overweging op zondag 22 januari 2023    PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: Lucas 5: 27-39

 

koninkrijk en keuken

‘Elke kerk moet een eigen keuken hebben’. (Trouw, donderdag 19 januari 2023)

‘Want samen aan tafel, dat is inclusief, samen eten is altijd goed.’ Ds. Julia van Rijn, classispredikant voor de regio Zuid-Holland-noord sprak deze woorden bij de presentatie van een onderzoek onder kerkmensen. Punt van onderzoek was wat ‘men’ verwacht van de kerk, in tijden van corona, in de huidige crisistijd. En dat is: opkomen voor eenzame mensen, hulp bieden aan vluchtelingen, er zijn voor wie het niet breed heeft. Samen eten, een warme plek, een keukentafel waar zware gesprekken worden gevoerd met een bakje troost. De reden voor dit onderzoek is de jaarlijkse actie kerkbalans. Zoiets simpels als ‘er zijn’ kost namelijk geld. Al was het maar om de verwarming te laten branden. Daar hoef ik u niet op te wijzen.

 

Elke kerk moet een eigen keuken hebben. De kop werd besproken in De Huiskamer. Wat daar niet allemaal op tafel komt. En wat wordt er gegeten! De zondagse lunch. Tafeltijd. Broodjes knak bij de basiscatechese, het avondeten op woensdag, en de maaltijd met nieuwe Nederlanders waarbij afgelopen donderdag seuters en baklava naast elkaar op tafel staan. We eten om iets te vieren. We eten om verdriet te delen over een stoel die voortaan leeg zal blijven. We delen brood en wijn om te gedenken, om te ervaren hoe God ons nabij is. Samen eten: dichterbij het koninkrijk van de hemel kun je niet komen. Zo dromen de profeten het ons voor: God als gastheer van een feestelijke maaltijd, met uitgelezen gerechten,  belegen wijnen en een goed stukje vlees. En iedereen mag komen. Het is een droom bestemd voor de wereld, voor ooit, straks. (Jesaja 25:6-9)

 

Jezus heeft die profetische droom een letterlijke betekenis gegeven. Hij parkeert de droom niet als iets van de verre toekomst maar hij begint het gewoon te doen. Hij eet met jan en alleman, met tollenaars en zondaars. Hij trekt mensen naar zich toe die aan andere tafels niet welkom zijn. Kwade tongen noemen hem een veelvraat en een dronkaard (7:34) maar Jezus zegt: het koninkrijk van de hemel is nabij, het is al begonnen. En hoe kan Hij dat beter illustreren dan door te doen wat Jesaja voor zich zag: eten met mensen, brood en wijn delen. De tijd om feest te vieren en samen te eten is nu. Jezus deed dat met iedereen. Met de Farizeeër die hem uitnodigde voor een goed gesprek (Luc 7 en 14), met Levi, die afscheid nam van zijn oude leven, met vijfduizend mensen voor wie vijf broden en twee  vissen genoeg was ((Luc 9). En als Hij vertelt over de vader die zijn verloren zoon weer in de armen sluit, dan eindigt het met een feestmaaltijd. (Luc 15)  Keuken en koninkrijk horen bij elkaar.

 

Levi

Laten we een kijkje nemen in de keuken van Levi. Hij is tollenaar. Het is bijna niet mogelijk om daar iets positiefs over te zeggen. Hij is in dienst van de onderdrukkers, hij verzamelt de belasting voor de Romeinen. Een overloper. Tollenaars staan er bovendien om bekend dat ze meer eisen dan nodig, om zichzelf -zelfs ten koste van de arme mensen- te verrijken. (lees: Zacheus, Luc 19:8) Wie wil met zo iemand feest vieren?

We weten niet hoe Levi tollenaar is geworden. Misschien heeft hij stad en land afgelopen om een fatsoenlijke baan te zoeken maar is dat niet gelukt. Misschien heeft hij een hoekige persoonlijkheid en was hij al uitgekotst door zijn stadsgenoten voordat hij tollenaar werd. Misschien nam hij ergens in zijn leven een verkeerde afslag waardoor hij op het verkeerde pad belandde. We weten dikwijls niet hoe een mens kan dwalen. We mogen daarom best een beetje mild kijken naar Levi, of naar al die anderen met wie iets is misgegaan.

