Blog

Keuken en koninkrijk

overweging op zondag 22 januari 2023    PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: Lucas 5: 27-39

 

koninkrijk en keuken

‘Elke kerk moet een eigen keuken hebben’. (Trouw, donderdag 19 januari 2023)

‘Want samen aan tafel, dat is inclusief, samen eten is altijd goed.’ Ds. Julia van Rijn, classispredikant voor de regio Zuid-Holland-noord sprak deze woorden bij de presentatie van een onderzoek onder kerkmensen. Punt van onderzoek was wat ‘men’ verwacht van de kerk, in tijden van corona, in de huidige crisistijd. En dat is: opkomen voor eenzame mensen, hulp bieden aan vluchtelingen, er zijn voor wie het niet breed heeft. Samen eten, een warme plek, een keukentafel waar zware gesprekken worden gevoerd met een bakje troost. De reden voor dit onderzoek is de jaarlijkse actie kerkbalans. Zoiets simpels als ‘er zijn’ kost namelijk geld. Al was het maar om de verwarming te laten branden. Daar hoef ik u niet op te wijzen.

 

Elke kerk moet een eigen keuken hebben. De kop werd besproken in De Huiskamer. Wat daar niet allemaal op tafel komt. En wat wordt er gegeten! De zondagse lunch. Tafeltijd. Broodjes knak bij de basiscatechese, het avondeten op woensdag, en de maaltijd met nieuwe Nederlanders waarbij afgelopen donderdag seuters en baklava naast elkaar op tafel staan. We eten om iets te vieren. We eten om verdriet te delen over een stoel die voortaan leeg zal blijven. We delen brood en wijn om te gedenken, om te ervaren hoe God ons nabij is. Samen eten: dichterbij het koninkrijk van de hemel kun je niet komen. Zo dromen de profeten het ons voor: God als gastheer van een feestelijke maaltijd, met uitgelezen gerechten,  belegen wijnen en een goed stukje vlees. En iedereen mag komen. Het is een droom bestemd voor de wereld, voor ooit, straks. (Jesaja 25:6-9)

 

Jezus heeft die profetische droom een letterlijke betekenis gegeven. Hij parkeert de droom niet als iets van de verre toekomst maar hij begint het gewoon te doen. Hij eet met jan en alleman, met tollenaars en zondaars. Hij trekt mensen naar zich toe die aan andere tafels niet welkom zijn. Kwade tongen noemen hem een veelvraat en een dronkaard (7:34) maar Jezus zegt: het koninkrijk van de hemel is nabij, het is al begonnen. En hoe kan Hij dat beter illustreren dan door te doen wat Jesaja voor zich zag: eten met mensen, brood en wijn delen. De tijd om feest te vieren en samen te eten is nu. Jezus deed dat met iedereen. Met de Farizeeër die hem uitnodigde voor een goed gesprek (Luc 7 en 14), met Levi, die afscheid nam van zijn oude leven, met vijfduizend mensen voor wie vijf broden en twee  vissen genoeg was ((Luc 9). En als Hij vertelt over de vader die zijn verloren zoon weer in de armen sluit, dan eindigt het met een feestmaaltijd. (Luc 15)  Keuken en koninkrijk horen bij elkaar.

 

Levi

Laten we een kijkje nemen in de keuken van Levi. Hij is tollenaar. Het is bijna niet mogelijk om daar iets positiefs over te zeggen. Hij is in dienst van de onderdrukkers, hij verzamelt de belasting voor de Romeinen. Een overloper. Tollenaars staan er bovendien om bekend dat ze meer eisen dan nodig, om zichzelf -zelfs ten koste van de arme mensen- te verrijken. (lees: Zacheus, Luc 19:8) Wie wil met zo iemand feest vieren?

