overweging op zondag 25 september 2022            PG De Open Hof ~  Oud-Beijerland

 

We staan stil bij Israëlzondag.

 

uit de Bijbel: Prediker 4: 7-12 en Matteus 18: 15-20

 

(niet)goed

Ik maak me zorgen. Deze tijd, met alles dat er gaande is in de wereld ervaar ik als zorgelijk. Waar moet het naartoe? Hoe zal de wereld eraan toe zijn als mijn kinderen kinderen krijgen? Ook dichtbij zijn er voor zoveel mensen onzekerheden, de boodschappen, de energierekening, huisvesting. Grote thema’s die steeds nadrukkelijker gezichten krijgen van mensen die met hun verhaal, hun zorg, naar buiten treden. Hoe moeten we dat keren?

Wat dat betreft kan ik Prediker goed volgen in zijn relaas over leegte, zinloosheid. Hij slaat de wereld gade en doordenkt wat hij ziet. Mensen die kwaad doen kunnen straffeloos hun gang gaan; goede mensen gaan gebukt onder hun lot. Er is onrecht, onderdrukking. Hij wordt er niet vrolijk van en hij vraagt zich af wat het allemaal voor zin heeft. En gelukkig, hij is geen cynicus of pessimist. Hij geeft ook zin aan dat vluchtige leven van ons.

Om zich heen kijkend ziet Prediker iemand die helemaal alleen is. Hij werkt hard en spaart zijn geld op. Maar voor wie doet hij dat? Met wie zal hij het delen? Aan wie laat hij het na? Beter kun je met z’n tweeën zijn.

 

Beter twee dan een. Dat is als een opdracht van den beginne meegegeven in de schepping. Dag na dag zag God dat het goed was. Tof, veelbelovend. Er zat toekomstmuziek in. Behalve in de mens; want die was alleen. ‘Het is niet goed dat de mens alleen is, ik zal een helper voor hem maken’, een mens aan zijn zijde, een mens tegenover hem.

(Genesis 2:18 ‘Ook had de Heere God gesproken: Het is niet goed, dat de mens alleen zij; Ik zal hem een hulp maken, die als tegen hem over zij.’Statenvertaling)

Wie kan er zonder een mens die antwoord geeft; een mens die luistert naar je verhaal. Wie kan er zonder een kritische blik of steun? Góed is het als mensen samenleven. (Lees Psalm 133.) Samen leven daar gaat zegen van uit. Daar is de Heer bij.

 

Beter twee dan een. Dat klinkt logisch en toch staat die constatering van Prediker ook ver van ons af. Want we hebben al te vaak genoeg aan onszelf. We willen best ergens bij horen maar op onze eigen voorwaarden. Samen leven doet een beroep op ons waar we helemaal niet op zitten te wachten: rekening houden met elkaar, inleveren op onszelf.

Dat is niet iets van alleen deze tijd. Op een vreemde manier ervaar ik het als troostend dat het in de eerste christengemeenten al moeizaam was. Het begon vanuit de idealen: ‘elke dag kwamen ze trouw en eensgezind in de tempel, braken het brood bij elkaar thuis en gebruikten hun maaltijden in een geest van eenvoud en vreugde.’ (Handelingen 2:46) De realiteit bleek weerbarstig want toen de gemeente groeide en er naast Aramees-sprekende gelovigen ook Grieks-sprekende gelovigen bij kwamen begon het geklaag dat de een zich achtergesteld voelde bij de ander. Eensgezindheid wordt al ingewikkelder als we een andere taal spreken, een andere achtergrond hebben. (Handelingen 6)

Matteus schrijft voor een gemeente die die spanning ook kent. Zij bestaat uit Joden, die christen zijn geworden. De gemeenteleden staan met één been in de synagoge; ze hebben zich daar nog niet van losgemaakt. Loslaten is moeilijk. Elkaar vasthouden ook.

 

beter

We zien het op alle levensterreinen: samenleven als opdracht is geen makkelijke. En toch: het is níet goed dat een mens alleen is. Het is béter, zegt Prediker, om met zijn tweeën te zijn. Voor de goede orde: dit gaat dus niet over trouwen of samenwonen. Het is niet zo dat je pas dan mens bent als je een partner bent. Het betekent dat een mens alleen in relatie tot anderen tot zijn recht komt: vrienden, toevallige voorbijgangers, partners, ouders, familieleden, gemeenteleden. Je bent altijd met draadjes verbonden aan anderen. En die draadjes, het feit dat jij wordt gezien, gehoord, toegesproken, tegengesproken, geholpen, geliefd, díe maken jou mens. Twee of drie draadjes.. dan krijg je een koord dat niet snel stuk te trekken is. Een stevig basis voor samen leven.