Lucas vat wat er gebeurt heel kernachtig samen. Levi zit. En hij staat op. Het lijkt een spiegelbeeld van wat hiervóór is gebeurd. Lucas verwijst er naar als hij schrijft: ‘Daarná vertrok Hij (Jezus) en zag bij het tolhuis een tollenaar zitten die Levi heette.’ Daarna.. na die verlamde man die door zijn vrienden bij Jezus werd gebracht door hem via een gat in het dak naar beneden te laten zakken. Jezus zette de man weer op zijn benen door te zeggen: Sta op en loop. Hij zei dat met zoveel kracht dat de verlamde man opstond en naar huis ging. Het is met diezelfde kracht dat Jezus nu tegen Levi zegt: Volg mij. Wie weet waarin Levi vast zat of wat hem tot dan toe verlamde… maar hij staat op, laat alles achter en volgt Jezus. Zijn tolhuis, de plek waar hij zat, de tafel waaraan hij zijn geld telde. Levi laat zijn oude leven achter. Hij is door Jezus weer op zijn benen gezet. Om dat te vieren en te bekrachtigen geeft hij een megafeest. En iedereen mag komen. Tollenaars. En anderen… die misschien wel net zo zijn als hij. Op het verkeerde pad, randfiguren, lamgeslagen. Die mensen die ‘zondaren’ worden genoemd door de Farizeeën en hun schriftgeleerden.

 

morren

Voor hen gold het motto: waar je mee omgaat word je mee besmet. Uit angst onrein te worden gingen zij beslist niet aan tafel met jan en alleman. Ze morren erover dat Jezus en zijn leerlingen dat wel doen. Morren, murmureren, een woord uit de Tora dat aangeeft hoe weinig vertrouwen de Israëlieten hadden in Gods leiding en zorg in de woestijntijd. Morren heeft te maken met uit het zicht verliezen dat er een einddoel is, een perspectief. Beloofd land. Koninkrijk van de hemel. De gewone mensen begrijpen het. Zij laten zich raken en overtuigen door Jezus’ woorden. En zelfs als hun situatie lamgeslagen is, staan ze op. Bevrijd. Vernieuwd. Ze gaan het anders doen voortaan. Want dat is de consequentie als je eenmaal bent geraakt door Jezus en hem wil volgen.

 

Jezus gaat in op het gemopper van de Farizeeën. Met alle goede bedoelingen die zij ook hadden, het hoog houden van het Joodse erfgoed en de religieuze tradities, zijn zij spreekwoordelijk geworden voor mensen die de letter van de wet aanhouden zelfs als barmhartigheid daardoor in het gedrang komt. Vroom, maar ook star en behoudzuchtig.

Als Jezus het dan toch wil hebben over inkeer, over bekering, waarom vasten zijn leerlingen dan niet?. Vasten is een uiting van rouw, van boetedoening. De Farizeeën doen het zelf ook, twee keer in de week. Want zo hoort het tenslotte.

Net zo goed als we de Levi’s onder ons kunnen aanwijzen, zullen we Farizeïsche trekjes herkennen in onszelf, bij anderen. Het ons willen houden aan de regels, het willen doen zoals het hoort, de heilige huisjes. Onze angst om te veranderen, oude zekerheden op te geven. Waardoor we in onze ijver de feestvreugde missen.

 

Jezus ontkent niet dat er zondaren zijn. Maar Hij neemt het voor hen op. Ze zijn als zieken die een dokter nodig hebben. Ze hebben genezing nodig, iemand die hen oproept te veranderen. Hij is bewogen om hen en doorziet hun verborgen verlangen om erbij te horen, om een ander leven te kunnen hebben. Hij bevrijdt hen en geeft hen hun plaats aan de tafel.

 

oude zakken

En dat is even wennen. Want zo was het nooit. Een Farizeeër naast een tollenaar.. het is ongehoord, ongedacht. Maar dat is wat Jezus doet. Dat is wat zijn verkondiging van het koninkrijk doet. Mensen in een nieuwe verhouding tot elkaar zetten. Een nieuwe interpretatie geven van de wet. Jezus’ komst luidt een nieuwe tijd in. Hij verricht geen lapwerk. Dat zou alleen maar scheuren opleveren. En de nieuwe klare wijn die Hij schenkt zou uit de oude zakken barsten. Zowel het oude als het nieuwe zou bederven en verloren gaan. Maar ja, eindigt de evangelist een beetje  bitter, iemand die oude wijn gedronken heeft, wil geen jonge. ‘Hij zegt immers: De oude is beter.’ Dat is de bittere ervaring van de jonge gemeente, later, als Jezus er niet meer is, en de scheiding tussen het oude joodse geloof en de nieuwe Jezusbeweging steeds groter wordt.

