Blog

Voor wie is zoals zij

overweging op zondag 6 augustus 2023          PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

afbeelding: Dansje in de kerk, Marius van Dokkum

 

uit de Bijbel: Marcus 10: 13-16

lied: Het koninkrijk is voor een kind, NL 782

 

dansje in de kerk

Alle ogen zijn gericht op het kind dat danst in de kerk.

De dominee kijkt vanaf de kansel.

Onbereikbaar hoog. Het trapje ontbreekt.

De organist kijkt verstoord om het hoekje van het hoge orgel.

Het kerkvolk zit al even hoog en verrekt de nekken om te zien wat er gebeurt.

Ze kijken niet echt vriendelijk.

De mijnheer in de voorste bank is in discussie met zijn vrouw. Of andersom.

Een van hen denkt kennelijk anders over deze verstoring.

Het jongetje op de achterste bank heeft van de verwarring gebruik gemaakt

om op de bank te gaan staan.

Hij kijkt naar de kandelaar.

Van de zes kaarsen zijn er drie uit. Is dat tekenend voor de donkere sfeer?

De cirkel van licht waarin het meisje danst lijkt van een andere bron te komen.

Op haar rode truitje staat een lammetje.

Haar armen zijn wijd uitgestrekt. Is het haar dans of is het een zegen?

 

Laat ze!

Bij dit verhaal horen zoete plaatjes. Het is zo’n vertederend verhaal.

Mensen die kinderen naar voren schuiven.

Jezus die ze omarmt en zegent.

Maar laten we ons niet vergissen: er vallen harde woorden.

De mensen die proberen kinderen onder Jezus’ aandacht te brengen,

worden door de leerlingen berispt; op hoge toon terechtgewezen.

(Nb: het is dezelfde toon waarop Jezus de storm en de demonen bestrafte, Mc 1:25 en 4:39)

En pats boem erover heen zegt Jezus kwaad: Laat ze!

Hij windt zich op over hun houding en demonstratief neemt hij de kinderen in zijn armen.

De sfeer zal er niet beter op geworden zijn

toen Jezus’ zijn leerlingen zo publiekelijk afviel.

Ze hadden vast goede bedoelingen: Jezus was moe;

Het was ongepast om hem te storen met zoiets onbelangrijks.

Misschien hebben Jezus’ leerlingen gedacht: Kinderen begrijpen er toch niets van.

Laat hen eerst nog maar eens leren wat geloven inhoudt.

Laat hen eerst de Tora maar eens leren bestuderen.

Maar de enigen die hier iets moeten leren, dat zijn Jezus’ leerlingen.

Ik ben altijd geneigd om onszelf als gemeente daar ook toe te rekenen.

Er valt iets te leren van dit kritische verhaal.

 

als een kind

De kernvraag, die ónder het verhaal van de kinderen schuilgaat, is:

wat levert het geloof ons op?

Dát is waar de mensen die op Jezus af komen mee zitten. En zijn leerlingen ook.  

Wie verder leest in hoofdstuk 10 komt de rijke jongeman tegen.

Hij zou alles willen doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven.

Hij doet ook al veel.

Maar afstand doen van zijn bezit is een brug te ver.

Dan volgt de gelijkenis van de kameel

die nog eerder door het oog van de naald zal kruipen

dan dat een rijke het koninkrijk van God zal binnengaan.

En het wordt afgesloten met de vraag van Jacobus en Johannes

of zij in Gods koninkrijk een plekje links en rechts van Jezus mogen krijgen.

Hóe geloof je? Hoe kom je naar God toe, of naar Jezus?

Kom je met een tien voor goed gedrag, zoals de rijke jongeman?

Kom je beladen met alles wat je bezit of bent geworden?

Kom je met de vraag wat je er beter van wordt?

Of als een kind…

 

Eigen aan een kind is het dat niets heeft.

Het is erop ingesteld dat er voor hem wordt gezorgd.

Het vertrouwt zich toe zonder erover na te denken.

Het zou van de trap springen, ervan overtuigd dat het werd opgevangen.

