Lyonne

Lyonne

May 22, 2023

Beste Theofilus

overweging op zondag 21 mei 2023 PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

Wezenzondag, zondag Exaudi, de zevende zondag van Pasen

 

uit de Bijbel: Matteus 28: 16-20

lied: Ik zal er zijn, HH 460

 

uit de Bijbel: Handelingen 1: 1-14

lied: De Heer is opgetogen, NL 666

 

lied na de overweging: Al heeft Hij ons verlaten, NL 663

 

Beste Theofilus,

ik weet dat Lucas je al heeft geschreven

maar ik wil ook graag míjn verhaal doen.

Ik was er ook bij. Net als jij ben ik een ‘vriend van God’,

de eerste volgeling van Jezus.

Ik was er kapot van toen Hij zo’n wrede dood stierf.

Ineens kon ik begrijpen dat troost ver weg kan zijn als je iemand die je liefhebt verliest.

Zijn plek in de kring was pijnlijk leeg. Niemand durfde er te gaan zitten.

Niemand die het woord nam, zoals Hij dat kon doen. Het was stil.

En in die lege stilte drong de betekenis van wat we gezien niet goed door.

Ik had nota bene het lege graf gezien.

En Kleopas en zijn reisgenoot hadden Jezus herkend toen Hij bij hen at.

Later is Jezus ook verschenen aan mij, Simon, en aan de andere leerlingen.

De vreugde om hem zo te zien was groot.

Maar even zo vaak als Jezus aan ons verscheen, verdween Hij ook weer.

Dat maakte onze leegte alleen maar leger, de stilte stiller.

Ons verdriet was groot, te groot om op te pakken wat Jezus ons had gevraagd:

het goede nieuws overal gaan verkondigen,

leerlingen roepen om Hem te volgen, zoals Hij ons had geroepen.

We waren er nog niet aan toe.

Hoe hadden we geloofwaardig kunnen vertellen dat Jezus is opgestaan en leeft,

als we het zelf nog niet konden geloven?

 

Theofilus, ik weet dat Lucas je ook zijn eerste boek heeft gestuurd.

Dat eindigt hij met Jezus’ hemelvaart op dezelfde dag als Jezus’ opstanding.

Hij schrijft daar dat wij in grote vreugde terugkeerden naar Jeruzalem

en verder gingen waar we waren gebleven.

Misschien moet iedereen het zo onthouden,

dat het best zal gaan als je iemand bent verloren;

dat je verder gaat, meteen vanaf het begin

en dat God daarin met je meegaat.

Maar jij en ik weten ook hoe moeizaam het kan zijn om verder te gaan;

hoe je kunt worstelen met de vraag of er nog toekomst voor je is

en daardoor niet toekomt aan datgene waartoe je bent geroepen.

Ik kwam daar niet aan toe.

Ik vind het zo mooi dat Lucas daarom nóg een keer vertelt

over hoe we verder zijn gegaan na Jezus’ afscheid

en dat Hij veertig dagen lang aan ons verscheen.

 

Véértig, Theofilus! Zoveel jaren trok ons volk door de woestijn.

Zoveel tijd hadden ze nodig om te ontdekken dat er toekomst voor hen was na Egypte.

Zoveel dagen was Mozes op de berg om de Tien Woorden te ontvangen.

En weet je nog dat Jezus veertig dagen in de eenzaamheid van de beproeving bleef voordat Hij aan zijn werk begon.

Door het nog een keer zó te vertellen geeft Lucas ruimte.

Ruimte voor groeien in geloof; voor zoeken naar troost, naar God.

 

Je weet dat ik van Jezus de naam Rots (Petrus) heb gekregen,

maar geloof me, zo stevig heb ik lang niet altijd in mijn schoenen gestaan.

Dat heeft ook moeten groeien, moeten rijpen in mij als een kind in de baarmoeder.

Nu, achteraf, weet ik dat Jezus altijd dichtbij is geweest, in woord en in geest.

Maar ik heb Jezus nog gekend.

Ná mij zullen mensen het moeten doen met de verhalen.

Met ónze verhalen, met mijn verhaal, over mijn geloof.

Gelukkig heeft Lucas mij niet neergezet als een held,

als iemand met een rotsvaste overtuiging.

Dat zou komende generaties alleen maar afschrikken.  

 

Daarom is het goed dat Lucas ook mijn vraag heeft opgeschreven in zijn tweede boek.

Want dat koninkrijk waar Hij het steeds over had, wanneer zou dat komen?

Al die tijd had ik, net als de andere leerlingen, gedacht dat het in Jezus zou aanbreken.

En toen Hij na zijn dood aan ons bleef verschijnen,

hoopten we dat dát dan het moment was.

Maar dat koninkrijk kwam er niet van.

Het leek alsof er niets veranderd was en of de wereld gewoon doorging

zoals hij was vóór Jezus.

Dat was natuurlijk niet zo. Álles was veranderd. Alleen voelden we dat nog niet.

Diezelfde dag, op de dag van de opstanding,

én veertig dagen later, nam Jezus afscheid van ons.

Hij beloofde ons zijn Geest, kracht van boven.

En toen zagen we Hem niet meer, door die grote wolk.

Dat weet jij natuurlijk net zo goed als ik, Theofilus.

Dat is een Bijbelse wolk. De wolk waarin God voor ons volk uitging door de woestijn;

de wolk die de berg bedekte toen God met Mozes sprak.

Toen zag ik het niet, maar nu begrijp ik dat in die wolk God verborgen aanwezig was.

Nu besef ik dat dat altijd zo is geweest, en altijd zo zal zijn.

Maar op het moment zelf bleek ik net als de anderen omhoog staan staren.

Staan er opeens twee mannen naast ons!

Ik herkende hen meteen want ik had hen al eerder gezien. (Lucas 9: 28vv)

Ik was toen met Jezus, Johannes, en Jacobus een berg opgegaan om te bidden

en daar stonden ze, even plotseling.

Het bleken Elia en Mozes te zijn die met Jezus stonden te praten.

Niet zo gek, want Jezus was altijd in gesprek met de Wet en de Profeten.

Maar goed, toen heb ik het moment volkomen verkeerd begrepen.

Ik wilde daar blijven. Een tent opslaan, maar dat was niet de bedoeling.

We moesten de berg weer af, terug naar het dal, waar de mensen woonden.

We werden er meteen weer geconfronteerd met hun problemen en verdriet. (Lucas 9:37)

 

Nu was ik er op bedacht: een berg, twee mannen in witte kleren,

die zeggen dat Jezus terugkomt.

Het zal wel niet de bedoeling zijn dat we tenten opslaan en daar blijven.

Het zal de bedoeling wel zijn dat we de berg weer af gaan en iets gaan doen.

Het verschil met die eerste keer was natuurlijk

dat we dit keer zonder Jezus naar beneden gingen.

En toch ook weer niet.

Ik wist dat Jezus voortaan verborgen aanwezig mijn bestaan zal delen.

En als ik met Hem wil spreken, open ik de Tora en de Profeten.

Ja, Jezus heeft ons alleen gelaten, maar niet aan ons lot overgelaten.

