weer voor zich uit. Daar zal je het hebben, hij is zijn tekst kwijt. De meester fluistert het indringend voor:

Nee, ga weg!

Nee, ga weg, zegt Peter gehoorzaam na. Jozef en Maria keren om en gaan langzaam weg. Peter staat hen na te kijken in de deuropening. Opeens roept hij: nee, niet weggaan. We vinden wel een plekje! Neem anders mijn kamer maar. De andere spelers zijn boos. Peter had zich aan de tekst moeten houden. Het kerstspel is mislukt. Je kunt de geschiedenis niet herschrijven.

Maar de vraag die het kerstverhaal aan ons stelt, elk jaar weer, is juist of wij wél de teksten willen herschrijven; de vraag is of wij willen afwijken van het script dat voorligt.

 

alles ligt vast

Het script ligt vast.

Waar Quirinius het bewind over de Romeinse provincie Syrië voerde, heerst nu al elf jaar oorlog. Syriërs wonen in vluchtelingenkampen in de regio of trekken naar veilige landen. Het is een oorlog die we bijna vergeten zijn omdat sinds februari het geweld en het machtsvertoon zo dichtbij is gekomen. Het is niet moeilijk om in onze tijd keizers aan te wijzen.

Het script ligt vast. Ook vandaag worden er kinderen geboren, zonder een thuis, onder armzalige omstandigheden. Negen maanden na het begin van de oorlog in Oekraine worden de eerste oorlogsbaby’s geboren. In Jeruzalem is nog altijd geen vrede. Er kloppen nog altijd mensen op deuren die gesloten blijven. Tenzij…. iemand zich niet aan zijn tekst houdt.

Tenzij iemand de rol die hem of haar is toebedeeld weigert nog langer te spelen. En iets anders doet, iets hoopvols zegt. In verzet komt. Protesteert. Alles om een verhaal dat vast ligt open te breken.

 

Ook ons eigen verhaal kunnen we zo vertellen dat het lijkt of alles vastligt, geen beweging te krijgen in dat vastgelopen verhaal van ons. We houden onszelf voor dat het nooit beter wordt dan dit. Dit grote verdriet, deze mislukking, we zullen nooit meer gelukkig zijn. We kunnen ons verhaal vertellen vanuit de moedeloosheid, de wanhoop. Of juist vanuit de berusting, de onverschilligheid. Zou het niet geweldig zijn als iemand zich dan niet hield aan zijn rol en iets totaal anders zei of deed; als iemand jouw verhaal zou vertellen vanuit het perspectief van de hoop.

 

het moet ergens beginnen

Onze God neemt geen genoegen met verhalen die hopeloos zijn; hij neemt geen genoegen met mensen zonder hoop, met een wereld zonder vrede. Zijn eerste woord, zijn eerste daad, was ‘Licht!’ En daarmee veranderde meteen alles. God houdt zich niet aan het script. Als menselijkerwijs de mogelijkheden zijn uitgeput, als er een impasse is ontstaan, als de dood dreigt, dan houdt God de weg open. Hij brengt verandering als alles het oude liedje is. Hij houdt zich niet aan teksten die mensen spreken. Hij speelt een andere rol. Licht in het duister. Goedheid in kwaad. Leven in dood. God is als Peter.

Tegelijkertijd is God helemaal niet als Peter, want God houdt zich altijd aan zijn Woord.

De geboorte van Jezus is daarvan een sprekend teken. In dit kind, in deze mens, verbindt God zich aan de mensen, voor altijd en eeuwig. Dát vieren we vanavond.

 

Maar op die dag, lang geleden, had bijna niemand er erg in. Het vond allemaal plaats in een klein hoekje van de provincie Syrië, in dat kleine landje Israël, in het onooglijke plaatsje Bethlehem, ergens in een obscure stal. Het moet ergens beginnen. Dat moet ook Lucas hebben gedacht toen hij zijn goede boodschap begon te schrijven. ‘En het geschiedde’ schreef hij. Er begon iets te dagen. In dat grote rijk van Augustus lichtte iets op dat tegen alles in zou gaan. Iets dat inging tegen de gevestigde orde.