 

Mensen hebben mensen nodig. Prediker benadert het vanuit een soort welbegrepen eigenbelang. Als je valt, is er altijd iemand om je op de been te helpen. Je hebt geen koude voeten en als je wordt aangevallen, sta je samen sterker. Praktisch egoïsme.

Dat het zoveel méér is, weten we natuurlijk ook. We zíjn graag mensen die nodig zijn. Happy to help. Dat geldt voor ons allemaal, vermoed ik. Andersom wordt het voor velen lastiger. ‘Ik kan het zelf’. Toen onze dochters dat gingen zeggen, waren we trots op hen. Maar hebben we hen een dienst bewezen door vooral dáár de nadruk op te leggen?

‘Ik wíl het zelf’, hoor ik van mensen die ouder worden. Zelfstandig blijven. Vooral niet afhankelijk. Soms klinkt het alsof ze een vies woord uitspreken. We helpen graag iemand overeind die gevallen is, maar zelf leunen we liever niet op iemand. We zijn liever niet kwetsbaar of zwak in de aanwezigheid van anderen.

Ik probeer het voor mezelf altijd om te draaien: als iemand mij zou vragen om iets voor haar te doen, dan zou ik dat met alle liefde doen. Zou die ander dat dan ook niet voor mij willen doen? En zou dat niet een heilzaam evenwicht zijn? Dat ik niet alleen leer om een helper te zíjn, maar ook een helper te hébben? Als een plant die je af en toe draait naar het licht om recht te groeien, moet ieder mens zo ook niet af en toe van positie wisselen? Zou dat niet beter zijn?

Voor mij zegt het ook iets over mijn relatie tot God. Hij is mijn helper, mijn tegenover. In relatie tot hem zal ik altijd niet alleen degene zijn die verantwoordelijkheid draagt maar ook degene die afhankelijk is, kwetsbaar.

 

best

Samenleven geeft verantwoordelijkheid naar elkaar. Ook als een broeder of zuster tegen je heeft gezondigd. Als je bent beschadigd door de ander, als je tekort bent gedaan. Want dat is zonde: dat je je doel mist als mens; dat je in de relatie -welke dan ook- tekort bent geschoten, dat door jou het samen leven onder druk is komen te staan omdat je leefde voor jezelf. Paulus noemt dat ‘de oude mens’.

Die laat zich leiden door hebzucht, hartstocht. Die is onbetrouwbaar. De ‘nieuwe mens’ daarentegen, de mens die met Christus leeft, daar kun je van op aan. Die leeft mee, is vriendelijk en geduldig, zachtmoedig ook. Die is verdraagzaam en vergevingsgezind. Dat is de mens op haar best.

Ze zitten allebei in ons. Die oude en die nieuwe mens. Ze komen in de beste families voor. En ook in de gemeente van Christus. En als het gebeurd dat een broeder of zuster tegen jou heeft gezondigd, laat dan al jouw inspanning erop gericht zijn om hem erbij te houden. Doe moeite voor hem, voor haar. Eerst in een persoonlijk gesprek. Dat vraagt moed. En geduld om te luisteren naar het verhaal achter de zonde.

Doe nog meer moeite en vraag er desnoods twee getuigen bij. Dat maakt je kwetsbaar want ook jij moet dan met de billen bloot. En als het écht moet, doe dan nog meer moeite en leg het voor aan de gemeente. Want wat er is tussen jou en je broeder of zuster mag de gemeenschap met elkaar niet verzieken. Beter wordt de pijn openbaar gemaakt, dan dat het onderhuids blijft etteren. Hoe vaak zien we dat niet gebeuren. Dat onderhuidse spanningen verdriet geven, narigheid. In gemeenten, in families, overal waar mensen samen zijn. Zo moet het niet. Het beste is het om samen onder ogen te zien wat er fout is gegaan. Zodat je elkaar binnenboord houdt, de gemeenschap in takt blijft. Zodat het leefbaar blijft en je verder kunt. In de kerk heet dat ‘tucht’. Niet voor niets is dat verwant aan ‘tocht’. Samen op weg zijn. God gaat ons daar in voor. Als herder die het verlorene zoekt is Hij er altijd op uit om mensen te bewaren.

Als twee of drie zo samen optrekken, ook in moeilijkheden, dan is God daar bij. Hij zal niet vragen met hoeveel we zijn maar verzekert ons dat Hij daar is waar mensen eensgezind zijn.