 

Pas op, werd in een van de exegeseboeken gewaarschuwd, pas op dat je de gemeenteleden geen oude zakken noemt. Het gaat niet over vernieuwingsprocessen in de gemeente. Over ergens voor of tegen zijn. Het gaat over het loskomen van frames, hokjes, waarin wij anderen plaatsen. O, dat is een tollenaar, een zondaar. Of: dat is een Farizeeër. Aan de tafel hebben we dezelfde honger: erbij willen horen, deelgenoot zijn. Gast aan tafel, kind aan huis bij God. Aan tafel oefenen we koninklijke waarden: zonder oordeel zijn, vergeving, geduld, verzoening. Want keuken en koninkrijk, die gaan altijd samen.

 

Lied bij deze overweging: Voor ieder van ons een plaats aan de tafel, NL 388

 

https://www.youtube.com/watch?v=HXmudUJYMxk

 

Voor ieder van ons een plaats aan de tafel,

voor ieder van ons schoon water en brood,

een veilige plek, een plaats om te schuilen,

een plaats in Gods licht als tafelgenoot.

Refrein:

Vol vreugde ziet God naar mensen die recht doen: zij scheppen geluk!

Vol vreugde ziet God naar mensen die recht doen: zij scheppen recht en geluk!

 

Voor ieder van ons een plaats aan de tafel,

voor iedere vrouw, voor iedere man.

Niet minder of meer, de een of de ander:

het delen van macht is deel van ons plan.

Refrein

 

Voor jong en voor oud een plaats aan de tafel,

want iedere stem geeft klank aan het koor.

Een hand zoekt een hand, de jongste de oudste;

ze vinden elkaar en niemand gaat voor.

Refrein

 

Voor ieder van ons een plaats aan de tafel,

beschadigd of gaaf, rechtvaardig of slecht,

en ondanks de pijn: een plaats van vergeving,

genadig begin van goddelijk recht.

Refrein

 

Voor ieder van ons een plaats aan de tafel,

van eerbied vervuld, van angsten bevrijd,

een plaats om te zijn, een plaats om te worden

getuige van Hem, een levend bewijs.

Refrein

 

Muziek: Frank van Essen (arrangement), Allard Gosens, Jan Willem van Delft en Sjoerd Visser

Tekst: Shirley Erena Murray 'For everyone born a place at the table'

Vertaling: René van Loenen

Melodie: Lauri True - A PLACE AT THE TABLE

Tekst en muziek: © Wild Goose, Iona

Vertaling: © Gooi en Sticht, Utrecht

overweging op zondag 15 januari 2023                PG De  Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: Jesaja 58: 6-10 en Lucas 4: 14-22

 

vandaag

Wat daar en toen gebeurde - een sabbat, in de synagoge van Nazaret - gebeurt ook vandaag. Mensen komen samen, zoals ze dat gewend zijn. Iemand staat op, slaat de Schrift open en leest voor. Mensen luisteren ernaar. De Schrift wordt gesloten en weggelegd en mensen kijken verwachtingsvol. Hoe zal deze tekst worden uitgelegd? Wat betekent het?

Het gebeurt vandaag net zo: het samenkomen, het lezen en luisteren, het verwachtingsvol afwachten. Zou het dan ook zo kunnen zijn dat de lezing die wij hebben gehoord in vervulling is gegaan? Want dat is wat Jezus zegt: Vandaag is de schrifttekst die jullie gehoord hebben in vervulling gegaan. Het is wáár geworden. Het zijn geen dode letters meer, ze leven.

 

oude woorden

Eerst maar eens kijken wát ze dan hebben gehoord.

Jezus heeft voorgelezen uit de profeet Jesaja.

De woorden van de  profeet gaan over een mens die zich geroepen weet door God, een mens met een missie om armen het goede nieuws te brengen, met gevangenen te spreken over hun vrijlating, om blinden zicht te geven en onderdrukten hun vrijheid. Het zijn oude woorden uit een vervlogen tijd. Het zijn woorden die tóen werden gericht tot de arme drommels die uit de ballingschap waren teruggekeerd en hun leven weer moesten opbouwen op de puinhopen die waren achter gebleven; een verwoeste stad, een verwoeste tempel en een verarmd geestelijk leven. Want veel beter dan tijdens de ballingschap hebben ze het niet. Ze zijn moedeloos. Goed nieuws, roept de profeet! God heeft jullie niet in de steek gelaten, ook al hebben jullie hem in de steek gelaten. Het is vergeven en vergeten. Hij begint opnieuw met jullie.

