Blog

Ja, ik wil!

zondag 5 december 2021    PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

openingstekst: Een ster maakt de lucht minder dreigend.

Een kaars maakt de nacht minder zwart.

Een hand maakt de weg minder eenzaam.

Een stem maakt de dag minder stil.

Een vonk kan begin van nieuw vuur zijn.

Een noot, het begin van een lied.

Een kind het begin van een toekomst.

(Een wens het begin van een jaar. Jacqueline Roelofs – van der Linden)

 

uit de Bijbel: Lucas 1: 26-38

 

luisteren: Maria had je door, Sela

 

Tienertalk: Bless you!

 

Als Elisabeth Maria ziet aankomen begroet ze haar:

Gezegend ben jij! Blessed, in het Engels.

 

Dat is ook wat men zegt als er iemand niest:

Bless you, God bless you.

Moge God jou zegenen.

Gezegend ben jij!

 

In onze taal reageren we even automatisch.

Als er iemand niest zeggen we:

Gezondheid!

of: Proost!

Dat betekent: Moge het jou goed gaan.

Dus als er iemand niest, komt er iets op gang;

je wenst elkaar het goede toe.

 

Het gebruik om God erbij te halen als er iemand niest

is ooit ingesteld door een paus.

Hij geloofde dat een nies een slecht voorteken was;

wie weet kwam er wel een pandemie van.

Daarom moest elke christen reageren met een zegenwens.

Dat God de nieser zou bewaren voor onheil en ziekte.

En daarmee ook de samenleving.

 

Hoe zit dat vandaag?

Als wij Bless you! zeggen, reageert de ander meestal even automatisch met

‘dank je wel’. We zijn even aardig tegen elkaar.

We laten merken dat de gezondheid van de ander ons iets kan schelen.

De nies heeft iets opgeleverd dat beslist wel besmettelijk is: vriendelijkheid.

Een microklein beetje aardig zijn in een soms heel onaardige wereld.

 

overweging

 

begenadigd

Uit het niets staat er ineens een engel in het huis van Maria.

God is heel dichtbij gekomen.

Maria schrikt er hevig van. Wie zou er niet van schrikken.

Maar grappig genoeg schrikt Maria niet van de plotselinge aanwezigheid van de engel

maar van zijn wóórden: Gegroet Maria, je bent begenadigd, de Heer is met je.

Hoe zou jij reageren als je dat te horen kreeg:

jij, jij bent een bevoorrecht mens want God heeft jou op het oog;

Hij heeft jou bestemd voor een belangrijke taak. God gelooft in jou.

Zou je daarvoor terugschrikken? Wil jij aannemen dat het zo is?

Voor sommige mensen is het heel wat om te horen dat God in hen gelooft.

Omdat ze niet in zichzelf geloven, weinig zelfvertrouwen hebben of zichzelf waardeloos vinden. Sommige mensen zijn bang om zichzelf te laten zien, of hebben de moed al opgegeven. Er is niets waarvoor ze willen vechten, zich voor willen inzetten.

Dan kan iemand wel zeggen dat je goed bent in Gods ogen, maar wat zou dat.

 

Maar hier komt een engel bij een jong meisje in een onbenullig dorp en hij zegt: jij bent in Gods ogen goed genoeg. Jou heb ik nodig. Niet wat jij hebt gedaan telt; niet wie jij denkt te zijn in je eigen ogen en al helemaal niet hoe jij je zelf naar buiten toe presenteert of wie jij in de ogen van anderen zou zijn. Ik wil dat we dat vandaag goed horen: begenadigd zijn we. Goed in Gods ogen. Goed genoeg om deel te hebben aan zijn bevrijdende plan met deze wereld. Mét je beperkingen, je mankementen, je onhebbelijkheden en je onmogelijkheden. En we krijgen dezelfde geruststelling mee als Maria: wees niet bang. God heeft je zijn gunst geschonken. Je hebt genade gevonden.

 

wees niet bang

Maria’s gezegende toestand zal in alles rijmen op vrouwen in de geschiedenis van God en mensen. Vrouwen op sleutelmomenten en op sleutelposities: Sara. Rebecca. Rachel; de moeder van Simson, die een begin zou maken met de bevrijding van Israël; Hanna, de moeder van Samuel, de eerste profeet.  