Niet goed is het als een mens alleen is. Zeker niet als de tijden ons zorgen baren.

Beter is het om samen te zijn.

Dat haalt het beste uit ons allemaal en er rust Gods zegen op.

overweging op zondag 11 september 2022   PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

In deze dienst stond het afscheid nemen, herbevestigd worden en aantreden van taak- en ambtsdragers centraal.

 

uit de Bijbel: Psalm 19: 8-17 en Lucas 10:25-37

 

Drie reizigers reden op hun kamelen door de woestijn. Plotseling hoorden zij een stem die hen riep: kom van je kameel af en kniel neer op de grond. Angstig gehoorzaamden zij de stem. Vul nu je handen met zand en klim weer op je kameel. Rijd door naar je bestemming maar open je handen niet. Zij haastten zich om te doen wat de mysterieuze stem hen had opgedragen. Na uren rijden bereikten zij de volgende oase. Zij openden hun handen en ontdekten dat ze geen zand vasthielden maar juwelen. O, riepen ze uit, hadden we maar geweten dat het niet zomaar woestijnzand was, dan hadden we veel meer meegenomen.

 

Lijkt het leven niet soms op een woestijn. Leeg en richtingloos. We zijn onderweg, maar af en toe zijn we zo gelukkig dat we een stem horen die ons roept. We luisteren wel maar met een half oor, met een hoofd dat veel te vol is, met een halfslachtig hart. Veel te veel bezig met andere zaken. Maar er komt een moment dat we ontdekken dat elk moment een schat had kunnen zijn. (gevonden op torah.org/learning/tehillim-ch19)

 

De hoofdrolspelers in de gelijkenis van Jezus laten die ontdekking aan zich voorbij gaan. Op hun weg vinden ze de kans om een medemens te zijn. Ze kunnen een held zijn in het verloren verhaal van die voor dood achter gelaten man.

Ze hebben het zand in hun handen maar geven het niet de kans om het tot een schat te laten worden. De priester kent de Tora. De Leviet kent de Tora. Wie niet? Zou je bijna zeggen. Want de wetgeleerde die bij Jezus komt vraagt naar de bekende weg. Wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwig leven? Wat moet ik doen wil mijn leven díe kwaliteit hebben die iets zegt over het koninkrijk van de hemel. Ze hebben het antwoord in hun handen. Ze weten het allang. Ze doen alleen niets met die kennis.

 

Hoe vaak hebben wíj de kans laten liggen om iets goeds te doen, om van betekenis te zijn? Hoe vaak hebben we niet gedacht dat we het zand in onze handen hadden kunnen omzetten in iets veel kostbaarders? Herkennen wij het moment wel voldoende wanneer we geroepen worden om medemens te zijn?

We hebben goud in onze handen met Gods wet. Levenskracht, richtlijn, wijsheid, vreugde voor het hart, licht voor de ogen. Zoeter dan honing. Begeerlijker dan goud. Wie ermee leeft, wordt rijk beloond.

 

God heeft zijn wil geopenbaard in de Tora. Maar we lezen er ook in wie Hij wil zijn. En hoe Hij bij ons betrokken wil zijn. Door te horen en te doen wat Hij zegt komen we dichtbij hem. Dichtbij God zijn, dat gevoel dat je overvallen kan als je boven op een berg staat, of bij een prachtige zonsopgang. Dáárin herkennen we niet alleen God, maar we ervaren hem ook. Dát gevoel, zegt de Psalmdichter, dát gevoel maar dan nog mooier en sterker, dát hoort ook bij het doen van Gods wet. Hij is het Woord. Jij bent het Antwoord. Als jij er bent voor een ander, komt de Eeuwige daarin als de Ander mee.  

 

Degene die het goede voorbeeld geeft komt uit onverwachte hoek. De Samaritaan laat zich leiden door wat er op zijn weg komt. Of wie. De mens die daar ligt laat hem niet onbewogen. Hij kreeg medelijden. Hij voelde wat voor die arme man.

Medemens word je niet alleen door je te realiseren wat je moet doen. ‘De Heer uw God liefhebben en uw naaste als u zelf.’ Alleen het wéten is te weinig. Dat kan dus misgaan. Vastlopen in theoretische discussies. Wat bedoel je dan met liefhebben? Of: ‘Wie is dan mijn naaste?’ 