Het zijn oude woorden, oude beelden. Jesaja, op zijn beurt, valt ook terug op een oud beeld. Dat van het genadejaar. In de Tora wordt gesproken over een jubeljaar. Elk 50e jaar mag iedereen terugkeren naar zijn eigen grond, en zijn eigen familie. Als je het uit pure armoede hebt moeten verkopen, en zo een stukje van je geboortegrond en erfdeel bent kwijtgeraakt, zul je dat terugkrijgen in het jubeljaar. Wie zichzelf heeft moeten verkopen als arbeider zal in het 50e jaar zijn vrijheid terugkrijgen. Wie gevangen was door de omstandigheden is dan weer vrij. Het is het jaar dat mensen genadig zullen zijn voor elkaar, en voor de aarde. Zo staat het in de Tora (Leviticus 25:10vv) Zo’n jubeljaar is er nooit echt geweest. Het is een gedroomde situatie gebleven. Een wensdroom waar Jesaja op terugvalt om de toekomst te schetsen voor de beschadigde mensen van zijn tijd. Om hoop te geven, moed in te spreken, geloof te wekken.

En op zijn beurt zet Jezus de woorden van Jesaja in om verandering en vernieuwing aan te zeggen. Vandaag is wat jullie hebben gehoord in vervulling gegaan. De woorden zijn waar geworden. Voor de arme drommels van vandaag. Voor wie gevangen zit, voor wie geen zicht heeft, voor wie geen vrijheid heeft.

Een genadejaar, een tijd waar Gods zegen op rust. (in verschillende vertalingen vond ik: welbehagen, gunst, goedheid, aangenaam, welgevallig)

 

een nieuwe betekenis

Als wij de Bijbel lezen, luisteren, dan begeven we ons in een wereld die niet de onze is. Het is een andere tijd, een andere cultuur, een andere manier van leven en geloven. Toch is het geen plaatje van lang geleden, geen in de tijd bevroren beeld. We lezen de verhalen in de Bijbel omdat ze ook over ons gaan. Natuurlijk, we hebben er soms uitleg bij nodig. Omdat we niet altijd meteen de leefwereld begrijpen of de implicaties verstaan van wat er gebeurt, wordt gezegd of gedaan. Maar het gaat over mensen als wij. Mensen met geloof en ongeloof, met pijn, met vragen en verlangens. En soms raken wij elkaar, over de tijden heen. Als wij lezen en luisteren nemen we onszelf mee en soms herkennen we iets van onszelf of onze eigen situatie. Dan zijn wij het die ons op de proef gesteld voelen en aan het wankelen worden gebracht. Dan zijn wij dat verloren kind, of die barmhartige Samaritaan. Als wij onszelf herkennen, onszelf een plek geven in het verhaal, dan komt de wereld van de Bijbel tot leven in onze eigen wereld. Het woord komt in een zinnig verband met ons concrete geleefde leven en de Bijbel krijgt recht van spreken.

Voorlezen en horen is eigenlijk een heilig moment, een magisch moment. Omdat elke keer als wij de Bijbel openen, het gebeuren kan dat wij worden aangesproken.

Niet als een dode letter over lang vervlogen tijden en lang vergeten mensen. Maar als een levend woord dat iets te zeggen heeft. We worden aangesproken, toegesproken, tegengesproken, geraakt.

Jesaja wilde met zijn woorden toekomst openduwen en mensen in die vernieuwende beweging meenemen. Jezus doet dat opnieuw. Hij geeft de woorden een nieuwe actualiteit. En vandaag mogen de woorden zeggingskracht krijgen in óns leven. In ons geloven. Ze mogen hoop in ons wekken, de wil in ons doen ontwaken om er deel aan te hebben. Om er iets mee te dóen, om ons erdoor te laten veranderen.

 

Dichters kunnen het als geen ander samenvatten:

 

Boek, jij bent geleefd,

zeg ons hoe te leven.

 

In mijn letters staat geschreven

dat alleen de geest doet leven.

Licht en adem is de geest.

Daarom ben ik neergeschreven:

dat je zonder angst zult leven

wat je leest.*

 

Leven wat je leest. Dan wórdt het waar. Jezus heeft de woorden die Hij heeft voorgelezen ook voorgelééfd. Zijn optreden was bevrijdend; zijn woorden gaven uitzicht en inzicht. Hij sprak van vergeving. Hij wás het Woord in vlees en bloed.

dienaar van het Woord

Ik ben een dienaar van het woord, dat is een oude benaming voor de dominee. Ik dien het woord in de zin dat ik het open probeer te leggen, probeer te bemiddelen in dat heilige gebeuren tussen wat we horen en wie we zijn. Maar het reikt verder. Het Woord heeft dienaren nodig, namelijk mensen die zich laten gezeggen en aansporen. Mensen die zich eraan willen toevertrouwen, die toe willen laten dat zij worden gestuurd. Het Woord heeft mensen nodig die hun eigen belangen ondergeschikt willen maken aan het goede nieuws, die in dienst willen zijn van de goede zaak van Gods nieuwe wereld.