 

We zijn de berg weer af gegaan en hebben onze vrienden en vriendinnen opgezocht.

Vanaf dat moment hadden we het gevoel dat we bij elkaar hoorden.

En dat Jezus in óns op aarde was. Dat wíj het zichtbare deel van hem waren geworden.

We wisten dat we iets te verwachten hebben

maar dat naar boven staren en afwachten geen zin heeft.

We moeten iets gaan doen. Iets waar Jezus zijn zegen aan zou geven,

iets in zijn Geest.

 

Beste Theofilus, misschien kom je nog eens langs. We komen samen in de bovenzaal.

Precies de plek waar Jezus met ons brood en wijn deelde en zei:

doe dit om Mij te gedenken. Precies op de plek waar we zijn opstanding vieren.

Want Hij is niet dood. Hij leeft.

 

Ik groet je met de vrede van Christus, Petrus.

May 19, 2023

Nooit alleen

overweging op Hemelvaartsdag     PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: Daniel 7: 9-10 en 13-14

lied: Verheven, Psalmen Anders 47a

 

uit de Bijbel: Efeziers 1: 17-25

lied: Hij leeft, NL 667

 

uit de Bijbel: Lucas 24: 44-53

luisteren: Alles komt goed, uit De Passion 2022

 

Ik heb me geen dag van God verlaten gevoeld.

Ik was op bezoek bij een gemeentelid van hoge leeftijd.

Zoals zoveel anderen heeft hij het nodige meegemaakt.

Vreugde, verdriet, verlies.

Hij woont niet meer thuis en heeft veel moeten inleveren.

Lichamelijk, geestelijk.

En toch zegt hij: ik heb me geen dag van God verlaten gevoeld.

 

Ik denk dat het daar over gaat op Hemelvaartsdag.

We vertellen het verhaal van Jezus’ afscheid van de aarde,

over zijn leerlingen die zonder hem terugkeren naar Jeruzalem

en toch is het geen verhaal over leegte, of missen.

Maar een verhaal over blijvende verbondenheid en vreugde.

Ondanks dat Jezus niet meer zichtbaar en tastbaar in hun midden is

vervolgen zijn leerlingen vol vreugde hun weg.

 

Ik heb gezocht naar wat de basis zou kunnen zijn van dat zelfvertrouwen.

Waarom waren ze niet verdrietig?

 

Ik vond drie sleutelwoorden.

Begrijpen

getuigen

gezegend zijn.

 

Jezus maakte hun verstand ontvankelijk voor het begrijpen van de Schriften.

Hij opende hun verstand,

zoals Hij eerder die dag de ogen van de Emmausgangers had geopend.

In hun hart wisten ze al dat Jezus de van God gezondene was,

degene in wie alle verhalen over vallen en opstaan, gevangen zijn en bevrijd worden, leven en dood, werden samengevat en vervuld.

Maar waar ze er eerder met hun verstand niet bij konden,

groeit nu het begrijpen, het besef dat Jezus is opgestaan.

Op de derde dag, de Bijbelse dag dat leven tóch doorgaat.

Ze begrijpen dat Jezus leeft.

 

Nu zij dat begrijpen worden ze getuigen.

Ze waren het natuurlijk al; ooggetuigen van wondertekens en bijzondere ontmoetingen, en ook oorgetuigen van goede woorden, zoals die van de Bergrede.

Met de kennis die ze nú hebben, dat Jezus de Opgestane Heer is,

kunnen ze Jezus’ missie voortzetten:

de volken oproepen om tot inkeer te komen, zodat hun zonden worden vergeven.

Over de hele wereld mogen ze vertellen van Gods nieuwe wereld.

 

Dat hoeven ze niet alleen te doen.

Zegenend neemt Jezus afscheid van hen.

Vanaf nu zijn ze geen leerlingen meer maar gezondenen. Apostelen.

Mensen met een missie.

Mensen die zullen handelen in de geest van Jezus.

En de woorden die ze zullen spreken zullen ook in zijn geest zijn.

Alsof die geest als een mantel om hen heen geslagen wordt.

 

Wanneer Jezus uit hun midden verdwijnt, maakt Hij plaats voor de kracht uit de hemel,

voor Gods Geest. In zijn tweede boek (Handelingen) zal Lucas daarover vertellen:

het geluid als van een windvlaag, vuurtongen en een vlammend betoog van Petrus.

 

Ze hebben zich geen dag van God verlaten gevoeld.

De leerlingen die getuigen werden – apostelen- gingen gevormd door de Schriften en in de verwachting van Gods Geest terug naar Jeruzalem. In grote vreugde.   

 

Ook wij vinden daarin onze troost en bemoediging. In de verhalen.

En in het weten dat we gezegend zijn met dezelfde Geest die ook op Jezus rustte.

De vreugde in ons mag even groot zijn.

Wat we ook doormaken,

wat ons ook overkomt,

wij dragen dat hemelse kleed van geestkracht, van liefde.

We worden dan wel alleen gelaten

maar niet aan ons lot overgelaten. (Leo Feijen, in: Met zonder Jezus)

 

May 15, 2023

Beeld van God

overweging op zondag 14 mei 2023         PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

zesde zondag van Pasen

 

verhaal: De Oude Schildpad, Douglas Wood

uit de Bijbel: Exodus 32:1-6 en 34: 1-9

 

beeldvorming

We worden de hele dag bestookt met beelden én beeldvorming. We vormen ons een mening over iets of iemand. We vormen ons eigen beeld van situaties, van gebeurtenissen in de wereld. Zelfs als het over onszelf gaat over is beeldvorming niet ver weg. We hebben een bepaald beeld van onszelf. We zijn ons ervan bewust dat er naar óns wordt gekeken, spiegelen ons aan anderen. Er is geen ontkomen aan. En de vraag is hoe het ons leven, onze omgang met elkaar beïnvloedt.

Het beeld dat je van een ander hebt bepaalt hoe je diegene tegemoet treedt. En dat beeld klopt lang niet altijd. Jongeren in groepjes… uitkijken geblazen. Tot je ze angstvallig passeert en ze je vriendelijk groeten. Iemand kan zomaar meevallen, anders zijn dan je dacht. Ook je zelfbeeld beïnvloedt hoe je jezelf geeft in je werk of in relaties met mensen. Voor je het weet zit je vast, of heb je een ander vastgezet, in het beeld dat in je hoofd zit.

Een luchtig voorbeeld van beeldvorming is een ontmoeting in mijn eerste gemeente. Mijn man en ik waren ergens uitgenodigd en de gastheer wilde ons aan iemand voorstellen. ‘Dit is onze nieuwe dominee’, zei hij met een armzwaai. Waarna diegene de hand van mijn man pakte om hem hartelijk welkom te heten. We konden erom lachen maar dat is het natuurlijk niet. Vrouwen hebben nog altijd ‘last’ van hun vrouw-zijn. En je zult in dit land maar een buitenlands klinkende achternaam hebben; of opgroeien in een achterstandswijk, goede cijfers halen en toch een lager schooladvies krijgen. Je zult maar een donkere huid hebben. Of transpersoon zijn. Je zult maar worden gepest op de werkvloer of op school en gaan geloven wat ze allemaal over je zeggen.  

