overweging op zondag 22 december 2024 PG De Achthoek ~ Scherpenzeel
In deze dienst wordt gedoopt en doen twee mensen belijdenis van hun geloof.
Uit de Bijbel’: Lucas 1: 26-38
De afgelopen weken kwamen we met een klein groepje bij elkaar onder de noemer ‘belijden is doen’. We spraken over geloven. Over de betekenis ervan in ons leven. En wat we ermee zouden willen doen. We kwamen op woorden als ‘troost’ en ‘kracht’, ‘hoopvol leven’ en ‘iets van Gods licht uitstralen’. Mooi! Maar er werden ook twijfels geuit: Ben ik wel goed genoeg? Doe ik het wel goed genoeg? Is dat kleine beetje wat ik doe wel van betekenis?
We zijn tenslotte ook maar heel gewone mensen, met hun alledaagse bezigheden. Met een was die gedaan moet worden, een kind dat naar sport moet, mails die moeten worden beantwoord. En we leven in een heel gewoon dorp waar geen wereldschokkende dingen gebeuren en waar geen grote beslissingen worden genomen. Niet als je het afzet tegen het wereldgebeuren, met zijn spanningen en oorlogen.
Het verhaal van vandaag brengt ons in Nazaret. Zo’n heel gewoon stadje, met heel gewone mensen. Niet een plek waar veel geld wordt verdiend of waar beslissingen vallen. En precies dat is de plek waar de engel Gabriel naar toe wordt gestuurd. Naar een meisje dat is uitgehuwelijkt aan een man die Jozef heet, een afstammeling van David. Ze heette Maria en ze was nog maagd.
Dit tafereel, de engel bij Maria, de Annunciatie’ is eindeloos door kunstenaars afgebeeld. Omdat het zo tot de verbeelding spreekt. Door de eeuwen heen hebben mensen aangevoeld dat hier iets bijzonders gebeurt. God die contact zoekt met een gewoon mens. Hoe bijzonder is het, dat dóór het gewone leven heen iets van het grote verhaal van Gods belofte aan de mensen zichtbaar wordt, wáár wordt.
Hoe dat grote verhaal en dat kleine verhaal van een jong meisje, Maria, samen komen zien we in dit schilderij van Hans Memling uit de 15e eeuw. Niet alleen hij, maar heel veel andere schilders, vertelden het verhaal zo:
DIA
We zien Maria. Ze leest vroom in haar Bijbel. Volgens de traditie leest ze Jesaja 7, ‘de jonge vrouw is zwanger, zij zal spoedig een zoon baren en hem Immanuel noemen.’ God zal met ons zijn, betekent dat. Hier wordt iets wáár van wat de profeten hebben voorzegd.
Rechts onderin zien we een witte lelie. Die vertelt van Maria’s maagdelijkheid. En dat verwijst naar een belangrijke rode draad in de Bijbel, dat het Gód is die de toekomst openhoudt en leven schenkt. Denk maar aan Sara, die op hoge leeftijd moeder werd van Izaäk. Elk van de voorvaderen van het volk Israël, Abraham, Izaäk en Jacob, krijgen een zoon via een wonderlijke weg. Regelrecht uit Gods hand. Telkens opnieuw schept God een nieuwe generatie. Dat betekent dat de weg die God met mensen gaat allerminst vanzelfsprekend is. Ja, zelfs dat het een hachelijke onderneming is. Het zou immers zo maar kunnen stokken. maar God strekt zich steeds weer uit naar zijn volk en bevestigt: Ik blijf jullie trouw.
Bij die rode draad knoopt Lucas aan als hij vertelt dat Elisabeth op hoge leeftijd een zoon zal krijgen: Johannes. En dat de jonge Maria de Zoon van Allerhoogste zal baren, koning van vrede.