 

Het begint met weten wat je moet doen. Maar het vindt zijn focus in empathie, in meevoelen met de ander. Wat je uit je hoofd best weet, landen in je hart. En zijn weg vinden naar je handen, je voeten, je daden. Juist omdát je met je hoofd best weet wat je moet doen voor dat eeuwige leven, zou het je moeten raken als je in een situatie komt die vraagt om liefde. Het zou je niet onbewogen moeten laten als een mens lijdt, tekort komt.

Want medemens word je als je durft te struikelen over de ander, als je je wilt laten ophouden onderweg naar iets anders, als je je het lijden van de ander aantrekt. Dán proef je iets van dat eeuwige leven, de hemel op aarde.

 

Wat moet ik doen? Over het algemeen weten we dat best. En we weten best van onszelf wanneer we aan de overkant voorbij gaan. Wie wil ik worden? Die vraag wil deze gelijkenis vooral stellen. En of we beseffen dat we daartoe voldoende in handen hebben.

overweging op zondag 28 augustus 2022            PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: Psalm 23 en Marcus 6:30-44

 

het zal mij nooit aan iets ontbreken

Wat heeft een mens nodig?

Toen Jezus zijn leerlingen twee aan twee op weg stuurde om overal het goede nieuws van zijn koninkrijk te vertellen mochten ze niets meenemen voor onderweg. (Marcus 6:7vv) Geen reistas, geen geld, geen extra kleren. Zelfs geen brood. Dat hadden ze niet nodig. Hebben ze de ervaring opgedaan dat je je geen zorgen hoeft te maken over wat je zult eten of waarmee je je zult kleden als je je inzet voor Gods koninkrijk? Hebben ze er gaandeweg op leren vertrouwen dat dat wel goed zou komen en dat ze geen gebrek zouden kennen? Het blijkt dat Gods gezondenen (dat betekent het woord ‘apostel) toch nog iets moeten leren. In het verhaal worden de twaalf eerst apostel genoemd, maar later in het verhaal -als het er op aankomt-  zijn ze weer leerlingen. Het was een waardevolle stageperiode maar ze zijn nog niet klaar. Ze moeten nog leren wat een mens nodig heeft. Wat zíj nodig hebben.

 

Nu komen ze terug. Vol van verhalen, zo stel ik me voor. Ze hebben vast veel gezien, veel gehoord. Er is een groot beroep op hen gedaan. Ze waren zo opgegaan in hun zorg om mensen dat ze zelfs niet aan eten toegekomen waren. Jezus neemt hen mee naar een afgelegen plaats om alleen te zijn, om uit te rusten en op krachten te komen. Een plek waar het stil is. Zo’n plek waar we allemaal op zijn tijd naar toe moeten. Waar je de stem van je eigen hart weer kunt horen; waar je je kunt openstellen voor Gods stem. Een plek om te bidden, om op te laden. Want wie altijd maar doorgaat, raakt op den duur opgebrand. Wie altijd maar geeft en zorgt, heeft uiteindelijk niets meer om te geven. En het vuur waarmee je je inzette dooft. De apostelen hadden geen tijd gehad om te eten maar ze waren er misschien ook niet aan toegekomen om hun ziel te voeden met brood voor het hart. Om zich te laven aan het water van rust.

 

herder

Jezus laat zich meetrekken door de grote menigte mensen die hen is gevolgd. Het zijn er beslist meer dan vijfduizend geweest. (De Griekse tekst spreekt van 5000 mannen; Matteus voegt eraan toe ‘vrouwen en kinderen niet meegeteld’.) Zoveel! Ze hebben Jezus nodig. Zoals schapen een herder nodig hebben. Want daar ontbreekt het hen aan. Aan sturing en zorg, aan iemand die weg wijst en al die losse elementen tot een geheel samenbindt.

Het Oude Testament resoneert mee in dit verhaal.

Het roept de herinnering op aan Mozes. Als hij aan het eind van zijn leven is, vraagt hij God om iemand aan te stellen die het volk kan leiden, zodat het volk van de Heer niet wordt als een kudde schapen zonder herder. (Numeri 27:17vv) En God zegt dat Mozes Jozua de hand moet opleggen en hem leider van het volk moet maken. Jozua. In het Grieks is dat ‘Jezus’. Hij is de samenbinder van Godswege.

Jezus is herder zoals God dat bedoeld heeft. Een góede, in tegenstelling tot slechte herders, slechte leiders die niet het welzijn van de schapen op het oog hebben. (Ezechiel 34) De herder van Psalm 23; van ‘He shall feed His flock like a shepherd’. (Jesaja 40:11 / The Messiah, G.F. Händel) Niet alleen voor deze mensen maar voor álle mensen zal Jezus zo’n herder zijn.