 

Gelukkig was er een engel bij om ons uit de droom te helpen. Anders hadden we er nooit van geweten. Zo’n klein begin was het. Een teken eigenlijk, een vingerwijzing van wat er vanaf dat moment mogelijk zou zijn.

Er moest zelfs een hemels leger aan engelen aan te pas komen om de goede boodschap voor het voetlicht te brengen. Vrede op aarde voor de mensen die God liefheeft! Gelukkig dat ze er waren en dat de herders het lied hoorden en er hun conclusies uittrokken: kom, laten we gaan zien wat we hebben gehoord. Het moet ergens beginnen. Dan maar bij herders. Dat zal dat kind tenslotte ook worden; goede herder.

 

Het verontrustende van het kerstverhaal is dat het je makkelijk kan ontgaan. Dát het ergens is begonnen. Dat het nog steeds ergens kán beginnen. Je ziet maar zo de hoopvolle tekenen over het hoofd. In het geweld van alle wereldnieuws, in de ruis van alle nepnieuws, kan het goede nieuws je maar zo ontgaan. Iets van vrede laat zich niet eenvoudig benoemen als harde woorden en geweld zo nadrukkelijk aanwezig zijn. En als het gaat over je eigen zorg en zeer, dan moet je maar net oog en oor hebben voor dat kleine hoopvolle, liefdevolle, dat tot jou probeert door te dringen.

Het is dan ook kwetsbaar. Niet voor niets is het teken een kind. Het moet de kans krijgen om te groeien. Om ons met al zijn kwetsbaarheid en hulpeloosheid te raken in ons hart; Het moet de kans krijgen om aanspraak te maken op onze tederheid.

 

Je moet het misschien ook wel wíllen zien. Er spreekt zoveel tegen. Het donker van de nacht. Het ontheemde van zijn geboorteplaats, de armzaligheid van zijn slaapplek. Hoe zou zo’n baby nu het verschil kunnen maken?

Toch hebben de herders er méér in gezien. Als ze weggaan bij het kind loven en prijzen ze Gód. Ze hebben hém gezien.

 

een ander verhaal

Het kerstverhaal wil ons niet vertellen dat alles gaat zo als het gaat en dat er nooit iets zal veranderen. Al vertelt het wereldtoneel misschien van wel. Kerst nodigt ons uit om aangeleerde teksten te vergeten. Om vanuit ons hart te acteren. Dus zet een eerste stap in een vastgeroeste situatie. Wees ook eens de minste en doe een poging tot verzoening. Doe iets onverwachts, verras een ander en verbaas jezelf. Laat je niet souffleren door wat anderen zeggen of vinden maar open je hart. Het moet tenslotte ergens beginnen. Waarom dan niet vanavond, hier bij ons.

overweging op zondag 18 december 2022            PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

4e zondag van Advent

 

uit de Bijbel: Lucas 2: 22-40

 

oud is later

Ik zat te wachten in de wachtkamer. Tegenover mij zat een oudere man met een klein jongetje. Een voor een wees het naar de mensen in de wachtkamer. Kijk, daar, een oma. Nog een oma. En een opa. Het wees ook naar mij: Kijk, een oma. Later, wie weet….

 

Later*

word ik een lieve oude vrouw

mild en wijs

mijn ogen verraden binnenpretjes

en wie met verhalen komt

vindt een geduldig oor

en allen zijn me even lief

want het leven

heeft van mij

een vredig mens gemaakt

ja, laat ik dat eens doen.

 

Deze tekst is niet van mijzelf maar het geeft het wel zo ongeveer weer. Later…. als ik écht oud ben. Weet u dat ik mensen tegenkom die ook zo denken. Die zichzelf, ondanks hun respectabele leeftijd, niet oud vinden. Want oud, dat zijn altijd anderen. Oud, dat klinkt als afgeschreven, als verval. Oud, dat is al die dingen die je niet wilt zijn. Afhankelijk. Stilgezet. Oud, dat is voor later.

