Blog

Vrouwen met invloed: Agaath

overweging op zondag 24 juli 2022           PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

zomerserie Vrouwen met invloed: Agaath

 

uit de Bijbel: Marcus 12: 38-44

gezongen: Heel ons leven, een gave van God, NL 876 en Mijn God mijn herder, NL 23c

 

alles geven

Wat kreeg je van je Schepper toen?

Je leven.

Wat mag je met dat leven doen?

’t Hem geven.

De juffrouw van handwerken schreef het in mijn poëzie-album toen ik 9 jaar was. Grote woorden voor een klein meisje. Een wijze levensles maar met welke impact? En ook heel abstract. Want, hoe doe je dat, je leven aan je Schepper geven?

 

de arme weduwe

Misschien kennen jullie het verhaal van vandaag ook wel als ‘het penninkske van de weduwe’. Dat was het opschrift in de Bijbelvertaling van 1951. Met verkleinwoordjes maken we dit verhaal heel makkelijk sentimenteel. Romantisch: kijk eens hoe dat arme vrouwtje tóch een centje in de offerkist gooit. Als ik er een plaatje bij zou moeten tekenen, dan zou ze oud zijn, een tikje gebogen en een beetje schuw naar de offerkist lopen. Met een houding van ‘let alsjeblieft niet op mij’. Haar muntjes, ter waarde van twee keer niks, laat ze met een steels gebaar in de offerkist vallen, geïmponeerd door de aanwezigheid van de anderen. Tijdens de koffie op donderdagmorgen hadden we het er even over. Méér mensen dachten dat ze er zo uit zo kunnen zien. Maar ik denk niet dat we haar op die manier recht doen.

 

In de eerste plaats was zíj het die bij mij de herinnering opriep aan het versje in mijn poëzie-album. Zij geeft haar leven.

Kijk daar eens naar, zegt Jezus. De mensen die veel geven, geven eigenlijk maar weinig. En deze arme weduwe geeft heel veel, want het is alles dat ze heeft. Het is haar hele levensonderhoud. Alles wat ze nog heeft om in leven te blijven. Haar hele hebben en houwen. Verder zegt Hij niets. Hij verbindt er geen conclusie aan en ook geen wijze les.

Er is ruimte om zelf kritisch na te denken. Gaat het hier inderdaad over háár armoede, of over die van ons?

Het feit dat zij álles geeft is iets om over na te denken. Wat is álles? Dat is hart en ziel, heel je verstand, al je kracht. Niet anders dan met je hele hebben en houwen dien je God en je medemens. Dát moet het toch betekenen; het leven dat je van je Schepper hebt gekregen, draag je aan Hem op, als een loflied. Als een antwoord op zijn Woord, als gehoorzaamheid aan zijn beroep op jou.

 

Met haar gift in de offerkist getuigt de vrouw van vertrouwen. Zij geeft haar levensonderhoud, haar leven. Het verhaal gaat dan niet meer over collectes en barmhartigheid, maar over overgave aan God. Het is niet zonder betekenis dat Marcus dit gebeuren aan het eind van het evangelie plaatst. Nog maar even en dan zal Jezus worden uitgeleverd en gedood. Als er één zijn leven heeft gegeven, dan is Hij het toch. De vrouw, die we Agaath hebben genoemd – dat betekent goedheid- werpt haar schaduw naar voren. Zoals zij alles geeft, roekeloos bijna, zo heeft Jezus in zijn leven en in zijn sterven alles gegeven. Zonder iets achter te houden. Zonder zich zorgen te maken of er dan nog genoeg over is voor morgen, of overmorgen.

 

De vraag die aan mij gesteld wordt, via Agaath, is of ik dat ook durf. Mezelf zo volledig geven. Tot zoiets kun je alleen in staat zijn als je in de loop van je leven een sterk vertrouwen hebt opgebouwd op een God die ons leven draagt; de God van Psalm 23 bij wie ik niets tekort kom, die mij geeft wat ik nodig heb; die mij kracht en moed geeft en aan mijn zijde gaat in moeilijke tijden.

 

De handwerkjuffrouw die in mijn poëzie-album schreef heeft mij dat beslist toegewenst. Achteraf denk ik dat zij dat vertrouwen heeft gehád en het op deze manier heeft willen doorgeven. Ga eens na bij jezelf of jij dat vertrouwen hebt. En wie of wat jou heeft gesterkt in dat vertrouwen. Is het de draagkracht van de liefde of de vriendschap die maakt dat jij hebt leren vertrouwen op God. Is het het wonder van de kracht in jezélf, of de gevoelde nabijheid van God zelf. Heb jij leren vertrouwen door schade en schande of juist omdat jij tot nu gespaard bent gebleven van groot verdriet. Vertrouw jij omdat je inziet hoe prachtig de schepping is en hoe wonderlijk mooi het is dat de Schepper jou in dat grote geheel een plaats heeft gegeven, ja, jou daar zelfs ziet staan.

 

En al schrijven we niet meer in poëzie-albums, vraag jezelf ook af aan wie jij zou willen doorgeven dat God een betrouwbare God is. Met wie wil jij jouw ervaring van Godsvertrouwen delen. Want de mensen die het missen, of het niet kunnen opdiepen uit zichzelf, hebben het nodig om het van jou te horen. Onze kinderen en kleinkinderen moeten het van ons horen.   