Beelden zijn hard, hardnekkig. Ze staan verwondering in de weg, en verrassing. Ze vervormen onze kijk én de verbinding die we met de ander kunnen leggen. Ze maken onvrij. En onvrijheid hadden de Israëlieten nu net achter zich gelaten. Wat doet dat gouden beeld daar?

Ik ben er

Het gaat mis als Mozes wegblijft. Veertig dagen zal hij op de berg blijven om de tien geboden te ontvangen. (Exodus 24:18) Na een week of zes wordt het volk ongeduldig. Ik kan het begrijpen. Egypte ligt achter hen. En vóór hen ligt het beloofde land. Maar hoe ze zullen komen en óf ze er zullen komen is de vraag. Met die onzekerheid konden ze het uithouden zolang Mozes er was. Uit zijn mond hoorden ze God spreken.

Ze zágen dat ze die God konden vertrouwen in het brood uit de hemel, het water uit de rots. Maar nu Mozes is verdwenen geldt ook voor God: uit het oog, uit het hart. En dan roept iemand: máák een god voor ons. Laat God erbij zijn, zoals Hij heeft beloofd, maar dan op ónze manier. Wat heb je tenslotte aan een God die zegt: Ik zal er zijn. Hoe dan? Wat merk je daar van? ‘Ik zal er zijn’ is net zo wazig als het antwoord ‘straks’ op de vraag ‘wanneer’. Dan weet je nog niets.

Ze proberen de Ene een vorm te geven zodat Die zichtbaar is, dichtbij komt. Het gouden kalf is dan ook geen afgod maar een beeld van God. Zo zagen ze God; zo wilden ze dat Die zou zijn. Ze vatten de Eeuwige samen in termen van goud en rijkdom, van jeugd en levenskracht, van mannelijkheid en vruchtbaarheid. Dáárin is God te vinden voor hen. Een sterke, onoverwinnelijke God.

Een stukje uit de kinderbijbel Woord voor Woord: ‘Dat krachtige sterke leven, daar voel ik God in. Jonge krachtige mensen, die lijken mij het meest goddelijk. Die moeten de leiding hebben. De sterksten moeten de meeste kans krijgen.

Halfzachte slapjanussen en oude, ouwerwetse mensjes, daar hebben we helemaal niets aan. Wie niet sterk is, moet sterk worden. Wij zijn sterk en krachtig. Dus God is sterk en krachtig.’ (Karel Eykman) Met dít beeld, een stierkalf, een ‘jonge god van een god’ wordt niet alleen God vastgezet maar ook de mens.

Wij zijn het niet die bepalen hoe God moet zijn. Dat bepaalt de Eeuwige zelf. Het is in onze omgang met God dat wij ontdekken hoe Hij in ons leven aanwezig is. Of afwezig. Want we kunnen niet over God beschikken.

Voor velen is God de Nabije, de God van ‘Ga met God en Hij zal met je zijn (NL 416) Maar Hij zou er zomaar op een andere manier kunnen zijn dan wij denken, hopen of wensen. Misschien als ons kritische tegenover. Als degene die ons op de proef stelt. Als degene aan wie wij twijfelen. Of als de degene naar wie wij verlangen omdat zijn aanwezigheid wordt gemist, níet vanzelf spreekt. Sommige Psalmen lopen over van dat zoeken, over smachten naar God als een vermoeid en dorstig dier naar water. Denk aan Jezus’ woorden aan het kruis en hoe Hij God miste.

‘Maak geen godenbeelden’ zeggen de Tien Woorden. Niet alleen van goden, ook niet van God. En dat geldt evengoed voor denkbeelden. Er komt een moment dat ze sneuvelen.

In de appgroep werd gedeeld hoe het beeld van de strenge en straffende God plaats maakte voor de liefdevolle en troostende God. Maar ook dat we het beeld van de corrigerende God toch ook nodig hebben om bij de les te blijven.

Voor sommige mensen wankelt of kantelt het beeld van God als hen iets overkomt dat moeilijk is of zwaar. Waarom heeft God hen daarvoor niet bewaard? Als God ons tegemoet komt als een verbondspartner, een vriend of reisgenoot, dan moeten we hem de ruimte gunnen om ons te verrassen, te verwonderen, te overrompelen.

Hoe dan?

Ik ben er, zegt God. En Hij laat zich kennen in de leiding die de Israëlieten ervaren op de onbekende weg die ze gaan. In wolk en vuur. In manna en water. Hij laat zich kennen als een reisgenoot, en als een bondgenoot. Een vriend die vraagt om jouw vertrouwen, jouw gehoorzaamheid, jouw verantwoordelijkheid. Een reisgenoot met wie je het onzekere tegemoet durft te treden, een levenspartner waaraan je groeit en verandert. Dáárom is God zo boos op de Israëlieten. Omdat ze niet begrepen hebben dat Die zich verbonden had aan zijn volk. Niet hoog en ver bij hen vandaan, maar in hun midden.

Hoe zal Hij er zijn?  Mozes zou het graag willen weten. Wie heeft er niet net als hij af en toe behoefte aan geruststelling: zeg me, God, hoe U met me meegaat. Gun me een blik in mijn toekomst nu alles zo onzeker is, zo duister. Laat me zien dat ik er niet alleen voor sta nu morgen als een woestijn voor me ligt. Hoe God er zal zijn? In liefde, genade en geduld. In trouw en waarachtigheid. Een God  die vergeeft maar niet alles over zijn kant laat gaan. Groots en liefdevol, scherp en kritisch. Zo is God in jouw leven aanwezig en dat merk je pas als Die al voorbij gegaan is. Achteraf. Als je gevoed bent, je dorst gelest is; als je uit je woestijn gekomen bent, of in jouw duisternis licht hebt ontdekt. Achteraf. Als je bent teruggekeerd van en dwaalweg, gevallen en opgestaan.

Je bent een beeld

Later zullen mensen God ontdekken in een mens. Achteraf kwamen de verhalen los over wat mensen hebben gezien, gehoord, ervaren. Het moest wel iets van God zijn geweest. ‘Sprekend zijn Vader’ (Nico ter Linden) zeiden ze.

En Johannes schreef in zijn evangelie: We hebben de grootheid van God gezien. (Joh 1:14) Jezus is het enige echte beeld van God. Hij was het die Gods naam belichaamde. Hij gaf handen en voeten, stem en hart aan dat liefdevolle en genadige, de trouwe en oprechte. Hij was het die zonden vergaf én een kritische blik over het leven liet gaan door op te roepen tot omkeer en bekering. Zijn optreden staat haaks op alles wat dat gouden kalf vertegenwoordigde. Hij was er voor kinderen, voor zondaars, voor wie verlamd waren door het leven, voor wie klemgezet waren. Hij kwam op voor de losers, de zwakkelingen. Hij hechtte niet aan status of macht of rijkdom. Hij waarschuwde juist dat het nastreven van die zaken het koninkrijk van de hemel in de weg staan.  