We weten niet hoe Levi tollenaar is geworden. Misschien heeft hij stad en land afgelopen om een fatsoenlijke baan te zoeken maar is dat niet gelukt. Misschien heeft hij een hoekige persoonlijkheid en was hij al uitgekotst door zijn stadsgenoten voordat hij tollenaar werd. Misschien nam hij ergens in zijn leven een verkeerde afslag waardoor hij op het verkeerde pad belandde. We weten dikwijls niet hoe een mens kan dwalen. We mogen daarom best een beetje mild kijken naar Levi, of naar al die anderen met wie iets is misgegaan.

Lucas vat wat er gebeurt heel kernachtig samen. Levi zit. En hij staat op. Het lijkt een spiegelbeeld van wat hiervóór is gebeurd. Lucas verwijst er naar als hij schrijft: ‘Daarná vertrok Hij (Jezus) en zag bij het tolhuis een tollenaar zitten die Levi heette.’ Daarna.. na die verlamde man die door zijn vrienden bij Jezus werd gebracht door hem via een gat in het dak naar beneden te laten zakken. Jezus zette de man weer op zijn benen door te zeggen: Sta op en loop. Hij zei dat met zoveel kracht dat de verlamde man opstond en naar huis ging. Het is met diezelfde kracht dat Jezus nu tegen Levi zegt: Volg mij. Wie weet waarin Levi vast zat of wat hem tot dan toe verlamde… maar hij staat op, laat alles achter en volgt Jezus. Zijn tolhuis, de plek waar hij zat, de tafel waaraan hij zijn geld telde. Levi laat zijn oude leven achter. Hij is door Jezus weer op zijn benen gezet. Om dat te vieren en te bekrachtigen geeft hij een megafeest. En iedereen mag komen. Tollenaars. En anderen… die misschien wel net zo zijn als hij. Op het verkeerde pad, randfiguren, lamgeslagen. Die mensen die ‘zondaren’ worden genoemd door de Farizeeën en hun schriftgeleerden.

 

morren

Voor hen gold het motto: waar je mee omgaat word je mee besmet. Uit angst onrein te worden gingen zij beslist niet aan tafel met jan en alleman. Ze morren erover dat Jezus en zijn leerlingen dat wel doen. Morren, murmureren, een woord uit de Tora dat aangeeft hoe weinig vertrouwen de Israëlieten hadden in Gods leiding en zorg in de woestijntijd. Morren heeft te maken met uit het zicht verliezen dat er een einddoel is, een perspectief. Beloofd land. Koninkrijk van de hemel. De gewone mensen begrijpen het. Zij laten zich raken en overtuigen door Jezus’ woorden. En zelfs als hun situatie lamgeslagen is, staan ze op. Bevrijd. Vernieuwd. Ze gaan het anders doen voortaan. Want dat is de consequentie als je eenmaal bent geraakt door Jezus en hem wil volgen.

 

Jezus gaat in op het gemopper van de Farizeeën. Met alle goede bedoelingen die zij ook hadden, het hoog houden van het Joodse erfgoed en de religieuze tradities, zijn zij spreekwoordelijk geworden voor mensen die de letter van de wet aanhouden zelfs als barmhartigheid daardoor in het gedrang komt. Vroom, maar ook star en behoudzuchtig.

Als Jezus het dan toch wil hebben over inkeer, over bekering, waarom vasten zijn leerlingen dan niet?. Vasten is een uiting van rouw, van boetedoening. De Farizeeën doen het zelf ook, twee keer in de week. Want zo hoort het tenslotte.

Net zo goed als we de Levi’s onder ons kunnen aanwijzen, zullen we Farizeïsche trekjes herkennen in onszelf, bij anderen. Het ons willen houden aan de regels, het willen doen zoals het hoort, de heilige huisjes. Onze angst om te veranderen, oude zekerheden op te geven. Waardoor we in onze ijver de feestvreugde missen.