Een kind kán zelfs niet leven als het zich niet toevertrouwt aan de zorg van anderen.

Dat kinderlijke vertrouwen is dus van levensbelang.

En willen we God ontmoeten, dan is dat wat nodig is.

Geopende handen; de durf om te springen

en het vertrouwen dat we worden opgevangen.

Durven loslaten wie je bent en wat je hebt.

Wie Gods koninkrijk wil ontvangen komt met lege handen.

Die leeft vanuit de overtuiging dat een mens, als het er op aan komt,

afhankelijk is, genadebrood eet.

 

Door zo demonstratief de kinderen in zijn armen te nemen

waarschuwt Jezus zijn leerlingen: door de kinderen af te wijzen,

sluiten ze voor zichzelf de enige toegang tot het koninkrijk van God

waarnaar ze zo verlangen.

 

wie is zoals zij

Want het koninkrijk van God is voor wie is zoals zij, zoals kinderen.

Wie zíjn dat?

Wij zouden het kunnen wórden. Zo herinneren we ons dit verhaal;

met de oproep dat we moeten veranderen, worden als een kind. (Matteus 18:3)

Maar als Jezus zegt: ‘wie is zoals zij’

bedoelt Hij vooral de mensen om wie Hij bewogen is.

De mensen die niets hebben om zich op te beroepen;

de mensen die met lege handen komen,

armen, zieken, mensen die hebben gefaald, schuldige mensen,

gebroken mensen, uitgekotste mensen.

 

Dát zijn de mensen die in het licht horen te staan;

die de ruimte zouden moeten opeisen in de gemeente van Christus.

Het zijn de mensen die ons nodig hebben, iets van ons nodig hebben.

Soms zijn dat ook de mensen die afkeuring oproepen van de goegemeente,

de mensen waarover we ons opwinden,

omdat ze oprekken wat we ‘normaal’  vinden,

omdat ze een beroep doen op onze verdraagzaamheid, op ons geduld, op onze trouw.

Ze kosten ons energie en hebben zelf maar weinig in te brengen.

Voor díe mensen is het koninkrijk. Om hen windt Jezus zich op.

 

Nu leven wij in een tijd waarin iedereen zich wel over op lijkt te winden.

De verontwaardigde gezichten uit het schilderij van van Dokkum

kunnen we in veel situaties plaatsen

en we zitten er waarschijnlijk zelf af en toe ook tussen.

Maar laten wij ook degenen zijn die zich opwinden over de goede dingen.

 

Lam

Al eerder had Jezus een kind als voorbeeld gebruikt.

Nog maar kort geleden… Jezus hoorde hij zijn leerlingen ruzie maken

over de vraag wie het belangrijkste was.

Toen zei Jezus:

Wie de belangrijkste wil zijn, moet de minste van allemaal zijn,

en ieders dienaar.

Toen pakte hij een kind op, zette het in hun midden en zei:

Wie in mijn naam één zo’n kind ontvangt, ontvangt Mij.

En wie Mij ontvangt, ontvangt God. (Marcus 9:33-37)

 

Het is in de mensen die zijn als een kind, weerloos, op ons aangewezen,

dat God zelf aanwezig is. Hij komt tot ons in hulpeloosheid.

Laten we ook onthouden dat Jezus zelf wéét heeft van weerloosheid.

Als er toch mensen waren geweest die het voor hem hadden opgenomen.

Dan was een mens gered, de menselijkheid gered.

Gelukkig werd het ook nog Pasen en heeft God dat gedaan.

 

Denk nog even terug aan het truitje van het dansende meisje.

Er staat een lammetje op.

Het Lam van God danst mee in dat kind.

Christus zelf licht op in de mensen voor wie zijn koninkrijk is bestemd.

Hij is daar waar mensen elkaar barmhartigheid bewijzen;

Hij is daar waar de naakten worden gekleed,

hongerigen gevoed en zieken bezocht. (Matteus 25)

Daar wordt de wereld gered.

Daar is Gods koninkrijk zichtbaar.