Dat wij verder kunnen heeft te maken met God. Niet met onze eigen vruchtbaarheid of potentie. Dat mag troostend zijn. Voor wie er geen heil meer in zien. Voor wie is teruggeworpen op zichzelf. Voor wie voor een zware tijd staan. De weg naar morgen wordt altijd opengehouden. Na de nacht komt altijd de morgen weer terug. En dat ervaren we als genade.
Wie deze tekentaal wil verstaan ontdekt dus dat het heil niet afhangt van mensen in de eerste plaats. God neemt steeds het initiatief. Hij zet in. Maar als God inzet, wie valt er dan in? Daarover gaat het óók in het verhaal van de engel en Maria. Dat God mensen nodig heeft. Gewone mensen. Je hoeft niet heel belangrijk, kundig of machtig te zijn om door God geroepen te worden. Het is God niet te min om zich te mengen in gewone levens, het is God niet te min om mensen als Maria, als jou en mij, te roepen om mee te doen.
DIA
Hier zien we hetzelfde verhaal nóg een keer. Maar niet binnen de traditie van de oude meesters. Het is geschilderd door een kloosterzuster, Beate Heinen, en het is van 1987. Maria is veel gewoner. Ze komt dichterbij.
Ze zit met een emmer sop op de vloer. De deur kiert open en licht valt naar binnen. De klink van de deur is naar beneden. Is de engel net weggegaan? Je ziet aan Maria dat ze luistert. Haar linkerhand houdt de dweil vast maar haar rechterhand is geopend. Haar hele houding drukt uit: De Heer wil ik dienen. Laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.
Door het raam achter haar zien we een boomstronk zien met een klein, nieuw takje. Die verbeeldt de woorden uit Jesaja 11: Uit de tronk van Isai schiet een telg op, een scheut van zijn wortels komt tot bloei. Het is een hoopvolle profetie dat ook uit een schijnbaar dode boom nog nieuw groen kan bloeien. De heilige Geest is linksboven in de vorm van een duif nog net zichtbaar. De schaduw op de vloer laat zien dat de kracht van de Allerhoogste Maria als een schaduw zal bedekken. Ze hoeft het niet alleen te doen. God is erbij. God roept niet alleen. Hij geeft ook de moed en de kracht om zijn wil uit te voeren.
Stel je toch voor dat jij midden in jouw gewone werkzaamheden wordt gestoord. Dat je geroepen wordt, je geroepen vóelt. Misschien hoef je je het helemaal niet voor te stellen omdat het is gebeurd dat je onverwacht een taak op je gelegd kreeg waardoor jouw gewone leven ingrijpend veranderd is. Iets waar je niet op zat te wachten maar dat wachtte op jou. Misschien de zorg of mantelzorg voor iemand, misschien een nieuwe weg die je bent ingeslagen, een verantwoordelijkheid die je op je hebt genomen, iemand die jouw pad gekruist heeft. Of was het iets kleins, dat voor jou niet veel voorstelde maar voor iemand anders van grote betekenis was.
Weet dat je begenadigd bent, net als Maria. Jíj bent nodig en God gelooft dat Hij in jou de juiste persoon gevonden heeft. Wie je ook bent en wat je ook doet.
Lukt het jou om even van je gewone werk op te kijken, te luisteren en je hand, je hart, te openen en het als Maria te zeggen: laat maar gebeuren. Laat die grote woorden van de engel maar doorklinken in mijn bestaan. Laat God mijn gewone leven maar gebruiken voor zijn toekomst. Want dát is de essentie van ons geloof: dat wij leven in antwoord, dat wij gehoor geven. Dat wij ervoor open staan dat God ons nodig heeft en ons kleine verhaal gebruikt om zijn grote verhaal van hoop en leven verder te dragen. En nee, we weten dan niet altijd of het goed is wat we doen, of wáár het goed voor is. Laten we dan net als Maria durven zeggen: De Heer wil ik dienen. Als Hij weet waar het goed voor is, is het ook goed voor mij.