En Jezus -zo staat er- onderwees hen langdurig. Voedsel voor hun hart en hun ziel, leeftocht voor onderweg. Maar de avond valt. En uiteindelijk heb je niet alleen voedsel nodig voor de ziel maar ook voor de maag.

 

wat een wonder

Het wordt laat en de leerlingen dringen er bij Jezus op aan dat hij de mensen weg stuurt.  Maar Jezus zegt: ‘Geven jullie hun maar te eten.’ Maar moeten zij dan voor tweehonderd denarie brood gaan kopen? Een half jaarsalaris? Wie heeft dat bij zich? De leerlingen zetten in op het tekort, op het gebrek. Maar als dat het beginpunt is, zal er altijd te weinig zijn. Wie zijn uitgangspunt zoekt in wat er ontbreekt, zal niet snel uitkomen bij genoeg.   

Jezus vertrouwt op het genoeg. Wat is er wél. En hij begint gewoon met delen. Duidelijk zichtbaar, met geheiligde gebaren. Hoorbaar in zijn zegen over brood en vis.

Iedereen zag wat hij ging doen en begreep. Iedereen at en werd verzadigd. Er was zelfs nog over.

Wat een wonder. Als kind zag ik voor me hoe Jezus van die vijf broden maar bleef uitdelen. Jezus als wonderdoener.

Wordt het wonder er minder om als we zeggen: iedereen pakte toen uit zijn tas wat hij of zij had meegenomen voor onderweg en deelde dat met wie naast hem zat? Gelet op de actuele situaties in ons land zou het een geweldig wonder zijn als wij met ontferming bewogen naar de menigte zouden kijken en hen te eten zouden geven. Het zou niet minder dan een wonder zijn als wij tot een eerlijke verdeling zouden kunnen komen van alle brood en vis op deze aarde; Het zou een geweldig wonder zijn als wij Jezus zouden navolgen in zijn gebaren van zegenen en delen en gehoorzaam zouden zijn aan de opdracht: Geven júllie hen maar eten. Dat zou de vervulling betekenen van de belofte die Jezus deed in de Bergrede: Gelukkig zijn zij die hongeren naar gerechtigheid. Want zij zúllen verzadigd worden.

 

het groene gras

Bijbels gezien heeft honger meerdere lagen. Het manna in de woestijn, brood uit de hemel, leerde dat een mens niet leeft van brood alleen maar daarnaast ook uit Gods hand eet, van zijn woorden leeft. Als wij bidden ‘Geef ons heden ons dagelijks brood’ bidden wij om oneindig veel meer dan een boterham. Dan bidden wij God om dat wat nodig is om een dag als zijn mens te leven. Om inzicht. Om kracht. ‘De bede Geef ons vandaag het brood dat wij nodig hebben’ volgt niet voor niets op ‘laat uw koninkrijk komen, laat uw wil gedaan worden op aarde…. zoals in de hemel’. (Matteus 6:9vv) Geef ons wat wij nodig hebben om uw wil te doen, met het oog op uw koninkrijk.

 

Wat daar gebeurt, op die stille plaats, is niets minder dan een voorproefje van dat koninkrijk. Jezus brengt orde in de chaos van mensen door hen te laten zitten in groepen. In het groene gras. Voor ieder een plekje in de grazige weiden van God. En verzadigd zíjn ze. Gezien in wat ze nodig hebben.

 

Opvallend genoeg besluit dit verhaal niet met zoiets als ‘velen kwamen tot geloof’ of ‘de mensen stonden versteld en eerden God’. De menigte lijkt eerder een figurantenrol te spelen. Niet de menigte maar Jezus’ leerlingen moeten hier iets van leren.

Meteen hierna volgt het verhaal van de storm op het meer. Jezus’ leerlingen zijn vreselijk bang en blijven in die angst hangen, zelfs als Jezus over het water naar hen toe loopt.

Het wondere teken was niet genoeg om hen te laten zien en geloven dat Jezus zelf brood is voor de mensen. En dat het hen nooit aan iets zou ontbreken.

 

hij brak het brood

Niet voor niets vertelt Marcus dit verhaal zó dat het vooruitgrijpt op die andere, laatste maaltijd. Ook dan neemt Jezus het brood, spreekt het zegengebed uit en breekt het brood en deelt het uit. (Marcus 14:22) Neem hiervan, dit is mijn lichaam.

