Blog

Barmhartigheid

overweging op zondag 2 februari 2025   PG De Achthoek ~ Scherpenzeel

 

uit de Bijbel: Psalm 103 en Lucas 10: 25-37

 

Niets zo irritant als een vraag stellen en dan een vraag terug krijgen: wat denk je zelf?

In Jezus’ tijd is het een vorm van leren.

Dus als een wetgeleerde bij Jezus komt met de vraag:

Meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?

dan is deze niet verbaasd dat hij een wedervraag krijgt.

Wat staat er in de wet geschreven? Wat lees je daar?

De wetgeleerde heeft het antwoord paraat:

Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel,

en met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als u zelf.

Precies, zegt Jezus, ga dat maar doen. Dat is de weg naar écht leven.

Dat weet die wetgeleerde natuurlijk best.

De Wet ís leven.

En de mens die wandelt met Gods wet is als een boom aan stromend water,

die komt tot bloei.

 

Maar de wetgeleerde is uit op meer. Wie is dan mijn naaste?

Wie moet ik liefhebben?

Jezus kan wel zo makkelijk wijzen op de praktijk

maar in theorie kun je toch niet iedereen liefhebben?

Laat Jezus toch specifieker zijn.

 

Even een klein stapje terug.

De wetgeleerde wil deel krijgen aan het ééuwige leven.

We weten niet welk idee hij daarbij heeft

maar we kunnen ons er vast wel iets bij voorstellen:

de bonus aan het eind, leven na dit leven, hemel, een plaats en tijd waar alles goed is.

Wie wil daar géén deel aan hebben.

Maar Jezus trekt de hemel naar beneden als Hij zegt:

Doe dat en je zult leven. Hij preekt over de hemel op aarde.

Nú al de bonus ontvangen en deel hebben aan het goede leven

dat God voor ogen staat.

Je kómt tot leven als je God liefhebt en je naaste met alles wat in je is.

Dat is jouw bestemming.

 

Wie daaraan deel wil hebben vraagt niet naar de theorie.

Die zoekt niet naar de beperkingen en gaat niet in discussie over wie wel en wie niet onze naastenliefde verdient.

 

Denk aan al die mensen die je op een dag ontmoet.

De buurvrouw die ziek is, de krantenverkoper bij de ingang van de supermarkt,

de namen van de zieke gemeenteleden in de Zondagsbrief,

de kinderen in je klas, de brieven van goede doelen

en het filmpje voor het collectedoel.

En wat een beroep wordt er gedaan op je hart, je verstand, je ziel, als je de krant leest, het journaal kijkt. Geen denken aan dat je dat allemaal aankunt.

Dus ik begrijp de vraag van de wetgeleerde wel.

Wie is mijn naaste? Of misschien wil hij weten, wie is mijn naaste niet?

Wie kan ik links laten liggen zonder me schuldig te voelen?

 

De wetgeleerde wil het probleem verkennen en daarna,

met een beetje mazzel, naar huis gaan en verder gaan waar hij gebleven was.

 

Herkenbaar? Dat je met elkaar een probleem te lijf gaat, aan het theoretiseren slaat,

en het zo gecompliceerd maakt dat er aan het eind van het liedje niets meer gebeurt.

Armoede? Dat is toch nergens voor nodig.

We hebben toch een goed sociaal vangnet in Nederland?

Kunnen ze niet gewoon gaan werken?

En is het niet eerder  de schuld van de politiek, of van de toeslagenaffaire.

Wat kunnen wij, gewone mensen, daaraan veranderen?

 

De klimaatverandering? Ik wil best elektrisch rijden, hoor, maar wist je dat die accu’s helemaal niet duurzaam worden geproduceerd en dat ze die dumpen in de woestijn als ze kapot gaan. Laten ze dat maar op Europees niveau bespreken,

of op wereldniveau. Al die grote bedrijven, laten ze die maar aanpakken.

 

Door erover te praten worden de dingen doorgaans niet helderder.