En Hij leerde ons het belangrijkste van alle geboden: een beeld van God dat héb je niet, dat bén je.

Apr 24, 2023

Tien toezeggingen

overweging op zondag 23 april 2023        PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland     

 

derde zondag van Pasen;

 

deze tekst is voorbereid met gemeenteleden in de appgroep Keek op de Preek

 

lied met de kinderen: De Tien Woorden Rap

uit de Bijbel: Exodus 20:1-21

lied: Wat vraagt de Heer nog meer van ons, NL 992

uit de Bijbel: Matteus 22: 35-40

lied: Omdat Hij niet ver wou zijn, NL 528: 1, 3 en 4

lied na de overweging: Hij die gesproken heeft, NL 362

 

Dat mag niet!

Zo’n tien jaar geleden hadden we onze vouwwagen neergezet op een kleine camping in de buurt. Leuke plek maar opvallend veel briefjes. Briefjes met daarop wat er allemaal niet mocht. Ook bij de wasmachines hing een briefje: niet wassen op zondag. Overigens was ook vertrekken op zondag niet toegestaan maar dat werd in de namiddag oogluikend toegelaten. Als men maar betaalde op zaterdag. Op zondagmorgen, Pinksteren, togen wij naar de kerk. We hebben er verder niemand op kunnen betrappen. Daardoor kwamen die briefjes plots in een heel ander daglicht te staan.

Sommige mensen herinneren zich de tien geboden uit hun jeugd vooral als ‘er moet veel en er mag weinig’; de donderende stem van de dominee, of de opgeheven vinger van vader of moeder die de kinderen om de oren sloeg met ‘toon eerbied voor uw vader en uw moeder’. Door de geschiedenis heen zijn de tien geboden verworden tot een ‘bastion van een christelijke moraal’ (Jan Nieuwenhuis in: De tocht van de mens, blz 53). In de appgroep vroegen we ons af of het er nou echt om gaat dat je niet vloekt, of op zondag iets gezelligs gaat doen. De Tien Geboden kunnen toch niet bedoeld zijn als fatsoensnormen om elkaar de maat te nemen, of de les te lezen. Ze beginnen nota bene met: Ik ben de Heer, uw God, die u uit Egypte, uit de slavernij heeft bevríjd. De tien geboden die daarna volgen kunnen niet anders dan in die context staan: bevrijding, vrijheid. Geen keurslijf, geen nieuw slavenhuis. In de appgroep deelde iemand: de tien geboden zijn er ten leven en niet ter straf.

 

De Enige

De Eeuwige zet hoog in en bakent zichzelf stevig af. Ik ben de Enige! Geen andere goden naast mij; geen beeld van mij dat wordt aanbeden, want Ik duld geen ontrouw. Het zou weerstand op kunnen roepen als God zich al niet had laten kennen. Hij ís Bevrijder. En Hij dóet zijn naam ‘Ik zal er zijn’ eer aan. Hij ís er ook. Ik heb jullie op adelaarsvleugels gedragen. Jullie zijn mij dierbaar, een kostbaar bezit, kostbaarder dan alle ander volken op aarde. Vóórdat God de exclusiviteit voor zichzelf opeist, heeft Hij die al toegezegd aan de Israëlieten. Jullie zijn voor Mij de enige. Ik wil voor jullie de Enige zijn. God verklaart zijn volk de liefde en zij antwoorden uit één mond en geven hem hun ja-woord. Daarna hoeft alleen de trouwakte nog maar te worden opgesteld waarmee de partners beloven ‘om trouw alle plichten te vervullen die de wet aan de huwelijkse staat verbindt.’ Dát zijn de tien geboden: een verbondstekst, een belofte om elkaar trouw te zijn, een nieuw begin. Het zijn woorden die de kaders van de verbintenis aangeven en bedoeld zijn om toekomst te scheppen, een samen-op-weg gaan. Ze horen bij mensen die God hebben ontdekt als ‘míjn God’, als de goedheid zelve, als de Nabije. Ze horen bij mensen die er hun vrijheid in vieren.

Eigenlijk noemen wij de tien geboden ten onrechte zo. We lazen: Toen sprak God ‘deze woorden’. Het zijn tien woorden. Aanwijzingen voor het samen leven met God en met elkaar.  

 

Gij zult niet…

Herinnert u zich nog hoe de woorden klonken in uw jeugd? Wij lazen vandaag: Pleeg geen moord. Pleeg geen overspel. Steel niet. Heel duidelijke opdrachten. Doe dat niet! Dat mag niet! Maar in de oren van veel mensen klinkt nog: Gij zúlt niet.. Gij zult geen andere goden hebben; gij zult u geen gesneden beeld maken; Gij zult niet doodslaan; Gij zult niet echtbreken. Dat klinkt niet alleen als ‘je mag niet’ maar ook als een belofte. Tien woorden die tien toezeggingen zijn. Zo zal het zijn als mensen eerbied hebben voor God, voor het leven, voor relaties. Zo zal het zijn in het land dat God beloofd heeft. In het land van de vrijheid zal niemand de behoefte voelen om andere geboden te aanbidden omdat het vertrouwen in de Enige genoeg is. In het land dat God voor zich ziet heeft geen mens iets van een ander mens te vrezen. Niet alleen zal men daar eerbied hebben voor God maar men zal ook de medemens eerbiedigen. Niemand zal zich iets toe-eigenen dat niet van hem of haar is. Of dat nu gaat om bezit, om de waarheid, om leven of liefde.

Ergens kwam ik de regel tegen: ‘De wet is een middel om de hemel op aarde te creëren.’ (Ik meen Jonathan Sacks) De tien woorden zijn de huisregels van God, voor wie bij Hem kind aan huis willen zijn. Het deed me denken aan van die borden met huisregels die sommige mensen in huis hebben hangen. ‘In dit huis’ en dan komen er regels. Vaak zijn ze positief gesteld. ‘In dit huis maken we plezier, zeggen we sorry, vergeven we elkaar. In dit huis horen we bij elkaar.’ Want je bént er niet door dingen níet te doen. Het gaat uiteindelijk om wat je wél doet voor een leven dat veilig en heilig is. Pleeg geen moord zou kunnen worden: In ons leven met elkaar hebben we eerbied voor alles wat leeft. Steel niet: in ons samenleven respecteren we wat van een ander is. Leg geen vals getuigenis af: In dit huis zijn we eerlijk. Zo worden tien woorden ook tien wáárden. Ze zouden zomaar wáár kunnen worden als wij er ernst mee maken. Ik denk dat we in Jezus hebben gezien dat het zo werkt. Hij leefde niet vanuit ‘dit mag niet, dat mag niet’ maar vanuit de toezegging ‘zo zal het zijn’. Hij gaf op een heel bevrijdende manier invulling aan de tien woorden. Pelde er alle mag-nieten vanaf om er weer richtingwijzers van te maken.

 

Ja maar…  

Ja, maar… wacht nog even…. er zat wat dwars bij de mensen in de appgroep. Misschien ook wel bij u. God is een ‘na-ijverig’ God. Hij is jaloers, duldt geen ontrouw. En voor de misdaden van de ouders zullen de kinderen, de kleinkinderen en zelfs de achterkleinkinderen ter verantwoording worden geroepen. Hoe kun je nu als kind moeten boeten voor de zonden van je ouders?