Je zou kunnen zeggen, uiteindelijk schoot Jezus tekort. Want Hij stierf. Maar hij heeft in zijn leven alleen maar ingezet op het grote tegoed dat mensen hebben bij God. En Hij heeft ook vanuit zijn eigen tegoed gedeeld, wijsheid, liefde, zijn leven, zelfs zijn lichaam. Gebroken als brood. Levensbrood, want ons geloof dat Hij is opgestaan en leeft voedt ons vertrouwen dat wij zullen leven, al zijn wij gestorven.

 

Wat heeft een mens nodig?

Wat heb je meer nodig dan gast te zijn aan de tafel van de Heer. Met een beker die overvloeit van goedheid. Van genade. Wij eten vandaag zoveel meer dan een stukje brood. En we drinken zoveel meer dan alleen een slokje druivensap. We voeden ons met wat we nodig hebben om te leven als mensen van God en om het goede nieuws van zijn koninkrijk te delen in woorden en gebaren. 

overweging op zondag 21 augustus 2022            PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

zomerserie: Vrouwen met invloed: Jael

 

We lezen vandaag uit Rechters. Dat gaat over de tijd dat Israël woont in het beloofde land, Kanaän. Zij moeten daar samenleven met de oorspronkelijke bewoners, de Kanaänieten. Soms gaat dat goed. En soms niet. Het gaat goed als Israël zich houdt aan de geboden die God heeft gegeven via Mozes. Het gaat fout als de mensen doen wat slecht is in de ogen van de Heer. En dat is: meegaan in de vaart der volken, net als zij afgoden aanbidden, in plaats van op de Eeuwige te vertrouwen.

 

Op dit schilderij van Salomon de Bray zien we de hoofdrolspelers van vandaag. Achteraan zien we Barak. Aanvoerder van Israël. Zijn naam betekent bliksemschicht maar veel pit en initiatief zit er niet in hem. Hij verdwijnt dan ook half in de schaduw.

Met gevouwen handen in het midden zien we de profeet Debora. Terwijl het volk deed wat kwaad was in de ogen van de Heer zat zij als onder haar palm. Beeld voor de rechtvaardige, de mens die fier overeind blijft als een boom terwijl om haar heen de wereld woedt. Haar naam betekent honingbij maar Debora klinkt ook als ‘dabar’, woord dat ook daad betekent. Van haar hebben we dus meer te verwachten.

Wie niet op dit schilderij staat, maar wél meedoet, is veldheer Sisera. Hij is de aanvoerder van het leger van de Kanaänieten. Zij onderdrukken de Israëlieten al 20 jaar met harde hand. Daar heeft God voor gezorgd. Je zou kunnen zeggen dat boontje om zijn loontje komt. Wie leeft voor zichzelf, wie onrecht pleegt, komt zichzelf een keer tegen.

Het geweld in het Oude Testament heeft vaak daar mee te maken; mensen leven van kwaad tot erger en God wil hen daar uit bevrijden. Dat lezen we ook vandaag. Het leger van Sisera wordt tot de laatste man verslagen. Door toedoen van God. Sisera ontsnapt. Hij zoekt zijn toevlucht bij Jael. Haar zien we op de voorgrond.. Zij behoort tot de Kenieten. Een volk dat Israël goedgezind is. Sisera ziet alleen haar borsten waar hij zich tussen wil vlijen. Wij zien ook de vastberaden blik in haar ogen. En de hamer en tentpin in haar handen. 

 

uit de Bijbel: Rechters 4

 

tegenover

Ik heb dit verhaal vooral gelezen vanuit de tegenstellingen. Of eigenlijk vanuit de vraag: wat staat er tegenover? We zijn in Kanaän. Beloofd land. Maar beloofd land gaat altijd hand in hand met Tora. Dan heeft een samenleving toekomst. Het wordt veelbelovend als God in beeld is als de bevrijder van Israël, en de medemens. Dat is nu niet het geval. Israël doet wat slecht is in de ogen van de Heer. De consequentie daarvan is dat zij nu al twintig jaar worden onderdrukt, bedreigd door 900 ijzeren strijdwagens. Wát kan Israël daar tegenover zetten?