 

Boek, jij bent geleefd,

zeg ons hoe te leven.

 

Wou je leven met zovelen,

hier op aarde, moet je delen:

licht en adem, geld en goed.

Wie maar leeft om meer te krijgen

die zal sterven aan zijn eigen

overvloed.

 

Boek, jij bent geleefd,

zeg ons hoe te leven.

 

Mozes heeft de weg gewezen,

hoor de woorden der profeten:

licht en adem zal er zijn

als je mens wordt zoals Jezus:

liefde als een mens aanwezig,

wijn van liefde, brood des levens,

zoals hij.

 

*Huub Oosterhuis, in: Gezongen Liedboek, 1993, blz 530)

 

 

overweging op zondag 8 januari 2023                  PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: Deuteronomium 5: 6-22a en Lucas 4: 1-13

uit het Nieuwe Liedboek: Een mens te zijn op aarde, 538

 

heb je een keuze?

Op Facebook kondigde ik het thema van de dienst aan: We lezen over Jezus’ verzoeking in de woestijn. Welke keuzes heb je als je bent teruggeworpen op jezelf? Heb je dan nog wel wat te kiezen. Onder het bericht ontspon zich een klein gesprek.

‘Je hebt nooit iets te kiezen, er wordt voor je gekozen’, schreef iemand. Het leven, met zijn bitter en zijn zoet, overkomt je terwijl je andere plannen maakt.  Of misschien bedoelde de schrijfster dat ons leven in Gods handen is en dat Hij de weg wijst naar de toekomst. Iemand reageerde daarop met een opmerking over de menselijke verantwoordelijkheid. Dus je hebt altijd wat te kiezen.

 

Eigenlijk hebben ze beide gelijk. Je hebt niets te kiezen. Het leven overkomt je grotendeels. Meestal door factoren die buiten ons bereik liggen. Plannen die je maakt worden zomaar doorkruist. Dromen die je droomt spatten uit elkaar. Het loopt altijd anders dan je had gehoopt of verwacht. De mens wikt, God beschikt.

 

Had Jezus wat te kiezen toen Hij in de woestijn terecht kwam. Hij werd er naar toe geleid door de Geest. Kon Hij niet anders? Of had Hij de behoefte om te overdenken wat er was gebeurd: hoe Hij gedoopt was en dat een stem uit de hemel zei: jij bent mijn geliefde Zoon. Ging Hij daarom naar de woestijn?

 

woestijn

Woestijn is Bijbelse beeldspraak. Het is de plek waar een mens naartoe vlucht, zoals Mozes dat deed. De plek waar een mens ronddwaalt, hopend op een betere tijd, zoals de Israëlieten, onderweg naar beloofd land. Het is de plek van de teleurstelling, waar Elia onder een struik kroop en bad dat hij dood was. Het is de plek waar Johannes de Doper zich terugtrok en sprak over omkeer, verandering. Het is er droog en dor, eenzaam en eindeloos. Er is niet veel voor nodig om daar terecht te komen. En meestal kies je er niet voor. Het overkomt je. Dat akelige nieuws dat je leven op zijn kop zet; die gebeurtenis die je niet zag aankomen of die onverwachte uitkomst van een beslissing die je nam. In die woestijn kom je jezelf tegen. Wie ben ik? Wat wil ik? Wat overkomt mij? Hoe overleef ik dit? Waar is God in dit alles?

En juist als je wordt teruggeworpen op jezelf word je geconfronteerd met de hoogten en diepten in jezelf. Je komt jezelf tegen in de heilige Geest én in de duivel, in je innerlijke krachten én in je angsten en zwakheden.

We kiezen niet voor die woestijn. Maar we hebben wel degelijk keuzes als we in een woestijnperiode terecht zijn gekomen.

