Blog

het teken van het brood

overweging op zondag 28 augustus 2022            PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: Psalm 23 en Marcus 6:30-44

 

het zal mij nooit aan iets ontbreken

Wat heeft een mens nodig?

Toen Jezus zijn leerlingen twee aan twee op weg stuurde om overal het goede nieuws van zijn koninkrijk te vertellen mochten ze niets meenemen voor onderweg. (Marcus 6:7vv) Geen reistas, geen geld, geen extra kleren. Zelfs geen brood. Dat hadden ze niet nodig. Hebben ze de ervaring opgedaan dat je je geen zorgen hoeft te maken over wat je zult eten of waarmee je je zult kleden als je je inzet voor Gods koninkrijk? Hebben ze er gaandeweg op leren vertrouwen dat dat wel goed zou komen en dat ze geen gebrek zouden kennen? Het blijkt dat Gods gezondenen (dat betekent het woord ‘apostel) toch nog iets moeten leren. In het verhaal worden de twaalf eerst apostel genoemd, maar later in het verhaal -als het er op aankomt-  zijn ze weer leerlingen. Het was een waardevolle stageperiode maar ze zijn nog niet klaar. Ze moeten nog leren wat een mens nodig heeft. Wat zíj nodig hebben.

 

Nu komen ze terug. Vol van verhalen, zo stel ik me voor. Ze hebben vast veel gezien, veel gehoord. Er is een groot beroep op hen gedaan. Ze waren zo opgegaan in hun zorg om mensen dat ze zelfs niet aan eten toegekomen waren. Jezus neemt hen mee naar een afgelegen plaats om alleen te zijn, om uit te rusten en op krachten te komen. Een plek waar het stil is. Zo’n plek waar we allemaal op zijn tijd naar toe moeten. Waar je de stem van je eigen hart weer kunt horen; waar je je kunt openstellen voor Gods stem. Een plek om te bidden, om op te laden. Want wie altijd maar doorgaat, raakt op den duur opgebrand. Wie altijd maar geeft en zorgt, heeft uiteindelijk niets meer om te geven. En het vuur waarmee je je inzette dooft. De apostelen hadden geen tijd gehad om te eten maar ze waren er misschien ook niet aan toegekomen om hun ziel te voeden met brood voor het hart. Om zich te laven aan het water van rust.

 

herder

Jezus laat zich meetrekken door de grote menigte mensen die hen is gevolgd. Het zijn er beslist meer dan vijfduizend geweest. (De Griekse tekst spreekt van 5000 mannen; Matteus voegt eraan toe ‘vrouwen en kinderen niet meegeteld’.) Zoveel! Ze hebben Jezus nodig. Zoals schapen een herder nodig hebben. Want daar ontbreekt het hen aan. Aan sturing en zorg, aan iemand die weg wijst en al die losse elementen tot een geheel samenbindt.

Het Oude Testament resoneert mee in dit verhaal.

Het roept de herinnering op aan Mozes. Als hij aan het eind van zijn leven is, vraagt hij God om iemand aan te stellen die het volk kan leiden, zodat het volk van de Heer niet wordt als een kudde schapen zonder herder. (Numeri 27:17vv) En God zegt dat Mozes Jozua de hand moet opleggen en hem leider van het volk moet maken. Jozua. In het Grieks is dat ‘Jezus’. Hij is de samenbinder van Godswege.

Jezus is herder zoals God dat bedoeld heeft. Een góede, in tegenstelling tot slechte herders, slechte leiders die niet het welzijn van de schapen op het oog hebben. (Ezechiel 34) De herder van Psalm 23; van ‘He shall feed His flock like a shepherd’. (Jesaja 40:11 / The Messiah, G.F. Händel) Niet alleen voor deze mensen maar voor álle mensen zal Jezus zo’n herder zijn.

En Jezus -zo staat er- onderwees hen langdurig. Voedsel voor hun hart en hun ziel, leeftocht voor onderweg. Maar de avond valt. En uiteindelijk heb je niet alleen voedsel nodig voor de ziel maar ook voor de maag.

 

wat een wonder

Het wordt laat en de leerlingen dringen er bij Jezus op aan dat hij de mensen weg stuurt.  Maar Jezus zegt: ‘Geven jullie hun maar te eten.’ Maar moeten zij dan voor tweehonderd denarie brood gaan kopen? Een half jaarsalaris? Wie heeft dat bij zich? De leerlingen zetten in op het tekort, op het gebrek. Maar als dat het beginpunt is, zal er altijd te weinig zijn. Wie zijn uitgangspunt zoekt in wat er ontbreekt, zal niet snel uitkomen bij genoeg.   

