Overweging op (start)zondag 15 september 2024 PG De Achthoek ~ Scherpenzeel
uit de Bijbel: Matteus 20: 1-16
Bij het jaarthema van de PKN ‘Als nieuw – Leven in het licht van Gods koninkrijk’
Deze gelijkenis van Jezus doet iets met ons rechtvaardigheidsgevoel.
Het is zo radicaal, wat Jezus hier vertelt, dat het ons zelfs tegen de borst stuit.
Het hoort zo te zijn dat wie hard werkt, daarvoor wordt beloond.
Dat wie het meest zijn best doet gezíen wordt, gewaardeerd.
Maar Jezus vertelt over de degenen die op het nippertje nog iets kwamen doen,
en niet alleen hetzelfde betaald kregen, maar zelfs als éérsten.
Het is niet eerlijk.
Waaróm vertelt Jezus deze gelijkenis eigenlijk? Wat is het punt dat Hij wil maken?
Hij reageert op de vraag van Petrus:
wat levert het op dat wij alles hebben opgegeven om U te volgen?
Hij was er als eerste bij. Hij liet meteen zijn netten vallen.
Na al zijn inspanningen mag Petrus toch wel rekenen
op een mooie plekje in dat koninkrijk van de hemel waar Jezus zo graag over vertelt?
Dat is de vraag die gesteld wordt vóór de gelijkenis.
En erna gebeurt iets vergelijkbaars:
de moeder van Jacobus en Johannes gaat naar Jezus
met de vraag of Hij een speciaal plekje voor haar zoons wil reserveren,
een links van Jezus en een rechts.
Ze zal vast gedacht hebben dat haar jongens dat hadden verdiend.
Jezus’ leerlingen zijn dus bezig met de vraag hoe zij beloond zullen worden.
En dan vertelt Jezus over de landheer en zijn wijngaard.
Hij draait wat rechtvaardig is volledig op zijn kop.
En Hij laat het niet gaan over wat iemand wel of niet verdiend voor zijn inspanningen.
Kennelijk gaat het daar níet over in het koninkrijk.
De afspraak met de werkers van het eerste uur was dat zij één denarie zouden krijgen.
Dat is genoeg om één dag van te leven, genoeg voor het dagelijks brood.
Een goede afspraak dus.
Maar als blijkt dat de werkers van het laatste uur hetzelfde krijgen
zijn ze er niet meer zo tevreden over en ze doen hun beklag bij de landheer.
Hebben zij niet de héle dag hard gewerkt onder de brandende zon?
Wat klaag je nou, zegt de landheer.
Kun je het soms niet hebben dat ik goed ben?
Precies! Dat kunnen ze niet hebben. Ja, ze hebben gekregen wat afgesproken was.
Zij zijn niet benadeeld.
Maar die anderen, die van de halve dag werken, zelfs die van het laatste uurtje werken, die zijn bevoordeeld, voorgetrokken. Oneerlijk.
Het is oneerlijk als één dochter altijd voor moeder klaarstaat
terwijl de andere broers en zussen het laten afweten.
Ze hebben het druk genoeg, zegt moeder.
En ze is ontzettend blij als er eentje belt.
Als moeder is overleden wordt de erfenis voorgelezen.
Nu zal die ene dochter toch wel net wat meer krijgen. Maar nee.
Zij krijgt net zoveel als de andere kinderen.
Want moeder heeft van alle kinderen evenveel gehouden.
Het is oneerlijk als die ene student uit het werkgroepje de kar trekt,
met plannen komt, de anderen achter de broek zit,
zorgt dat deadlines worden gehaald
en de docent het werkstuk beloont met een acht. Voor állemaal.
Hoe haalt Jezus het in zijn hoofd om te vertellen
dat de uitbetaling begint aan het eind van de rij,
waar de mensen staan die toch niet voor niets overbleven.
Denk aan het verdelen van de teams bij schoolgym.
Degene die het sloomst was, of het onhandigst met de bal,
werd altijd als laatste gekozen. Dat was niet voor niets.
En nu gaan ze voor!
Velen zullen de verontwaardiging begrijpen.
Jij herkent jezelf misschien in de werkers van het eerste uur,
omdat jij als eerste wordt gekozen,
omdat jij ook paraat staat en goed werk levert,
wat de omstandigheden ook zijn. Zelfs in de brandende zon.
Maar misschien kun je je ook voorstellen wat het betekent
om niet bij de eersten de besten te zitten.
Om over te blijven, je een loser te voelen.
Omdat je er nog niet aan toegekomen bent om je in te zetten,
omdat je tegenslag hebt ervaren -ontslag of een scheiding-
omdat je ziek werd of het gewoon allemaal niet aankunt.
Er zijn zoveel redenen te bedenken
waarom mensen aan het eind van de rij zijn beland.
Alleen God kan dat overzien.
Hij weet hoeveel verdriet het doet als mensen niet voluit mee kunnen doen.
Hij kent de frustratie, de teleurstelling,
Hij weet dat er momenten zijn dat je het liefst zou willen opgeven.
Wat zou het dan voor je betekenen als Hij naar het einde van de rij liep
en jou als eerste uitbetaalde? Zou dat niet geweldig zijn?
In zijn wezen is God oneerlijk.
Om redenen die wij nooit zullen begrijpen
houdt God zonder onderscheid van ons allemaal.
En we kennen Hem niet anders
dan dat Hij ónze beloningssystemen omver gooit.
Kunnen wij dat hebben? Kunnen wij dat als zijn kerk praktijk brengen?
Of zijn we jaloers dat Hij goed is.
Zo jaloers als de sterke Kain, die Abel doodt omdat God naar hem omziet.
Zo boos als de profeet Jona als God de stad Nineve spaart.
Woest is hij. Hij wíst het wel dat God barmhartig was.
Niet de kudde kan rekenen op de bescherming van de herder maar het verloren schaap.
Niet de oudste zoon, zo trouw en betrouwbaar,
krijgt een feest van zijn vader maar de wegloper die terugkeerde.
Ónze wegen zijn niet zijn wegen. En onze manieren zijn niet zijn manieren.
En dat maakt ons soms boos. Maar Hij benadeelt ons niet, nooit.
Ieder krijgt wat nodig is om een dag van te leven.
Hij geeft ons dagelijks brood.
Én Hij handelt barmhartig. Ruimhartig.
Dat schuurt soms.
Maar de realiteit waarover Jezus spreekt is dan ook een andere dan de onze.
Het gaat hem om het koninkrijk.
Een wereld die eerlijk is. Rechtvaardig en barmhartig.
Die wereld waarom wij bidden ‘Laat uw koninkrijk komen’.
De wereld waarnaar wij verlangen.
De wereld waarin Gods ons uitnodigt te leven, als nieuw.
Het is díe wereld waarvan wij als zijn gemeente hoopvol getuigen.