 

 

 

Je hebt een keuze

Voor de leesclub van De Open Hof lees ik op dit moment De keuze, van Edith Eva Eger. Zij heeft haar eigen woestijnervaring gehad toen zij als zestienjarig joods meisje werd gedeporteerd naar Auschwitz. Zij onderging vreselijke dingen maar verloor zichzelf er niet in. Ik citeer uit haar boek: ‘We kunnen er niet voor kiezen om de duisternis te laten verdwijnen, maar we kunnen ervoor kiezen het licht te koesteren.’ (blz 186) Zij kiest ervoor om hoopvolle dingen te blijven denken, en zelfs te doen. In alles wat haar wordt aangedaan, in het geschreeuw en gecommandeer, blijft zij trouw aan zichzelf en vasthouden aan de hoop dat er een morgen zal zijn. En waar anderen verbitterd afscheid namen van God -waarom laat Hij dit gebeuren!? – hield zij zich eraan vast dat niet God de leiding had over de concentratiekampen. Ze wil zich niet verliezen in de gruwelen maar wil vasthouden aan God in haar verwondering, in de onschuld, in het goede in de mens, dat niet is gestorven. Zelfs niet in nazi-Duitsland.

 

Hoe kiezen wij, mens op deze aarde, in deze wereldtijd…. (NL 538) een tijd waarin we het nog nooit zo goed hebben gehad, terwijl tegelijkertijd de zorgen groot zijn. Wereldwijde zorgen, maar ook in de wereld van ons eigen huis, ons eigen gezin. Een mens te zijn…. dat is leven met dood, met vrede en strijd, met honger en dorst, vragen en angsten. Het test je. In de woestijn kan alles waar we in geloven, alles dat ons moed en kracht geeft, aan het wankelen worden gebracht. Het is een krachtproef; je kracht wordt op de proef gesteld. Geloof je er nog in, in jezelf, in toekomst, in God? Kun je je roeping trouw blijven – een mens te zijn- ? Wil jij het licht in jezelf koesteren? 

 

kiezen voor het licht

Als Jezus op zijn kwetsbaarst is, alleen, hongerig, voert hij tweestrijd met een tegenstem. Hij hoorde uit de hemel: Jij bent mijn geliefde Zoon. En nu klinkt de tegenstem: Áls jij de Zoon van God bent… als dat écht zo is.. door het zo te stellen is er ruimte gemaakt voor ja of nee, voor twijfel, voor onzekerheid over zijn roeping. Heeft Hij het echt gehoord? Wat is het waard? Kan Hij vertrouwen op die hemelse stem?

 

Lucas wil ons vertellen dat Jezus, zelf als Hij wordt getest, overeind blijft. Hij blijft trouw aan zichzelf, aan waar Hij in gelooft en trouw aan zijn roeping. Hij vindt zijn bemoediging in de Bijbel. Hij lijkt op ons, zegt de schrijver van de brief aan de Hebreeën. Net als wij is Jezus op de proef gesteld. Hij kent ons in onze zwakheid. Weet hoe kwetsbaar ons geloof is. Hij kent de demonen in ons die niets op hebben met geduld hebben of met volharden. Hij kent dat duivelse dat liever meteen de honger stilt, de leemte vult met een makkelijke oplossing, een doekje voor het bloeden. Jezus kent ons in ons verlangen naar macht, naar erkenning, gezien zijn. Hij kent ook onze zelfoverschatting, hoe wij soms het leven tarten. Jezus laat zich niet uitdagen. Het gaat hem niet om macht, niet om eer en overheersing. Het gaat hem om de macht van het kleine, het zachtmoedige. Hij zal ook niet God uitdagen om hem te redden met zijn engelen. Jezus is zuinig op zijn leven. God heeft hem nodig.

 

 

leid ons niet in verzoeking

Het was niet eenmalig. De duivel liet hem met rust, voor een tijd…. Jezus is meerdere keren getest. Door de mensen die hem vragen zich te bewijzen met een teken uit de hemel. Farizeeën en wetgeleerden zullen proberen hem uit de tent te lokken met moeilijke vragen. (oa Luc 10: 25; 11:16) Hij zal  trouw blijven aan waar Hij in gelooft. Tot het moment, vlak voor Hij wordt uitgeleverd, dat Hij doodsbang is en bidt: Neem deze beker van mij weg.. maar laat niet wat ik wil, maar wat U wilt gebeuren. (Luc 22:42) En dan komt er wél een engel om Jezus te helpen om het vol te houden.

 

Jezus kent ons. Hij weet dat we wankel zijn in ons geloof. Daarom heeft Hij ons leren bidden: Breng ons niet in beproeving (vertaling NBV’21) -leid ons niet in verzoeking-, maar red ons van het kwaad.  Er is geen roeping zonder test, zonder het voortdurend kiezen voor de juiste weg. Er is geen geloof zonder beproeving.

