Apr 19, 2021

Grote goedheid

overweging op zondag 18 april 2021            PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

derde zondag van Pasen: Misericordia Domini

 

Tienertalk: Random Acts of Kindness

https://www.youtube.com/watch?v=d0QXif2Ojeo

 

uit de Bijbel: Psalm 33 en uit het Nieuw Liedboek: De aarde is vervuld, NL 650

 

De aarde is vervuld van goedertierenheid

Willem Barnard schreef deze versregel bij de naam van deze zondag, die weer uit Psalm 33 komt: ‘de aarde is vol van de goedertierenheid des Heeren.’ In de Nieuwe Bijbelvertaling lezen we: ‘van de trouw van de HEER is de aarde vervuld.’ Maar het mooist vind ik zelf ‘Overal op aarde zie je zijn goedheid.’ (BGT)

Niet iedereen zal het even makkelijk kunnen nazeggen. Je kunt er zelfs schamper over doen: de aarde vol van goedheid, kijk eens om je heen! De aarde is van heel andere dingen vervuld. Mensen zijn vooral vol van zichzelf; de aarde is vol van ellende. Eigenlijk té vol, waardoor je je af kunt vragen hoe lang het nog goed blijft gaan. En als de aarde vol van Gods goedheid is, waarom kan een mens dan zo keihard uit zijn geluk vallen?

Het is moeilijk, zo niet onmogelijk, om God te blijven zien in de schepping -hoe wreed kan die niet zijn? Als een storm losbarst en voor overstromingen zorgt of als er hardvochtige hitte en droogte heerst waardoor alles kapot gaat. Als Parkinson je leven binnensluipt of kanker; je krijgt een kindje dat meteen geopereerd moet worden of je vader of moeder verlangt naar de dood maar blijft in leven, en dat gaat gepaard met pijn en verlies van waardigheid. Hoe goed is dan die schepping en waar herken ik dan Gods goedertierenheid? Voor niet weinig mensen is dit een reden om God de rug toe te keren. Of eigenlijk moet ik zeggen: zij hebben het gevoel dat God hén de rug heeft toegekeerd.   

 

Gods goedheid is te groot voor het geluk alleen

Psalm 33 is een lied over de schepping, over de Schepper. Hij heeft de hemel gemaakt met een enkel woord; omdat Hij ze riep zijn er sterren. De aarde heeft Hij tevoorschijn geroepen door de zee haar plaats te wijzen. Die aarde heeft God bestemd als de woonplaats voor de mensen. Met díe ogen kijken we óók naar de wereld om ons heen. We zien de bloeiende magnolia’s en we horen de merels. We zaaien een moestuinmaatje van de supermarkt en verwonderen ons over dat dappere sprietje groen dat tevoorschijn piept. 

Kom op, roept de Psalmdichter, juich, zing, speel op je lier of je harp. Want de echo van het woord waarmee Hij alles heeft geschapen hangt nog in de lucht. Het galmt na en is om ons heen als recht, als liefde en trouw. Als goedheid. En die goedheid is te groot voor het geluk alleen. Zij gaat in alle nood door heel het leven heen.

Ik ben me daar intens van bewust als ik voorga in een uitvaartdienst. Heel vaak vraagt de familie dan om lofliederen. Liederen over Gods goedheid. En zijn nabijheid. Omdat in alle verdriet we beseffen dat wat ons overkomt niet Gods wil is, maar dat het ook niet buiten Hem omgaat. Hij ziet het. Hij is erbij.

 

‘Vanaf zijn troon houdt Hij het oog op allen die de aarde bewonen’ lazen we in Psalm 33. God op zijn troon. Daar kun je van alles bij bedenken. Ongenaakbaar. Onbenaderbaar.

Ik houd het bij een gedicht van J.B. Charles dat heet ‘Een kleine psalm’.

Hij alleen zou met een grote sigaar

in de mond op straat mogen lopen,

met de duimen in zijn vest,

want Hij is God.

Maar Hij doet het niet

want Hij is God.

 

Allerhóógste noemen we God. Bedenk eens wat de consequenties zijn als Hij de Allerhoogste is. Er is niets boven God. Hij hoeft dus niet omhoog te kijken. Er is niets naast Hem, want er is niets aan Hem gelijk. Hij hoeft dus ook niet om zich heen te kijken. Dan blijft over dat hij vanuit de hemel naar beneden kijkt en de mensen gade slaat. Vanuit de hoge ziet God des te beter wie de door de diepte gaan, wie toeven in het graf, wie godverlaten zijn. Tot waar je niet dieper en donkerder kunt, is Gods goedheid bij mensen. Het zijn juist deze woorden over Gods goedheid en het menselijk geluk die vaak gekozen worden voor boven een overlijdensaankondiging. Hoe moeilijk de woorden misschien te doorgronden zijn, ze spreken de taal van ons hart.

 

de Naam

Wat is dan toch die goedheid van God? In het Hebreeuws staat het woord ‘chesed’. Een woord dat zich slecht met maar één woord laat vertalen. Het is goedheid, vriendschap, genade, weldadigheid, trouw, liefde…

We komen het veel tegen in de Psalmen, waar mensen in nood bidden om die goedheid. Of ervoor danken; voor zijn trouw aan de mens, wat er ook gebeurt. Maar het is niet de mens die dit predicaat aan God geeft. Hij geeft het aan zichzelf. Als Hij een verbond sluit met Mozes belooft God: Ik bewijs mijn liefde tot in het duizendste geslacht (Lees maar: Ex 20: 6, Deut 5: 10)

 

En als Mozes God wil zíen van aangezicht tot aangezicht, als Mozes wil weten: met wie hebben wij nu eigenlijk te maken, dan roept God zijn Naam uit. ‘De Heer ging voor hem langs en riep uit: ‘De Heer! De Heer! Een God die liefdevol is.’ (Exodus 34:6) 

Goedheid is een deel van Gods identiteit. Daarmee wil Hij gekend en aangeroepen zijn. Wil Hij trouw blijven aan zichzelf, dan moet Hij ook trouw zijn aan de mens. Kenmerkend voor deze chesed, deze eigenschap van God, is dat het initiatief altijd van Hem uitgaat. We hoeven er niets voor te doen of te laten. Het valt ons onverwacht, soms onvermoed, toe. Net als de schepping, die in Psalm 33 wordt bezongen, is Gods goedheid een creatieve daad.  In die zin dat het begint vanuit het niets. Het is geen reactie ergens op maar het komt vanuit God. En het roept iets op. Het doet iets ontstaan. Wat er ontstaat? Gods verbondenheid met de mens. Met mij. Goedheid is dus een van de manieren waarop God zich openbaart; en er een relatie ontstaat. Het is een verbondswoord. We mogen God eraan houden.

Juist als het geluk ons uit handen wordt geslagen. Het is immers in de woestijn dat Hij zich hierop vastlegde. Het is in barre en dorre tijden dat Hij belooft dat Hij goed voor ons zal zijn. En het is dan ook in barre, dorre tijden dat we ervan zullen zingen.

 

We krijgen de Naam niet in handen,

niet zomaar in de mond,

we leren ermee leven,

dat is een vreemd verbond,

 

lopen door een woestijn,

cactussen onder en boven

de stekelige zon,

lopen niet te geloven

 

maar gaandeweg ontdekken

de Naam die bij je is

en dan een lied aanheffen,

een blij of wanhopig gedicht.

(Jaap Zijlstra)

 

This entry was posted in Preken