 

kritiek

Die Agaath, een stilzwijgend voorbeeld van hoe het moet. Een gelijkenis van wat Jezus doet. Maar ik wil nog iets anders over haar vertellen. En daarvoor stel ik me haar op een andere manier voor. Minder passief, geen voorbeeld of gelijkenis, maar een uitdagend protest. Misschien is ze wel helemaal niet oud en gebogen. Misschien heeft ze wel kinderen. Trots loopt ze naar de offerkist. Met een houding van ‘kijk maar eens goed’. Met een zichtbaar gebaar haalt ze haar twee muntjes tevoorschijn en laat ze in de offerkist kletteren. Rustig kijkt ze om zich heen of iedereen het gezien heeft. Haar hele houding een provocatie.  

 

Een protest tegen de mensen die haar hadden moeten beschermen. In haar schamele gift uit zij kritiek tegen de schriftgeleerden die het geld uit de offerkist in de tempel zouden moeten verdelen onder de weduwen zoals zij, de wezen, de vreemdelingen. In plaats daarvan hebben ze dure gewaden gekocht en paraderen ze rond op het marktplein. Ze willen eerbiedig worden gegroet. Ze laten zich fêteren op ereplaatsen in de synagoge of op een feest.

Ze bidden lang en duidelijk hoorbaar en zichtbaar (denk maar aan de gelijkenis die Jezus vertelt over het gebed van de Schriftgeleerde en de tollenaar, Lucas 18:9vv) en ze eten de huizen van de weduwen op. Háár geld. Schijn-heiligen zijn het.

 

Daar staat ze. Alsof ze zeggen wil: jullie hebben mij alles afgenomen, neem dit dan ook nog maar. Ze is al zoveel kwijt, maar haar waardigheid, haar trots, die laat ze zich niet afnemen. Vanuit haar rol als slachtoffer wijst zij publiekelijk de zwakke plekken aan, de rotte plekken. Met de moed der wanhoop. We horen niet hoe het met haar afloopt. Of haar recht gedaan wordt, of dat ze juist omkomt van de honger. Maar ze heeft gedaan wat ze kon. Ze heeft bloot gelegd hoe het godsdienstige systeem dat haar moest beschermen ontspoord is. De droom van de tempel waar plaats is voor de mus en de zwaluw met haar jongen wordt door haar genadeloos doorgeprikt. Het kan dan ook geen toeval zijn dat Jezus meteen na dit voorval zegt dat van de tempel geen steen op de andere zal blijven staan. Het is het faillissement van de godsdienst.

 

Kortjakje

Dat is niet iets van Jezus’ tijd alleen. We kunnen ons er iets bij voorstellen hoe godsdienst ont-aard, onmenselijk wordt. Het kan het beste in mensen naar boven halen. En dat doet het ook. Denk alleen al aan het enorme maatschappelijke kapitaal van al die gelovige mensen die binnen of buiten de kerk vrijwilligerswerk doen, voor elkaar instaan.

Maar het kan ook het slechtste in mensen naar boven halen. Eerzucht, hebzucht, dogmatische regelzucht.

Jezus stelt meerdere malen aan de orde dat de religieuze leiders wel heel erg bezig waren met het zuiver houden van de leer. Als het gaat over de sabbat, wat er wel of niet geoorloofd is. Of als het gaat over wie er wel of niet welkom zijn aan tafel, of in de tempel. Alles voor de vorm. En dat is niet iets dat alleen toen een valkuil was. Denk maar aan Kortjakje. Altijd ziek. Middenin de week maar zondags niet. Dan zit ze in de kerk, met haar boek vol zilverwerk.

 

Ontmaskert dit verhaal ons soms in onze drukdoenerij om de buitenkant, de organisatie, het gebouw of ‘hoe wij denken dat het hoort’? Het zou een vraag moeten zijn op elke vergadering in onze kerk: Zíen we de mensen nog, hóren we hen in wat zij van ons nodig hebben. Hebben we ons druk gemaakt over de goede dingen? Of hebben we ons zo laten meezuigen in de waan van allerlei andere dingen dat we mensen zijn vergeten?

 

Zijn wij als kerk, of als persoon, ook wel eens als Agaath? Zichtbaar in onze kritiek, hoorbaar in ons protest, als wij opkomen voor wie geen helper heeft, voor hen die buiten de boot vallen?

Jezus en de arme weduwe leggen hun vinger op de zere plek. Pas op voor godsdienst die níet goed is. Maar wanneer is het dan wél goed?

 

Als ons geloof heelt, in plaats van kapot maakt; als het tot nadenken stemt in plaats van dat zelf nadenken niet mag; als het ruimte biedt in plaats van buitensluit. Als het goede in ons omhoog wordt gewoeld en niet onze kwalijke kant. Als de wereld om ons heen er beter van wordt en de samenleving ons niet kan missen. Of juist als de maatschappij de kerk liever kwijt dan rijk is omdat zij de noodzakelijke luis in de pels is.

Als wij blij van worden omdat we bij een kerk horen. Dán is het goed. Als we víeren. Als we ons geloof zó aan het volgende geslacht kunnen overdragen, dat ook zij ruimte voelen om hun stempel erop te drukken. Wanneer is het goed? Als zij begrijpen dat zij in vrijheid antwoord mogen geven op het beroep dat God op mensen doet. Dát heeft de juffrouw van handwerken willen meegeven.