 

Wij mogen terugvallen op wat Jezus deed.

Sla Bijbelteksten op in je hart en vindt daar richting in en kracht. Blijf dicht bij God en vertrouw op hem. Onthoud je roeping: het brengen van Gods licht in de wereld. En zeg nee tegen de stemmen die je teruglokken de duisternis in. (Tom Wright)

overweging op zondag 1 januari 2023      PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: Numeri 6: 22-27 en Lucas 2: 21

 

anno Domini

Anno Domini. In het jaar van de Heer, gevolgd door een jaartal. Je ziet het wel eens op een gebouw staan. In een geschiedenisboek, of op een fles wijn. Anno Domini vertelt  dat de jaartelling ooit begonnen is bij de geboorte van Jezus. Het is een min of meer historisch gegeven, waar men overigens niet altijd meer gelukkig mee is. Het christelijk geloof is allang niet meer maatgevend. Maar vandaag wil ik deze woorden van harte gebruiken: Het jaar van de Heer 2023. En daartoe geven de Bijbellezingen direct aanleiding. Deze lezingen staan volgens de traditie van de kerk op het leesrooster als nieuwjaarsdag op een zondag valt. En ze gaan allebei over de naam. We beginnen dit nieuwe jaar onder het beslag van de naam van het kind. Jezus. God redt.

 

Volgens de Tora krijgt hij die naam op de achtste dag, als hij wordt besneden. Door de besnijdenis wordt hij opgenomen in het verbond tussen God en mensen. En in die naam komt zijn roeping mee; zijn bestemming klinkt er in door. Hij zal de mens zijn in wie de bevrijding van God zichtbaar wordt. Wáár wordt. Waarom op de achtste dag? Omdat dat altijd weer de eerste dag is, maar dan vernieuwd, op verhoogde toon. Zoals de achtste toon van de toonladder altijd weer de eerste is. God is begonnen met zijn schepping en die wordt in elk mens voortgezet. In elk kind. Dat is wat we vierden met kerst; dat God in kind opnieuw begint. ‘Zolang God kinderen in ons midden zendt,

heeft hij zich nog niet van ons afgewend.’*

 

Vandaag, op de eerste dag van het nieuwe jaar, op de achtste dag na de geboorte van Jezus, vertelt zijn naam van een goed begin, van een altijd durend nieuw begin, dat ook nog eens ergens toe leidt. Zijn naam verbindt ons met God en met Gods bedoeling met deze wereld. Zijn naam onthult het wezen van God, Die van zichzelf heeft gezegd: ‘Ik ben die er zijn zal. Ik zal er zijn.’ (Ex 3:14) Alleen al daarop te vertrouwen maakt dat dit een jaar van de Heer zal zijn. Hij zal erbij zijn. Ons leven zal in zijn hand zijn. Dat is wat we meekrijgen in de zegen, elke zondag weer. Gods naam wordt over ons uitgesproken; zijn nabijheid en betrokkenheid wordt ons toegezegd.

 

‘Moge de Heer u zegenen en beschermen’

In de Bijbel heeft zegen altijd een concrete betekenis. ** Het heeft te maken met je vrouw en je kinderen, met een gezegende leeftijd mogen bereiken, met de hoeveelheid schapen, goud en zilver. Zo was Abraham was een rijk gezegend mens. Het is die zegen waar God volk naar uitziet als ze ronddwalen door de woestijn.

Zegen is aards. Want God heeft de aarde aan de mens gegeven, de mensen aan elkaar gegeven. Van al die goede gaven mogen we genieten. Het is een zegen dat we gezond zijn. Het is een zegen dat we een goed inkomen hebben, dat we de rekeningen kunnen betalen. We mogen God daarvoor danken omdat niets daarvan vanzelfsprekend is.

Aan dat laatste wil het nog wel eens ontbreken. In tijden van nood weten we God sneller te vinden dan wanneer het ons goed gaat. Sowieso leven we in een tijd waarin succes, welvaart, en zelfs gezond zijn, worden gezien als eigen verdienste, iets waar we hard voor werken. De valkuil is dat mensen dan vooral aan zichzelf  denken, vooral voor zichzelf zorgen. En daarbij de zorg voor de ander en de zorg voor de aarde verwaarlozen. Mozes waarschuwt zijn volk er al voor. Als jullie straks rijk gezegend zullen zijn, met een land dat overvloeit van melk en honing, een goed land met beken en waterstromen waar het aan niets zal ontbreken  vergeet dan God niet. Vergeet zijn geboden niet. Vergeet de zorg om elkaar niet. (Deut 8)

Dát komt in deze zegenbede mee. Wees gezegend met al het goede van de aarde en wees beschermd tegen de vloek die meekomt met welvaart. Gods neemt ons in bescherming tegen onszelf.