Tegenover de krachtpatserij van koning Jabin staat de profetie. De kritische reflectie op wat er anders moet en de droom dat het ook anders kán. Profeten zullen het altijd hebben over recht en gerechtigheid, over omkeer en vernieuwing, over hoop. In welke kwalijke situatie of crisis je ook terecht gekomen bent, er komt een moment dat je jezelf de vraag wel móet stellen: wat doe ik verkeerd? Wat kan er anders? En die vragen stel je je vanuit het perspectief van de hoop. Vanuit het geloof dat het ook anders kán. We zullen zien wie er aan het langste eind trekt: het onrecht en geweld of de gerechtigheid. Als toonbeeld van de profetische gerechtigheid zit daar Debora onder haar palmboom. In haar naam zit Gods woord verborgen. Het tegengeluid.

 

hokjes

Tegenover Debora staat Barak. Een man tegenover een vrouw. Een potentiële held die ten strijde kan trekken en verandering teweeg kan brengen, tegenover de vrouw die thuisblijft en wacht tot de mannen terugkeren. Hokjes die toen normaal waren. Stereotypen die de wereld overzichtelijk maakten. Hokjes die ook voor ons lange tijd normaal gevonden werden. Vandaag niet meer. Al blijft dat een voortdurend bewustwordingsproces. En lopen we keer op keer tegen onze vooroordelen, over wat nu mannelijk is of vrouwelijk, aan.

Maar dit verhaal speelt ermee. Het drijft de spot met wat je van mannen zou kunnen verwachten en van vrouwen. Het is een vet aangezet verhaal. Barak, de bliksemschicht, is niet zo’n flitsende figuur als je zou denken. Als hij van God zelf de opdracht krijgt om een leger te vormen krijgt hij het meteen benauwd. Terwijl hij de overwinning bij voorbaat in de schoot geworpen krijgt: Sisera zal met soldaten en strijdwagens naar hem toe komen. Hij hoeft ze alleen maar op te wachten. En Barak zal ze verslaan. Man man, wat een held op sokken. Hij durft alleen als Debora meegaat om zijn hand vast te houden. Met deze overwinning zal hij niet beroemd gaan worden.

 

kom op!

Tegenover de bangigheid van Barak staat het vertrouwen van Debora. Waar hij zou willen blijven zitten waar hij zit staat zij op en roept: Kom op! Vandaag zal de Heer ervoor zorgen dat je Sisera verslaat. De Heer zal je helpen. Inderdaad, de daad bij het woord gevoegd.

Over hoe het gevecht verloopt horen we weinig. Er is er maar Éen actief. En dat is God. Hij zaait paniek onder de soldaten zodat er verwarring ontstaat. Het doet me denken aan een ander verhaal waar God strijdt voor zijn volk. Als Israël is weggetrokken uit Egypte worden zij achtervolgd door de ruiters en strijdwagens van de farao. Als ze bij de zee aankomen zitten ze als ratten in de val. Mozes stelt het doodsbange volk gerust: Wees niet bang. De Heer zal voor u strijden. (Ex 14: 11-14) Dat doet Hij ook, door voor verwarring te zorgen. De Eeuwige is de held van het verhaal. (Ex 15:3)

Ook in de Psalmen komt dit thema terug; het is God die de vijand verslaat, die zijn volk redt van kwaad. Het is vaak hoe mensen tegen winnen aankijken. Ze schrijven het toe aan God. God heeft mij geholpen, zeggen ze. Alleen met God kon ik dit gevecht winnen, deze moeilijkheid overwinnen. En elke zondag weer belijden wij dat we het zonder hem niet kunnen, dat we zijn hulp nodig hebben. Voor we een dienst kunnen beginnen rollen we de bodem onder ons vieren uit. Onze hulp is de Naam van de Heer die hemel en aarde gemaakt heeft…. dat is het laatste vers van Psalm 124 en het is de conclusie die getrokken wordt uit wat daar vóór staat. Als de Heer niet vóór ons was geweest, toen de mensen zich tégen ons keerden, dan waren we verslonden door hun woede; erdoor overspoeld en omgekomen. Maar gelukkig konden we uit hun netten ontsnappen. Want onze hulp…   en met hulp van de hemel zijn we tot grote daden in staat. Gelukkig had Debora dit vertrouwen hoog gehouden. En wist zij niet alleen Barak maar ook haar volk daarin mee te nemen. Waar de stammen ieder voor zich leefden, weet zij ze voor een deel weer aan een te smeden in een gezamenlijke strijd, in een gezamenlijk vertrouwen. Én in een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Want God helpt wie zichzelf helpt.  