 

Als je het goed tot je laat doordringen zijn Simeon en Hanna twee zwaargewichten in het geloof. Voorbeeldig. Simeon wordt rechtvaardig en vroom genoemd. Twee eretitels. Hij leeft verwachtingsvol. Net als Hanna, een profetes. Zij is altijd in de tempel om God dienen door te vasten en te bidden. Mastodonten, overblijfselen van een tijd die voorbij is. Kom daar nog maar eens om bij jonge mensen. Vele ouderen zijn teleurgesteld, of bitter, over de geloofsinspanningen van de jongere generatie. Verdrietig over afgehaakte kinderen. Sceptisch over vernieuwingen. Andersom willen jonge mensen ouderen nog wel eens afserveren. Vergrijzing wordt geproblematiseerd maar zou er ook waarde in kunnen zitten?

Simeon en Hanna, de eerste generatie voor Jozef en Maria met hun pasgeboren kind, houden ons een prachtige spiegel voor over de waarde de oudere generatie. En indirect dus ook over de waardering vóor die generatie.  

 

We zien ze hier op dit schilderij van Rembrandt. Er zijn veel details te zien: de voegen van de vloer, de hoge ruimte; de aandacht voor  de kleding en hoofddeksels, het zachte licht op de hoofdfiguren. Het vakmanschap spat er vanaf. Misschien wel vanuit Rembrandts verlangen zich te bewijzen. Wij zijn toeschouwers en kijken vanaf een afstand naar het tafereel. Zien Simeon met het kind. De figuur die we op rug zien is waarschijnlijk Hanna. De afstand die we ervaren kan ermee te maken hebben dat Rembrandt dit schilderde toen hij 25 jaar jong was. Wat weet je dan van ouder worden….

 

troost

Laten we kennis met hen maken.

Simeon staat in de traditie van zijn volk. Vroom wil ook zoiets zeggen als zorgvuldig in de omgang met de wet. Hij zal daar niet zo snel mee rommelen. Simeon ziet ook uit naar de tijd dat God Israël vertroosting zou schenken. Daarmee wortelt hij in het geloof van zijn voorvaderen; in de profeten die hardop droomden van een tijd van vrede die zou aanbreken. Niet alleen voor Israël. Nee, Israël zou als een licht de andere volken voorgaan. (lees bijv Jes 2:2v, 42:6 en 60) Dat die belofte boven het menselijk leven hangt, dat is de troost waar Simeon uit leeft.

Eigen aan Simeon is dat hij die troost niet voor zichzelf verwacht. Hij verwacht die voor Israël. Datgene waar hij zelf zo’n behoefte aan heeft, verlangt hij ook voor anderen. Voor de generatie na hem. Troost van God zelf. Een troostende God.

Veel ouderen hebben in hun leven veel doorstaan. Ze zijn op de proef gesteld. Hebben verlies geleden, verdriet gehad. Zij weten wat lijden is; én wat het betekent om dan geen troost te hebben. Zij hebben, zo mogen we hopen, hun levensvertrouwen gevonden en behouden, ook toen zij het moeilijk hadden. Het geloof van hun ouders vóór hen hebben zij zich eigen gemaakt. Hun geloofsleven heeft zich verdiept, hun anker heeft de vaste grond gevonden. Het is een kostbare schat voor hen zelf. Een belangrijke levensbron voor als de dagen komen die moeizaam zijn. Het is ook een schat die zij mogen delen met de wereld om hen heen, met de jongere generatie, waar velen het zo moeilijk hebben. Een generatie die, net als zij, op zoek is naar hoop en troost; en in een tijd die er om schreeuwt. Dat is niet iets voor later als je oud bent. Dat is voor nu.

 

Kijk naar Hanna. Als je gaat rekenen moet ze haast wel 105 zijn. Zij ziet het kind ook en herkent daarin de toekomst van God. Zij spreekt met iedereen over dit kind; met iedereen die uitziet naar de bevrijding van Jeruzalem. Met iedereen die moegestreden is, of bang. Met iedereen die wanhopig is of er helemaal niet meer in gelooft. Want als Lucas dit alles opschrijft is het ergens tussen het jaar 70 en 90 na Christus. De generatie waartoe hij behoort heeft gezien dat de tempel, waar Simeon het kind zegent,  is verwoest door de Romeinen. En de  stad Jeruzalem, waarvoor Hanna bevrijding verwacht, wordt belegerd door Romeinse soldaten vanuit de burcht Antonia.

