Blog

een schuilplaats

overweging op zondag 17 september 2023            PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: Psalm 46

 

al wankelt de aarde

Het beeld dat in Psalm 46 wordt geschetst kennen wij.

De aarde beefde en wankelde in Marokko.

De watervloed kolkte en kookte in Libië.

Duizenden mensen vonden de dood. Velen raakten alles kwijt.

Het waren niet de eerste rampen dit jaar. En vast niet de laatste.

Het lijkt wel of onze tijd wordt gekenmerkt door rampen.

Of dreigende rampen.

De grote hitte van afgelopen zomer lijkt een teken te zijn van de opwarming van de aarde. De zeespiegel stijgt en vormt een serieuze dreiging.

Misschien moeten we er wel rekening mee houden dat de aarde haar ondergang tegemoet gaat.

Zijn wij wel opgewassen tegen de oerkrachten van de schepping?

Wat kunnen we er tegenover zetten, tegenover stormen, vulkanen, aardbevingen?

En wat als die oerkrachten tekeer gaan in ons eigen lijf, of dat van een lieve ander,

en daar verwoesting aanrichten, de dood dichtbij brengen?

Ziekte en de gevolgen van ouderdom kunnen immers net zo meedogenloos zijn;

Ze gooien onze wereld omver en werpen ons machteloos terug op onszelf.

Er komen momenten in ons leven dat we ons er indringend van bewust zijn dat wij niet alles in de hand hebben; dan realiseren we ons tot onze schrik dat onze wereld niet maakbaar is, al leven we vaak wel zo.

 

In Psalm 46 wankelt de aarde, kolken de wateren en volken roeren zich.

Er is dreiging. Dat wordt niet ontkend.

Het is nu eenmaal niet zo dat wie gelooft in God een rustig leven krijgt en gespaard wordt voor allerlei ellende.

Maar er is wel iets anders. Wij zijn niet bang, zingt de Psalm.

God is voor ons een veilige schuilplaats, een betrouwbare hulp in de nood.

Met die belijdenis opent de Psalm, met een diepgeworteld vertrouwen.  

Wat er ook wankelt of omvalt, God is onwankelbaar.

Wat er ook verandert, ten goede of ten kwade, God is trouw en betrouwbaar.

Dat verandert niet.

God trekt zich niet terug in de veilige hoogte van de hemel.

Hij zoekt niet de luwte maar ís de luwte bij nacht en ontij.

 

Deze belijdenis moet wel van een ervaringsdeskundige komen.

Iemand die weet heeft van de gevaren van het leven;  

waarschijnlijk spreken de dichters, de Korachieten, namens het volk

dat door de tijden heen zo op de proef is gesteld.

Het gaat in ieder geval over geloof dat gerijpt is in tijden van moeilijkheden.

Het gaat over vertrouwen dat gegroeid is tégen de beproeving in.

Schuilen bij God leek deze week een rode draad te zijn in de pastorale gesprekken.

 ‘God is mijn houvast’ zei iemand, terwijl haar wereld wankelt door dementie.

‘Ik weet niet wat er na de dood is, maar ik denk dat er geborgenheid is’

zei een ander die de krachten voelt afnemen. Beide zochten onderdak bij hun geloof.

 

tegen de wind in zingen

Schuilen bij God betekent niet dat je niets meer doet.

Het is iets anders dan angstig je hoofd in het zand steken,

hopend dat de ellende vanzelf voorbij gaat.

Je toevlucht zoeken bij God is ook iets anders dan wegvluchten.

Het is geen ontkenning van de ernst van de situatie of juist een bagatelliseren ervan.  

Het vertrouwen van Psalm 46 opent een weg om iets te betekenen.

Die weg gaat voorbij aan de angst van de verlamming.

Die weg gaat voorbij aan het wegvluchten in ontkenning of in het opgewekte verder leven alsof er niets is gebeurd.

Oog in oog met de wereld waarin we leven, zingt het van vertrouwen op God die vrede zal brengen in een roerige wereld; oorlogen uit zal bannen, bogen zal breken en lansen zal verbrijzelen. Het is een tegendraads lied.

Dwars tegen de woest kolkende tekens van de tijd in zingt het van vrede,

van een andere tijd, een andere plaats, de stad van God, gelegen aan een rivier,

een waterstroom in een oase van groen.

Psalm 46 is een lied om tegen de wind in te zingen. (Willem Barnard, in Zangen van Zoeken en Zien, 433)  Een lied dat tekeer gaat tegen onweer en onheil.

Het zingt van vergezichten,

van in het verleden behaalde resultaten met garantie voor de toekomst

omdat God in zijn liefde voor de mensen dezelfde blijft.

Het is een lied dat zingt ‘Ik zal er zijn’

voor wie zich van God en mensen verlaten voelt;

het is een lied dat droomt van vrede. 

Dat lied opent onze ogen voor tekenen van die vrede.

In het terugkerende refrein horen we: De Heer van de hemelse machten is met ons.

God met ons, Immanuel. Voor wie het wil horen gaat het daar ook over Jezus.

Hij kleurde met zijn eigen woorden de woorden van Psalm 46 in.

Tegen zijn leerlingen, vechtend tegen de storm op zee en tegen hun eigen angsten,

zei hij: Wees niet bang, vertrouw op mij.

Je geloof heeft je gered, zei hij tegen mensen die niet meer wisten waar ze het zoeken moesten, maar toch het vermoeden hadden dat ze bij hem moesten zijn.

En toen zijn eigen leven wankelde en de dood dreigde,

legde Hij vol vertrouwen zijn leven in Gods hand.

Als we brood en wijn delen klinkt daar in door dat wij niet bang hoeven zijn.

Dat er altijd een weg doorheen is. Door stormen, door gevaren. Zelfs door de dood.

De Heer van de hemelse machten is met ons. Toevlucht en kracht.

Laten we blijven zingen, een tegenstem zijn voor onze aarde, voor een medemens.

En moge God ons daarvoor de adem geven. Amen.