Jezus vertrouwt op het genoeg. Wat is er wél. En hij begint gewoon met delen. Duidelijk zichtbaar, met geheiligde gebaren. Hoorbaar in zijn zegen over brood en vis.

Iedereen zag wat hij ging doen en begreep. Iedereen at en werd verzadigd. Er was zelfs nog over.

Wat een wonder. Als kind zag ik voor me hoe Jezus van die vijf broden maar bleef uitdelen. Jezus als wonderdoener.

Wordt het wonder er minder om als we zeggen: iedereen pakte toen uit zijn tas wat hij of zij had meegenomen voor onderweg en deelde dat met wie naast hem zat? Gelet op de actuele situaties in ons land zou het een geweldig wonder zijn als wij met ontferming bewogen naar de menigte zouden kijken en hen te eten zouden geven. Het zou niet minder dan een wonder zijn als wij tot een eerlijke verdeling zouden kunnen komen van alle brood en vis op deze aarde; Het zou een geweldig wonder zijn als wij Jezus zouden navolgen in zijn gebaren van zegenen en delen en gehoorzaam zouden zijn aan de opdracht: Geven júllie hen maar eten. Dat zou de vervulling betekenen van de belofte die Jezus deed in de Bergrede: Gelukkig zijn zij die hongeren naar gerechtigheid. Want zij zúllen verzadigd worden.

 

het groene gras

Bijbels gezien heeft honger meerdere lagen. Het manna in de woestijn, brood uit de hemel, leerde dat een mens niet leeft van brood alleen maar daarnaast ook uit Gods hand eet, van zijn woorden leeft. Als wij bidden ‘Geef ons heden ons dagelijks brood’ bidden wij om oneindig veel meer dan een boterham. Dan bidden wij God om dat wat nodig is om een dag als zijn mens te leven. Om inzicht. Om kracht. ‘De bede Geef ons vandaag het brood dat wij nodig hebben’ volgt niet voor niets op ‘laat uw koninkrijk komen, laat uw wil gedaan worden op aarde…. zoals in de hemel’. (Matteus 6:9vv) Geef ons wat wij nodig hebben om uw wil te doen, met het oog op uw koninkrijk.

 

Wat daar gebeurt, op die stille plaats, is niets minder dan een voorproefje van dat koninkrijk. Jezus brengt orde in de chaos van mensen door hen te laten zitten in groepen. In het groene gras. Voor ieder een plekje in de grazige weiden van God. En verzadigd zíjn ze. Gezien in wat ze nodig hebben.

 

Opvallend genoeg besluit dit verhaal niet met zoiets als ‘velen kwamen tot geloof’ of ‘de mensen stonden versteld en eerden God’. De menigte lijkt eerder een figurantenrol te spelen. Niet de menigte maar Jezus’ leerlingen moeten hier iets van leren.

Meteen hierna volgt het verhaal van de storm op het meer. Jezus’ leerlingen zijn vreselijk bang en blijven in die angst hangen, zelfs als Jezus over het water naar hen toe loopt.

Het wondere teken was niet genoeg om hen te laten zien en geloven dat Jezus zelf brood is voor de mensen. En dat het hen nooit aan iets zou ontbreken.

 

hij brak het brood

Niet voor niets vertelt Marcus dit verhaal zó dat het vooruitgrijpt op die andere, laatste maaltijd. Ook dan neemt Jezus het brood, spreekt het zegengebed uit en breekt het brood en deelt het uit. (Marcus 14:22) Neem hiervan, dit is mijn lichaam.

Je zou kunnen zeggen, uiteindelijk schoot Jezus tekort. Want Hij stierf. Maar hij heeft in zijn leven alleen maar ingezet op het grote tegoed dat mensen hebben bij God. En Hij heeft ook vanuit zijn eigen tegoed gedeeld, wijsheid, liefde, zijn leven, zelfs zijn lichaam. Gebroken als brood. Levensbrood, want ons geloof dat Hij is opgestaan en leeft voedt ons vertrouwen dat wij zullen leven, al zijn wij gestorven.

 

Wat heeft een mens nodig?

Wat heb je meer nodig dan gast te zijn aan de tafel van de Heer. Met een beker die overvloeit van goedheid. Van genade. Wij eten vandaag zoveel meer dan een stukje brood. En we drinken zoveel meer dan alleen een slokje druivensap. We voeden ons met wat we nodig hebben om te leven als mensen van God en om het goede nieuws van zijn koninkrijk te delen in woorden en gebaren.