 

‘Moge de Heer het licht van zijn gelaat over u doen schijnen en u genadig zijn’

Het licht van Gods gelaat, wat zou dat zijn? Ik kwam uit bij Psalm 119. ‘Toon aan uw knecht uw lichtend aangezicht, wijs mij de weg van uw verordeningen.’ (vers 51) Gods gezicht licht op in de Tora, in de tien geboden. Gods gezicht is te zien in hoe mensen met elkaar omgaan. In hun trouw aan elkaar, en in hun betrouwbaarheid. In hoe zij omgaan met hun ouders, met de ouderen. In hoe zij omgaan met hun kinderen. Daar waar zijn geboden handen en voeten krijgen, krijgen zij ook een gezicht. Zijn gezicht.

Moge dat licht in ons schijnen, door ons heen schijnen. Laat het zo zijn dat mensen aan ons aflezen hoe God is. Hij licht niet op in veroordeling of afkeuring, Hij verbergt zich niet in eigenbelang, maar is in barmhartigheid, in zachtmoedigheid. Wie zó in het leven staat, liefdevol en trouw, zal genade vinden in de ogen van God en mensen. (Spr 3:3-4)

Dat in onze goede daden het woord van zijn genade mag opgaan. **

 

‘Moge de Heer u zijn gelaat toewenden en u vrede geven’

De zegen die wij meekrijgen is vooral bedoeld om tot zegen te zijn. Mooi gezegd. Een goed voornemen zo aan het begin van een nieuw jaar. Maar het komt niet altijd uit de verf. We zijn niet altijd genadig naar elkaar. We komen er niet genadig van af. Niet in onze eigen ogen. Hoe zal God dan naar ons kijken? Wie zal Hij zien?

Anders dan tussen mensen is Gods liefde voor ons onvoorwaardelijk. Hij ziet  voorbij aan de schone schijn die we ophouden; wat we hebben of hebben bereikt interesseert hem niet. Waar we in elkaars ogen zoeken naar respect, waardering, erkenning, hoeft dat bij God allemaal niet. We hoeven ons niet anders voor te doen. Hij negeert het beeld dat we van onszelf neerzetten en peilt ons hart en onze gedachten. Hij houdt van ons zoals we zijn, ook als we niet van onszelf kunnen houden; ook als teleurstellen, falen. Hij zal ons zijn gelaat toewenden. Hij ziet ons staan en bevestigt ons: Ik heb jou gewild en geschapen. Vind vrede in jezelf en met jezelf want Ik heb vrede met jou. Ik heb jou nodig omdat de wereld jou nodig heeft. Er is een taak die alleen jij kunt doen. Wees sterk en doe het. Wees niet bang want Ik zal bij je zijn.

Moge de Heer u zijn gelaat toewenden is zoiets als de blik ontmoeten van je trotse ouders, is de knipoog van iemand die je kent, de veelzeggende glimlach van je geliefde. Je mag er zijn. Als God zijn geloof in ons te allen tijde bewaart, hoe zouden wij het dan ooit kunnen verliezen?

 

Anno Domini 2023

Het jaar van de Heer 2023 is vandaag begonnen. We zijn gezegend met zijn naam. En dat die naam geen holle belofte is lezen we af aan Jezus, God zal ons redden is zijn Naam. Iemand stuurde mij een nieuwjaarswens die gaat over de mens die Hij was, de mens die God ook in ons ziet.

 

Wat ik je wens

nu alles herbegint:

dat jij je weg weer vindt

in ’t labyrint der dagen.

Men zal je weer

met aandrang vragen

een luisterend goed mens te zijn,

die waakt en zorgt

en mensen heelt

van buiten en van binnen,

die diep verborgen pijnen deelt

en door belangeloos te beminnen

de aarde vriendelijk maakt.

Wat menselijk en heilig is

ligt rakelings bij elkander.

Blijf lief en heilig onderweg,

een toevlucht voor de ander. ***

 

* Het kind, Muus Jacobse, in: De doortocht. Gedichten. 1936

**God, die leven, Ad den Besten, in: NL 718:4

*** Nieuwjaarswens, Marcel Weemaes, CssR

 

Voor deze preek heb ik dankbaar gebruik gemaakt van het boek Numeri, boek van de woestijnjaren, Jonathan Sacks, Skandalon 2022

Page 11 of 27