 

Jezus ontkent niet dat er zondaren zijn. Maar Hij neemt het voor hen op. Ze zijn als zieken die een dokter nodig hebben. Ze hebben genezing nodig, iemand die hen oproept te veranderen. Hij is bewogen om hen en doorziet hun verborgen verlangen om erbij te horen, om een ander leven te kunnen hebben. Hij bevrijdt hen en geeft hen hun plaats aan de tafel.

 

oude zakken

En dat is even wennen. Want zo was het nooit. Een Farizeeër naast een tollenaar.. het is ongehoord, ongedacht. Maar dat is wat Jezus doet. Dat is wat zijn verkondiging van het koninkrijk doet. Mensen in een nieuwe verhouding tot elkaar zetten. Een nieuwe interpretatie geven van de wet. Jezus’ komst luidt een nieuwe tijd in. Hij verricht geen lapwerk. Dat zou alleen maar scheuren opleveren. En de nieuwe klare wijn die Hij schenkt zou uit de oude zakken barsten. Zowel het oude als het nieuwe zou bederven en verloren gaan. Maar ja, eindigt de evangelist een beetje  bitter, iemand die oude wijn gedronken heeft, wil geen jonge. ‘Hij zegt immers: De oude is beter.’ Dat is de bittere ervaring van de jonge gemeente, later, als Jezus er niet meer is, en de scheiding tussen het oude joodse geloof en de nieuwe Jezusbeweging steeds groter wordt.

 

Pas op, werd in een van de exegeseboeken gewaarschuwd, pas op dat je de gemeenteleden geen oude zakken noemt. Het gaat niet over vernieuwingsprocessen in de gemeente. Over ergens voor of tegen zijn. Het gaat over het loskomen van frames, hokjes, waarin wij anderen plaatsen. O, dat is een tollenaar, een zondaar. Of: dat is een Farizeeër. Aan de tafel hebben we dezelfde honger: erbij willen horen, deelgenoot zijn. Gast aan tafel, kind aan huis bij God. Aan tafel oefenen we koninklijke waarden: zonder oordeel zijn, vergeving, geduld, verzoening. Want keuken en koninkrijk, die gaan altijd samen.

 

Lied bij deze overweging: Voor ieder van ons een plaats aan de tafel, NL 388

 

https://www.youtube.com/watch?v=HXmudUJYMxk

 

Voor ieder van ons een plaats aan de tafel,

voor ieder van ons schoon water en brood,

een veilige plek, een plaats om te schuilen,

een plaats in Gods licht als tafelgenoot.

Refrein:

Vol vreugde ziet God naar mensen die recht doen: zij scheppen geluk!

Vol vreugde ziet God naar mensen die recht doen: zij scheppen recht en geluk!

 

Voor ieder van ons een plaats aan de tafel,

voor iedere vrouw, voor iedere man.

Niet minder of meer, de een of de ander:

het delen van macht is deel van ons plan.

Refrein

 

Voor jong en voor oud een plaats aan de tafel,

want iedere stem geeft klank aan het koor.

Een hand zoekt een hand, de jongste de oudste;

ze vinden elkaar en niemand gaat voor.

Refrein

 

Voor ieder van ons een plaats aan de tafel,

beschadigd of gaaf, rechtvaardig of slecht,

en ondanks de pijn: een plaats van vergeving,

genadig begin van goddelijk recht.

Refrein

 

Voor ieder van ons een plaats aan de tafel,

van eerbied vervuld, van angsten bevrijd,

een plaats om te zijn, een plaats om te worden

getuige van Hem, een levend bewijs.

Refrein

 

Muziek: Frank van Essen (arrangement), Allard Gosens, Jan Willem van Delft en Sjoerd Visser

Tekst: Shirley Erena Murray 'For everyone born a place at the table'

Vertaling: René van Loenen

Melodie: Lauri True - A PLACE AT THE TABLE

Tekst en muziek: © Wild Goose, Iona

Vertaling: © Gooi en Sticht, Utrecht