Je kunt geen twee heren dienen, zei Jezus daar later over. Je kunt niet God en Mammon dienen. Je kunt niet halfslachtig kiezen voor een relatie met God. Want dan bestaat het risico dat je afglijdt, dat je overspel pleegt met de god van het geld, de god van de macht. Denk niet te makkelijk over de kwade krachten die je  bij God vandaan kunnen houden. Dat geeft kwaad. En kwaad vermenigvuldigt zich altijd, van kwaad tot erger.

Wat ouders verkeerd doen heeft onherroepelijk gevolgen voor de kinderen, soms zelfs verder. Wat deze generatie doet, zal altijd zijn impact hebben op de komende generaties. Dat mechanisme kennen we; dat een volgende generatie de smet of de pijn van de vorige meedraagt. Iemand noemde het voorbeeld van kinderen van foute ouders, of van ouders die geleden hebben in de oorlog. Dat zijn  oorlogsslachtoffers van de tweede en derde generatie.

De belofte die erin zit is dat kwaad ook een einde kan hebben. Het leed is te overzien. Het is te keren. De liefde van God daarentegen heeft geen einde. Zijn trouw is niet te overzien, die is tot het duizendste geslacht. Die is voor altijd. Bedenk dan wat een impact het kan hebben als deze generatie voorgaat in het goede doen; of als ouders of grootouders hun kinderen opdragen aan Gods liefde, voor hen bidden, om zegen vragen. En bedenk hoe wíj het zijn die het huis van liefde bouwen zodat wie na ons komen er in kunnen wonen.

 

God sprak

Een joodse wijsheid zegt: Éenmaal is de Tora gegéven, op de Sinai, maar ontvángen kun je haar elke dag. Eenmaal sprak God deze woorden…. maar je kunt ze nog altijd horen.

Láát je aanspreken. Sta open voor de bevrijdende kracht die er vanuit wil gaan. En zie ze als een uitgestoken hand van God die begint met: ‘Ik ben…’

Apr 17, 2023

Genoeg is genoeg

overweging op zondag 16 april 2023        PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

tweede zondag van Pasen

 

In de week voorafgaand werd in de appgroep Keek op de Preek door gemeenteleden nagedacht over deze tekst.

We zingen liederen van Huub Oosterhuis, die overleed op Paasmorgen 9 april.

 

uit de Bijbel: Exodus 16: 1-30

 

vertrouwen

Vertrouwen. De leden van de appgroep waren het er snel over eens dat het daar over gaat in de tekst. Vertrouwen dat God je geeft wat je nodig hebt, elke dag weer. Er werden mooie ervaringen gedeeld. Misschien heb jij ook wel zo’n ervaring; dat God je heeft geleid door een moeilijke periode; dat Hij voor je heeft gezorgd. Je hebt dat gaandeweg geleerd; je hebt je dat vertrouwen eigen gemaakt.

Maar wát als dat vertrouwen ontbreekt? Wat als jij weerstand hebt om je over te geven en alleen vertrouwt op je eigen inzicht, op je eigen handelen.

De Israëlieten hebben er weinig vertrouwen in dat het goed komt.

Ze durven zich niet over te geven aan hun Bevrijder.

Die heeft dan wel gezegd: ‘Ik zal er zijn’, maar is dat écht wel zo?

En er is wel die wolk overdag en de vuurkolom in de nacht om de weg te wijzen,

maar waar gaan ze dan heen? Was het in Egypte niet veel beter dan dit onzekere woestijnland? In Egypte waren de vleespotten gevuld. Er was dagelijks te eten: vis, komkommer, watermeloen, prei, uien en knoflook. (Numeri 11:5) Dat ze ook een dagelijkse portie zwaar werk hadden vergeten ze gemakshalve. (Ex 5:8)

Vertrouwen betekent dat je Egypte durft los te laten en vrij durft te zijn. Vertrouwen betekent het verleden durven loslaten ten gunste van de toekomst.

Ook als het onzeker is, onduidelijk, waar je dan terecht zult komen. En dat is kennelijk zo moeilijk, zo precair, dat er in de Bijbel veertig jaar voor staat om dat te leren.

 

Egypte

In de woestijn zijn de Israëlieten vrij. Maar die vrijheid is niet oeverloos. Die wordt begrensd. Je mag alles zeggen maar het is de vraag of dat altijd moet.

Je mag alles hebben maar het is de vraag of je dat ook nodig hebt.

Alles kan, maar moet alles dan ook maar kunnen? Daarom geeft God grenzen aan; richtingwijzers die voorkomen dat vrijheid onder druk komt te staan. Regels die waarborgen dat iedereen even vrij is.

In het Bijbelse Egypte is dat niet zo. Het is een land van grote verschillen tussen vrij en onvrij, macht en onmacht; een samenleving van rangen en standen waarin ieder een plaats heeft waar je niet makkelijk van los komt. Dat altijd maar door en doorgaan om grote hoge dingen te bouwen en te bereiken, elkaar opjagen tot grotere en betere prestaties, dat is het Egypte van onze tijd. Maar ook in de grote verschillen in opleiding, kansen en mogelijkheden, huisvesting, in het vastzitten van mensen aan hun lot, zit ons Egypte.  Het is niet makkelijk om ons daaraan te ontworstelen. Dan moet er iets gebeuren.

 

In maart 2020 kwam de wereld tot stilstand.

Na de eerste schrik haalden we bevrijd adem. De lucht was schoon, de schepping opgelucht. Mensen kwamen tot rust; we leken zachter naar elkaar. Er was ruimte voor een boek, voor gesprek, voor stilte, voor God. En we namen ons voor: we willen niet terug. Dat gejaag en geren, dat altijd maar meer willen hebben of verder willen gaan, dat 24/7 áán staan. Nee, we wilden niet terug maar we zijn weer wel terug. Kennelijk blijft Egypte trekken. Met zijn deadlines, met zijn haast en gejaag. We zijn rupsjes nooit genoeg; willen niets missen van het leven en we klagen zonder ons te realiseren dat we in een rijk land leven, een ‘over-consumptiemaatschappij’ noemt iemand het. En loslaten wat je hebt, veranderen, is niet makkelijk. Zeker als je daarvoor iets moet inleveren.

Misschien verzet jij je er tegen. Zeg je: ik tel mijn zegeningen, genoeg is genoeg. Maar voor zoveel mensen is het leven een race tegen de klok. Met mededogen zie ik ouders met jonge kinderen die zoveel ballen in de lucht moeten houden; jonge mensen van wie veel wordt gevraagd, of die veel van zichzelf vragen, ouders gesandwicht tussen hun kinderen/kleinkinderen en de zorg om ouder wordende ouders. Zelfs gepensioneerden laten zich regeren door hun agenda. Maar genoeg is genoeg.

 

brood uit de hemel

Genoeg is genoeg.