Vaak zorgen redelijke argumenten ervoor dat het nog ingewikkelder wordt;

zelfs zo ingewikkeld dat het moeilijker wordt om je ermee te verbinden,

om iets te voelen. En als je niets voelt, waarom zou je dan iets doen?

Ze dronken een glas, deden een plas en alles bleef zoals het was.

 

Jezus weigert daaraan mee te doen en Hij vertelt een verhaal.

En wat verhalen doen: ze nodigen de hoorders uit om zich voor te stellen

dat zíj het zijn, in dat verhaal. Dat ze meedoen, een rol hebben.

 

Wie ben jij? Wie ben ik? Ben ik soms degene die aan de overkant voorbij loopt.

Met een heel goede reden hoor.

Als priester mag je jezelf niet verontreinigen door het aanraken van een dode.

Je kunt gewoon het risico niet nemen, dus houd je afstand.

We hebben allemaal vast goede redenen om afstand te bewaren,

om signalen te negeren.

Om maar niet te vragen in de Jumbo: Hoe gaat het nu met je?

Want anders sta je zo weer een half uur… en dat komt je planning in het gedrang.

De leviet, in het kielzog van de priester, volgt diens voorbeeld en loopt ook voorbij.

Voor de zekerheid. Want als de priester doorloopt….

De leviet houdt zich aan de wet en laat zich daarin niet verstoren.

 

Een kort rabbijns verhaal:

eens zat een leerling te bidden. In de kamer ernaast werd een baby huilend wakker.

Het kind bleef maar huilen en de leerling bleef maar bidden.

Tot de rabbi binnenkwam en het kind in zijn armen nam.

Hij ging de kamer binnen waar zijn leerling nog steeds zat te bidden.

Hoorde je de baby niet huilen?

Ik was nog aan het bidden, zei de leerling.

En de rabbi antwoordde: zolang je tijdens het gebed een vlieg op de muur

niet opmerkt, is je gebed niets waard.

 

Wil jij je laten storen?

Je plannen in de war laten sturen?

Wil jij je laten raken, in je hart, je ziel?

Wil jij je laten aanspreken op jouw kracht, op jouw verstand?

Dát is wat de Samaritaan doet.

Hij zat vast niet te wachten op de onderbreking van zijn reis

maar hij krijgt medelijden als hij de gewonde man ziet en hij verzorgt zijn wonden

en verzekert zich ervan dat er goed voor hem gezorgd wordt.

Hij vraagt zich niet af: is dit mijn naaste wel?

Zijn de verschillen tussen Joden en Samaritanen niet te groot,

de verwijdering te onoverkomelijk? Hij doet gewoon wat hij moet  doen.

 

Jezus laat aan het eind van het verhaal

de wetgeleerde opnieuw een vraag beantwoorden:

Wie van deze drie is volgens u de naaste geworden van het slachtoffer van de rovers?

En de wetgeleerde antwoordt netjes: degene die hem barmhartigheid heeft betoond.

Doet u dan voortaan net zo! Boem eroverheen.  

 

Natuurlijk is dat geen antwoord op de vraag van het begin: Wie is mijn naaste?

Jezus geeft antwoord op de vraag: Van wie ben jij een naaste?

En het antwoord is: van iedereen. Van iedereen die op jouw pad komt.

Jezus doet geen beroep op het verstand van de wetgeleerde, of op zijn geloof.

Maar op zijn handen. Op zijn handelen.

 

Wéés een naaste. Want jouw geloof gaat niet over de theorie maar over de praktijk.

Degene voor wie jij een naaste kunt zijn komt vanzelf op je pad.

En het is aan jou om dat niet te negeren of op afstand te houden.

Vraag jezelf eens af:

Voor wie zou ik een naaste kunnen worden als ik niet langer afstand bewaar?

Heb God lief. Heb je medemens lief.

Wees een medemens, zonder de dingen nodeloos ingewikkeld te maken.

Want zo is God barmhartig voor ons.

Zo ver, zo diep, zo hoog, zo zonder erover te discussiëren.