Tegen alles in blijft Hanna spreken over bevrijding. En dat op haar leeftijd.

 

verwachting

Je zou kunnen denken dat wie ouder wordt niet veel meer te verwachten heeft. Maar Simeon heeft alles te verwachten. Hij heeft zijn hele leven gewacht, verwacht. Hij leeft in de wetenschap dat hem iets te wachten staat, het is een open bestaan. Anders is er ook niets te zien of te ontdekken. Maar daar moet je wel in opgevoed worden. Je moet de verhalen kennen, die hoop op die vertroosting geven. Anders is er niets te zien dat geloofd kan worden. Ouderen mogen die verwachting doorgeven. De verhalen vertellen aan hun kinderen, kleinkinderen. Zij mogen doorgeven dat er altijd toekomstperspectief is. Simeon herkent dat perspectief in het kind in zijn armen. En hij zingt ervan. Met eigen ogen heb ik redding gezien, een licht geopenbaard aan de heidenen, tot eer van Israël uw volk. Hij heeft een glimp van Gods koninkrijk opgevangen in dat kind. Want zo is het; wij vangen glimpen op. Wij zien, soms even. (Huub Oosterhuis)

 

Simeon heeft de vlam van de hoopvolle verwachting niet alleen voor zichzelf brandend gehouden. Het is niet gedaan, nu híj de messias heeft gezien. Nu anderen nog. Nu de volgende generatie nog. De verwachting die Simeon koestert is de hoop van de lange adem, de lange duur. Het is de hoop die overeind is gebleven, ook ná teleurstellingen. Het is de hoop die de inzet van jongeren weet te waarderen. Die zich zorgen kan maken over wat er gebeurt in de samenleving en tóch niet wanhopig wordt. Het is de hoop die kan relativeren. Die de pijn erkent en het er toch op waagt om opnieuw te beginnen. Het is alles wat wij verwachten in de geboorte van Jezus en wat uitloopt in zijn dood en opstanding. Díe hoop en verwachting bewaren ouderen in zich. Daarop mogen jongeren hen aanspreken.

 

zien met het hart *

‘Met eigen ogen heb ik de redding gezien’ zingt Simeon. Rembrandt maakte er nog een prachtig schilderij bij. Het is zijn laatste schilderij. Na zijn dood werd het in zijn atelier gevonden. Het was nog niet helemaal af. De vrouw in de schaduw, waarschijnlijk Maria, is er door iemand anders bij geschilderd. ‘Met eigen ogen’ staat er en toch schildert Rembrandt Simeon met blinde ogen. Het kind rust op zijn gestrekte armen. Zijn handen in gebed bij elkaar. Niet met zijn ógen maar met zijn hart herkent Simeon de messias.

Anders dan het eerste schilderij is het ontdaan van alle toeters en bellen en terug gebracht tot de kern. Waarom zou de schilder zich nu nog moeten bewijzen?

Er is geen afstand meer maar identificatie. Misschien lezen we er te veel in maar zou Rembrandt het zo ook hebben beleefd; dat hij kon zien met het hart. En dat je dan andere dingen ziet; dat er dan andere dingen belangrijk zijn.

Hij verloor veel te vroeg zijn geliefde vrouw Saskia en overleefde zijn zoon Titus. Toen hij stierf was hij failliet. Het leven heeft hem hard behandeld. In het licht van de naderende dood is dit schilderij bijna een belijdenis. Hij portretteert Simeon, of zichzelf?,  als een mens die niet alleen voor het leven de troost en de hoop heeft gekoesterd maar ook voor de dood. In zijn biddende handen draagt hij de schat van de troost en de verwachting. Rembrandt schilderde een open bestaan.  

Later

zal ik de troost bieden

die mij goed deed

de verwachting delen

die mij gaande hield

en mijn handen openen

voor de hemel.

 

*’Later’. Corja Bekius, Een blauwe tuin, Kampen 2002, p.41

*’Zien met het hart’. Dit zei de vos tegen de kleine prins, Antoine de Saint-Exupéry

Page 7 of 18