Dat geldt voor het brood dat uit de hemel valt. Ze hoeven niet meer te nemen dan ze nodig hebben. Ze hoeven niet op te potten of te graaien. Zo’n mentaliteit stinkt en is bederfelijk. Dat blijkt. Het brood uit de hemel stelt de vraag of we durven loslaten dat we vooral voor onszelf moeten zorgen. Het stelt de mentaliteit van graaien, van hebben en houden, onder kritiek. In de appgroep zegt iemand: Als we allemaal zouden nemen wat we nodig hebben dan gaf de aarde genoeg voor iedereen.

 

Eigenlijk is het geen brood dat God geeft. Dat wat uit de hemel komt moet nog worden gebakken. Het moet nog in goede aarde vallen en verandering teweegbrengen. Zoals degene met de moestuin stelde: God geeft ons te eten; daar vertrouw ik op en daar werk ik aan.

In het brood komt wijsheid mee, Gods woord dat ons wijst op onze medemens. En op de wereld die Hij voor zich ziet: beloofd land, koninkrijk van de hemel, een wereld ‘waar mensen waardig leven en elk zijn naam in vrede draagt.’ Die wereld ligt voorbij de woestijn, voorbij onzekerheid, moeilijkheden, ontbering, en misschien vinden we het daarom wel zo moeilijk om te blijven vertrouwen. Want die toekomst zien we niet en het visioen is niet altijd sterk genoeg om vol te houden als het moeilijk wordt.

We zouden er een voorschot op willen nemen. Maar de toekomst is niet van ons. Alleen vandaag is van ons. Voor die ene dag mogen we onze handen open houden zodat we kunnen ontvangen wat we nodig hebben. Met Jezus mee bidden we: Geef ons heden ons dagelijks brood. Geef ons wijsheid en inzicht zodat we er zelf iets mee zullen bakken. Voed ons met moed en kracht om overeind te blijven als mens van U, om onderweg te blijven naar God weet waar. Wat is jouw manna? Wat heb jij nodig om mens en medemens te zijn? Wat heb jij ontvangen om vol vertrouwen overeind te blijven? Wat is jouw mannaverhaal?

 

de zevende dag

Neem ik wel voldoende rust en regelmaat om zo te groeien in vertrouwen, vraagt iemand zich af. Die rust kríjgen we met de zevende dag. Want genoeg is genoeg geldt ook voor het ritme waar mensen bij gedijen. Van ophouden weten, dat is een heilig gebod. Niets te moeten maar aandachtig zijn voor iets van een andere orde. Iets van God.

De zevende dag is een heilige dag waarop we ons herinneren dat een mens niet leeft van brood alleen. De dag van onze ziel en ons geweten. Het is die zevende dag die ons ervoor behoedt om helemaal opgeslokt te worden door Egypte. Het is de dag van bevrijd zijn last en druk, van opgelucht adem halen, van zien hoe blauw de lucht is en weten dat je een medemens bent en hebt.

Van het manna wordt een kruik vol bewaard in de ark van het verbond. Die kruik werd meegesjouwd door de woestijn, en van generatie op generatie doorgegeven. Met het verhaal erbij. Want als we het verhaal niet meer vertellen zullen we zeker bezwijken aan de trekkracht van Egypte en zal het visioen van beloofd land uitdoven.

Luister, mogen we vertellen, toen Israël klaagde, verward en onzeker over de toekomst, toen riep Aaron het volk bij elkaar en hij liet hen zich opstellen met hun rug naar Egypte en hun gezicht naar de woestijn. En daar, oog in oog met al wat hen verward en onzeker maakte, daar liet God zich zien in al zijn majesteit. Wees dus niet bang. Vertrouw dat God met je meegaat.

Apr 11, 2023

Emmaus

overweging op Paasmorgen 2023             PG De Open Hof ~Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: Lucas 24: 13-35

Deze preek is voorbereid met een groep gemeenteleden.

afbeelding: Janet Brooks - Gerloff, 1947-2008

 

Wie lopen daar?

Daar lopen twee mensen. Leerlingen van Jezus.

Toen Hij bij hen was hebben ze goede woorden gehoord, betekenisvolle dingen gezien.

Soms, even, zagen ze iets van dat koninkrijk waarover Hij preekte.

En met elke stap die ze dichter bij Jeruzalem kwamen groeide hun hoop dat Jezus de bevrijder zou zijn. Maar Hij is ter dood veroordeeld, gekruisigd.

En met hem is een stukje van henzelf doodgegaan.

Daar lopen ze. Gedesillusioneerd. Beroofd van hun dromen en hoop. Somber gestemd.

De ene heet Kleopas. De ander heeft geen naam gekregen en gelovig hebben mensen van alle tijden ingevuld: dat zou ik kunnen zijn. Dat ben ik.

Die twee zijn zo menselijk, zo herkenbaar.

In hoe ze zijn afgehaakt, de andere leerlingen hebben achtergelaten;

In hoe ze praten zonder tot begrip te komen,

en hoe ze daar gaan zonder verder te komen.

En ook in hun verwarring komen ze dichtbij.

Als ze zich afvragen wat er nu wáár is van hun geloof.

Want het is al de derde dag. De dag dat er geen redden meer aan is.

Maar God laat zich niet zien.

Heb jij daar wel eens gelopen, op een weg die nergens toe leidt,

en je afgevraagd waarom je nog gelooft? Of wat het allemaal nog voor zin heeft?

Dan weet je misschien ook dat wie het niet meer ziet zitten,

niet helder ziet, en niet alles goed hoort.

Wie opgaat in verdriet, of teleurstelling,

ziet de dingen niet altijd in het juiste perspectief.

En woorden van hoop of troost komen niet aan.

Het is niet altijd makkelijk om je vast te houden aan je geloof in de opstanding

als een geliefde is doodgegaan.

Die twee hadden wel gehóórd dat het graf leeg was

maar ze geloofden hun oren niet. En het goede nieuws bleef betekenisloos.

En ze zíen de vreemdeling wel

maar ze herkennen Jezus niet als Hij naast hen komt lopen

en geduldig hun verdriet tevoorschijn luistert.

Hadden we allemaal maar zo’n reisgenoot.

Bedachten we in de voorbereidingsgroep.

Iemand die luistert zonder oordelen. Iemand met tijd, en geduld met ons.

Bedenk maar dat de wandeling van Jeruzalem naar Emmaus 11 kilometer is.

Maar we bedachten ook: zo’n reisgenoot zouden wij moeten zijn.

Mensen die met elkaar meelopen, tot we er zijn.

En: We hébben zo’n reisgenoot.

De schaduw aan onze rechterhand, uit Psalm 121;

de aanwezige God die ons kent in onze gedachten en gevoelens,

in onze verwondingen, in ons gevoel van zinloosheid.

God is dichtbij, ook als je dat niet zo ervaart.

Soms moet je afdalen naar Emmaus om dát weer te ontdekken.

 

vertalen

Wat is er voor nodig om weer toegang te krijgen tot wat hoopvol is, tot geloof?

Wat is er  voor nodig om tot je te laten doordringen dat de dood niet onherroepelijk is, niet het laatste?