(lees Re 5, het lied van Barak en Debora, over de stammen die wilden meedoen en de stammen die het lieten afweten)

 

een sterke vrouw

Alle soldaten van Sisera worden gedood. Nu is het man tegen man. Barak tegenover Sisera. Of nee, Barak is nog in geen velden of wegen te bekennen. Het is nu Sisera tegenover Jael, de vrouw van Cheber. Bij de vrouw van die ‘gabber’ denkt Sisera veilig te zijn. Jael komt hem al tegemoet: Kom binnen, heer, kom binnen. Wees niet bang. Alsof ze hem lokken wil. Verleidelijk als een minnares, zorgzaam als een moeder. Kom maar… ze dekt hem toe als een kind en geeft hem melk te drinken totdat hij in slaap valt. Heel stoer en mannelijk ziet het er niet meer uit. En ook in de vrouwelijkheid van Jael moeten we ons niet vergissen. Met een tentpin en een hamer maakt ze dat Sisera nooit meer wakker wordt. De schande, vermoord te worden door een vrouw. Wat een vernedering voor Sisera. En wat een geweldige manier om de spot te drijven met dat waar hij voor staat. Het geweld, het machtsvertoon. [ lees ook Re 9:52-53 waar een vrouw met een maalsteen het hoofd van de vijandige koning Abimelech verbrijzelt. Hij smeekt zijn wapenknecht om hem te doden zodat hij niet de geschiedenis in zal gaan als de koning die door een vrouw werd gedood ? ]

Waarom vermoordt Jael Sisera? Het is toch niet háár strijd? De Bijbel zwijgt er verder over. Maar er wordt wel een klein plaatsje ingeruimd voor een niet-Israëlitische in dit verhaal. Een heldin van buiten. Ongedacht en onvermoed speelt zij een rol in de geschiedenis van God en Israël. Door haar blijft de geschiedenis stromen; er is weer uitzicht op de toekomst. Naast Jael kunnen we ook Rachab noemen. Die de verspieders verborg in haar huis in Jericho en hen hielp ontsnappen. Of Ruth, de Moabitische, die een van de voormoeders zal zijn van Jezus. Wie zegt dat God alleen díe mensen gebruikt voor zijn toekomst die in hem geloven? Wie zegt dat zijn geest niet ook daar waait waar zijn naam niet wordt genoemd of gekend. Hij was in ieder geval werkzaam in deze sterke vrouwen. Jael was een partner in Gods plan.

 

mensen gevraagd

Dit verhaal zet alles op zijn kop. Mannen vallen tegen en vrouwen worden helden. Machtsvertoon valt om en het recht krijgt zijn beloop. Precies zoals God ons onze toekomst voorspiegelt, de wereld andersom. Het is wat Jezus rond preekte, het koninkrijk waar de eersten de laatsten zullen zijn is dichtbij. Zijn moeder, Maria, wist dat al toen ze haar loflied zong: Alle machthebbers stoot Hij van hun tronen, arme en kleine mensen maakt Hij groot. Maar toch…. God kan wel een beetje hulp gebruiken. Dat Hij ónze hulp is, betekent niet dat Hij wat krom is recht zal maken. Hij zal het kwaad dat mensen over zichzelf hebben afgeroepen niet zomaar wegnemen. Daar heeft Hij ons bij nodig. Ons vertrouwen om op te staan en de strijd aan te binden met wat er niet klopt in onze wereld. Mannen gevraagd, vrouwen gevraagd. Nee, mensen!

 

Mensen gevraagd…

https://www.youtube.com/watch?v=htJxPaRUW7Q

Er worden mensen gevraagd om vrede te leren,

waar geweld door de eeuwen heen model heeft gestaan.

Mensen gevraagd die de wegen markeren

Waarop alles wat leven heeft verder kan gaan.

Mensen gevraagd om de noodklok te luiden

En om tegen de waanzin de straat op te gaan.

Mensen gevraagd om de tekens de duiden

Die alleen nog moedwillig zijn mis te verstaan.

Mensen gevraagd om hun nek uit te steken

Voor een andere tijd en een nieuwe moraal.

Mensen om ijzer met handen te breken

Ook al lijkt het ondoenlijk en paradoxaal.

Mensen gevraagd om hun stem te verheffen,

Verontrust door een wapen dat niemand ontziet.

Mensen die helder de waarheid beseffen

Dat wie mikt op een ander zichzelf ook beschiet.

Mensen gevraagd die in naam van de vrede

Voor behoud van de aarde en al wat daar leeft,

Wapens het liefst tot een ploeg willen smeden

Voor de oogst die aan allen weer overvloed geeft.

 

Mensen gevraagd, er worden mensen gevraagd

Mensen temidden van mensen gevraagd

Mensen gevraagd!

(tekst: Coen Poort)

Page 15 of 27