 

Heel de geschiedenis van God en Israël vertelt dat leven een hachelijke onderneming is en allerminst vanzelfsprekend. Het is steeds God geweest die ervoor zorgde dat er toekomst was, dat een volgende generatie aanspraak bleef maken op zijn beloften. Heel de geschiedenis vertelt dat het leven genade is, een gunst ontvangen uit Gods hand. Met alles wat we kunnen en denken te weten blijft toch staan dat het leven zelf een geschenk uit Gods hand is. En dat het doorgaat, ook als dat menselijkerwijs niet vanzelf spreekt. Dat mag troostend zijn en onze angst voor de toekomst wegnemen.

 

Maria krijgt te horen dat God haar heeft uitgekozen voor iets moois. (BGT)

De engel maakt haar deelgenoot van Gods plan, met haar, met de toekomst van Israël.

Een zoon zal ze krijgen;

hij zal Zoon van Allerhoogste worden genoemd en hij zal in vrede regeren voor altijd.

Gods Geest zal haar bedekken als een schaduw, als vleugels.

 

Kregen wij het soms ook maar: inzicht in het plan achter ons leven.

Wisten we maar of het goed komt.

Konden we maar om het hoekje van de toekomst kijken.

Dat is ons niet gegeven. Evenmin als dat Maria wordt gegeven.

Zij wordt, net zo min als wij, gespaard voor moeilijkheden en verdriet.

Met zorg zal zij het leven van haar zoon gadeslaan.

Zijn pijn zal ook de hare zijn. En op een dag staat zij onder het kruis.

Het enige dat zij weet is dat het goed komt.

Achteraf zal zij dat zien.

 

Omdat zij deel is geworden van Gods plan, zijn belofte voor deze wereld.

In haar lofzang bezingt zij het als de wereld omgekeerd.

Machtigen verdreven van hun troon,

opgericht wie klein werden gehouden.

Verzadigd wie honger hadden en de rijken beroofd van hun bezit.

Een barmhartige en rechtvaardige wereld, en zij mag daar een rol in spelen.

De vraag is of wij even zelfverzekerd als Maria ‘ja, ik wil’ kunnen zeggen en ons laten betrekken in Gods plan.

 

De Heer wil ik dienen

Want dat is de essentie van ons geloof.

Het is geen staat van zijn, geen kwaliteit als in ‘ik ben gelovig’ of ‘ik ben christen’.

Het is niet iets dat in ons zelf ontstaat of gebeurt.

Het initiatief ligt ergens anders. 

Wat christenen typeert is dat zij geroepen zijn.

Heel de Bijbel door is het zo dat er een roep uitgaat van God

en dat een mens daaraan gehoor geeft.

Zoals Jezus mensen riep om hem te volgen.

Zoals de engel Maria oproept, uitnodigt om mee te doen.

God is de stem, ik ben het oor.

God is het Woord, ik ben het antwoord.

Dat geeft mijn christen-zijn beweging, richting, een doel.

Ons geloof is geen kwaliteit van onszelf, maar begint in God.

Gezegend zijn we, als we ons laten uitnodigen om verantwoordelijkheid te dragen

voor het grotere geheel,

om te geloven in toekomst.

Gezegend zijn we als we ons laten uitdagen om hoopvol te zijn

door hoopvolle dingen te doen en te zeggen.

Misschien zullen we pas achteraf begrijpen

waar God ons voor heeft gebruikt;

misschien zullen we pas achteraf, of misschien wel nooit, weten

waar het goed voor was.

Maar we zullen leven in de zekerheid dat ons leven zin heeft.

 

Ik weet niet wie – of wat – de vraag stelde.

Ik weet niet wanneer zij gesteld werd.

Ik herinner me niet dat ik antwoordde.

Maar eens zei ik ‘ja’, tegen iemand – of iets.

Vanaf dat moment heb ik de zekerheid dat het leven zinvol is

en dat mijn leven in onderwerping een doel heeft.

(Dag Hammerskjöld, Merkstenen)

 

lied: Magnificat, ZZZ 670