Wat is er voor nodig om óór te krijgen voor die goede boodschap,

en oog voor tekens van nieuw leven?

Alles wat je nodig hebt, heb je al ontvangen. Het zit in je hoofd, het ligt in je hart.

Als je maar niet zo’n dwaas was… als je maar niet zo ‘traag van hart’ was. (Statenvertaling en NBG ’51)

Jezus begint met vertellen, uit de boeken van Mozes, uit de Profeten.

Over doodgelopen situaties waar toch redding kwam: de ark van Noach,

of de Israëlieten bij de zee; misschien wel over Jona,

die op de derde dag uit de vis werd gespuugd.

Of over de profeet Hosea die verkondigde dat God zijn volk zal laten opstaan en leven op de derde dag. (Hosea 6:1-3)

Al vertellend vertaalt Jezus de verhalen naar het verhaal van die twee onderweg. Verhalen over redding, uit een put, een leeuwenkuil, een slavenland, een woestijn,

een vis, ballingschap, zelfs over redding uit de dood…

Laten die twee toch voelen dat er altijd reden is om te hopen,

om te vertrouwen. Want God laat geen mensenkind los.

Ze wéten het gewoon, zei iemand van de voorbereidingsgroep.

Maar ze hebben iemand nodig die hen over hun dode punt heen helpt.

 

breken

Er komt weer leven in hen als ze zien dat Jezus het brood neemt en breekt.  

Als kind dacht ik: dat is logisch, want dan zien ze de littekens in zijn handen.

Maar dat is niet de clou.

Ze herkennen Jezus in het breken van het brood.

Daardoor worden hun ogen geopend.

De vertroebeling, hun tijdelijke blindheid, verdwijnt en ze weten:

Jezus leeft en je ontmoet hem in het breken van het brood.

Hij is aanwezig als wij het brood breken, om hem te gedenken.

Hij is er, in het delen. Hij is er, in het samen eten, in zijn gemeente.

Als je dát ontdekt, dan is het Pasen.

Opstaan! Dat is wat die twee in Emmaus doen.

Nu bevestigd is wat ze al dachten, wat ze voelden branden in hun hart,

weten ze wat hen te doen staat.

Ze staan op.

Ze keren terug naar Jeruzalem, naar de andere leerlingen,

naar de mensen met wie ze kunnen delen wat Jezus betekende.

Naar de gemeente die samenkomt om Pasen te vieren.

 

Vandaag staan twee mensen op.

Ze hebben ontdekt dat geloven voor hen een houvast is.

Ze hebben, gaandeweg, ondervonden dat ze een reisgenoot hebben.

In goede en kwade dagen.

Dat in Jezus’ dood de zonden zijn vergeven

en dat wij delen in zijn opstanding.

Dat vertrouwen willen ze uitspreken.

 

Waar ben jij vandaag?

In de voorbereidingsgroep zei iemand:

al was God soms afwezig, ik heb nooit afstand van Hem gedaan.

Ik ben Hem trouw gebleven omdat ik geloof dat Hij mij vertrouwt.

Dat lijkt me een stukje Jeruzalem.

Maar misschien ben jij wel onderweg naar Emmaus?

Dan hoop en bid ik voor jou dat je gehoord en gezien mag zijn

in wat je meedraagt en dat je ogen worden geopend

voor iets van God, iets van Jezus. Misschien wel in een onverwachte reisgenoot.

overweging op zondag 26 maart 2023              

PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

We vieren het 12 ½ -jarig jubileum van ons kerkgebouw.

 

uit de Bijbel: Lucas 9: 57-62

 

Wat zijn we blij met ons gebouw. Het is veilig en warm.

We voelen ons er op ons gemak.

Tegelijkertijd beseffen we best dat het daar niet om gaat.

Want geloven heeft eerder te maken met beweging en rusteloosheid dan met vastigheid en veiligheid. Abraham ging op reis. Paulus reisde wat af.

Geloven gaat over volgen. Over loslaten.

Dáárom werden de eerste christenen mensen van de Weg genoemd (Handelingen 9:2). Je hoort het verband tussen geloven en gaan.

Zo’n fijne plek als wij hebben komt tegemoet aan het menselijk verlangen ergens thuis te komen, ergens geborgen te zijn in het gewoel van de wereld. Tegelijkertijd zit er een zeker risico in; het roept op z’n minst spanning op tussen binnen blijven of op weg gaan, tussen zitten of opstaan. Over die spanning wil ik het vanmorgen hebben.

 

Een enthousiast mens komt bij Jezus.

Hij is kennelijk geráákt door Jezus en zegt:

Ik zal U volgen waarheen U ook gaat. Waarom zegt hij dat?

Wat is het verlangen daar onder? Zit dat in het gáán, of in het blijven?

Jezus tempert zijn enthousiasme: weet waar je aan begint.

Wie bij Jezus wil blijven, vindt  geen warm holletje of veilig nest om zich te verstoppen. Jezus biedt geen schuilplaats.

Hij wakkert juist rusteloosheid in je aan.

Hij biedt je geen plaats om te slapen omdat Hij jou wakker nodig heeft.

Alert op de mogelijkheden om God te dienen en zijn koninkrijk te zoeken.  

 

Jezus volgen brengt je op de weg van de liefde, tégen alle boosaardigheid in. Je komt op plaatsen en bij mensen die door anderen worden gemeden; bij verloren mensen, bij mensen met pijn, bij moeilijke mensen.

Bij paradijsvogels. Is jouw geloof daartegen bestand?  

 

 

Is jouw geloof sterk genoeg om te leven met veel ‘onderweg zijn’ en weinig ‘thuiskomen’; kunnen we er tegen dat we vooral zaaien en maar weinig oogsten? Dat we druppels op gloeiende platen moeten blíjven gieten als de wereld in brand staat… Weet waar je aan begint, lijkt Jezus te zeggen.

Wij kunnen met die consequenties van geloven alleen uithouden als we ook bemoediging vinden, wijsheid, kritische noten, leiding. Dáárom komen we hier even thuis. Maar we oefenen ons in het gáán. Vanaf het moment dat we de kaarsen aansteken wéten we, straks gaat dit licht voor ons uit. En wat hier wordt gebeden, gezongen, geleerd, opgevangen, dat werpt zijn licht over de week vóór ons.

 

Volg mij, zegt Jezus tegen een ander. Maar die wil eerst terug om zijn vader te begraven. Eerst iets anders doen.

Diegene heeft kennelijk andere prioriteiten.

Maar het appel dat Jezus op mensen doet duldt geen uitstelgedrag.

En al helemaal niet vanwege dingen waarvoor je terug moet,

doodse dingen.

Kennelijk zit deze mens vast in iets van vroeger, iets waar geen leven meer inzit, iets dat geen toekomst heeft.

Daarom zegt Jezus: Laten de doden hun doden begraven.

Laten de mensen waar geen toekomst in zit het maar samen uitzoeken. Maar jij, die geroepen wordt, ga op weg om het koninkrijk te verkondigen.

Hoe kan iets anders belangrijker zijn dan dat?

Wát kan er belangrijker zijn dan zoeken naar vrede voor mensen, naar gerechtigheid en heelheid?

Hoe kun je tegen een concrete hulpvraag zeggen:

nee, eerst even terug naar dit.

Terug is niet de weg van God. Terug is terug naar af.

Terug zijn de vleespotten van Egypte, houden wat je hebt,

niet willen investeren,

niet vooruit denken met een nieuwe generatie voor ogen.

Terug is blijven hangen in oud zeer maar wie die weg gaat vindt geen genezing. Het is vasthouden aan schuld of schuldgevoel maar geen vergeving vinden. Terug is alles bij het oude laten en niet tot vernieuwing komen. Wie níet terug gaat maar Jezus volgt, zal uitgedaagd worden om woorden te zeggen die de toekomst openbreken en om dingen te doen die te maken hebben met Gods koninkrijk.

 

In dit huis oefenen we ons in het loslaten van wat doods is en geestloos en we oefenen onze prioriteiten. Eerst dit. Eerst ons ja tegen het beroep dat God op ons doet. Het is nodig dat we dat oefenen én dat we eerlijk uitspreken naar elkaar dat we daarin ook tegenvallen. Ons ja is vaak ook een ja, maar…. of een ja, tenzij…. omdat er zoveel is dat ons terugroept. Vraag jezelf vandaag eens af wat jouw mitsen en maren zijn. En wat er zou kunnen ontstaan als jij die losliet.  

 

De laatste die Jezus aanspreekt wil eerst afscheid nemen van zijn huisgenoten. Er is kennelijk veel dat hem of haar lief is en dat hij maar met moeite kan achterlaten. Maar wat heb je aan een ploeger die niet vóór zich kijkt, zegt Jezus. Die is niet  geschikt voor Gods koninkrijk.

Sommige mensen denken met weemoed terug. Vroeger, ja vroeger was het zoveel beter. De kerk zat voller. Er was veel meer jeugd. Soms voelen ouderen zich opzij geschoven door de nieuwe manieren van de volgende generatie. Alsof het niet goed was hoe zij het deden. Bedenk dan dat het nooit gaat om de sporen die al getrokken zijn maar om de sporen die getrokken wórden. Natuurlijk nodigt dit jubileum uit om even achterom te kijken. Daar kunnen we ook ons voordeel mee doen. Het is zoals de filosofen zeggen: het leven wordt achterwaarts begrepen. We kijken om om te ontdekken wat er anders had gemoeten, waarin we zijn gegroeid en of we elkaar daarin hebben meegenomen. We kijken om en halen ons hart op aan het geloof van wie ons voorgingen en oogsten dankbaar wat mensen voor ons hebben gezaaid. Ja, het leven wordt achterwaarts begrepen maar …. het wordt voorwaarts geleefd. (Soren Kierkegaard, Samelde Vaerke, IV) Dus, welke nieuwe sporen zijn er te trekken? Welke mogelijkheden zijn er voor ons zelf, en voor ons kerkgebouw, om nog beter Gods koninkrijk te dienen. Maar ook: wat moet ik daarvoor loslaten.

In dit huis oefenen we ons in het loslaten van de klem en de claim van het verleden om vol vertrouwen de toekomst tegemoet te treden.

 

Wat hou ik van uw huis, zingt de pelgrim. Hij is onderweg naar de tempel, wél wetend dat hij daar niet zal kunnen blijven. Niet zoals de mussen en zwaluwen die daar nestelen. God heeft zijn mensen ergens anders nodig. En aan mensen onderweg heeft Hij zijn liefde nooit ontzegd. (NL 84a) Misschien is het wel zo dat, hoe meer wij durven loslaten, Hij ons vasthoudt.

overweging op zondag 19 maart 2023      PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

4e zondag in de Veertigdagentijd

bij het Bijbel Basicsthema: Wie? Wat? Waar!

 

uit de Bijbel: Johannes 6: 25-51

 

honger?

‘Ik heb honger.’ We corrigeerden onze kinderen meteen als ze dat zeiden.

‘Je hebt geen honger. Je hebt hooguit trek.’  

Je zou kunnen stellen dat wij, in onze leefwereld, nauwelijks weten wat honger is.

We hebben het goed. Zo goed dat we ons soms realiseren dat het best minder kan.

Het zou goed zijn om te consuminderen. Om minder gulzig te zijn.

Daarbij komt ook de wetenschap dat de verhoudingen tussen arme en rijke mensen heel scheef zijn. En tot een eerlijke verdeling wil het maar niet komen. Wij hebben geen honger. De vraag is wat het dan voor ons betekent als Jezus zegt dat Hij het ware brood is dat de honger kan stillen. Welke honger dan?

 

De mensen die op Jezus zijn afgekomen zijn vullen het antwoord heel concreet in: ze zullen nooit meer honger hebben. De maaltijd met de vijf broden en twee vissen was overdadig. Er was zelfs nog over. Zo’n man moet je de leiding geven, koning maken. (Jezus vreesde daarvoor en had zich teruggetrokken; Joh 6: 15) Dan zal het land floreren. Niemand zal meer honger hebben. ‘Geef ons altijd dat brood, Heer’ zeggen ze.

 

Het is een gretig publiek dat Jezus voor zich heeft. Maar Hij wijst hen terecht: jullie hebben het teken gezien maar de betekenis niet begrepen. Jullie komen alleen maar omdat je gegeten hebt zoveel als je wilde, maar om die honger gaat het niet.

 

In de Bijbel is honger, en ook dorst, een woord om te omschrijven hoezeer men naar God verlangt. En hoezeer men Hem nodig heeft om te kunnen bestaan. Water en brood zijn Gods antwoord, Gods aanwezigheid, of zorg. Maar daar zijn de mensen die bij Jezus komen niet zo mee bezig. Ze zijn vooral bezig met zichzelf. Gééf dat brood. Zij denken bij het brood uit de hemel vooral aan de Tora. Aan iets dóen. Zeg maar wat we moeten doen voor dat voedsel, zeggen ze dan ook. Hun geloof gaat over buitenkant. Over godsdienstige verplichtingen, naast hun verdere werk en plicht. De redenering is: als je brood kunt verdienen, dan ook wat Jezus hier belooft.

 

In de tijd waarin wij leven zijn we doorgaans ook druk met materiele zaken.

Het gaat om brood op de plank en liefst een goede boterham. Daarom ligt onze prioriteit bij ons werk, onze opleiding, ons gezin. Er gaat veel aandacht naar ons uiterlijk, naar onze gezondheid of lichamelijke gebreken. Alles is te koop. Alles is maakbaar. Dus áls we al ergens honger naar hebben, iets nodig hebben, dan regelen we dat. Het moet altijd beter worden. Vooruit.  En vanuit die honger groeit een rusteloosheid waardoor we steeds op zoek zijn.

Van dat streberige wil Jezus juist bevrijden. Ons leven zal nooit vervuld zijn als we ons alleen maar druk maken om materiele zaken als eten en drinken en kleding. (Lees bijvoorbeeld Matteus 6:25-34) Ons leven zal nooit verbonden zijn met God als we alleen bezig zijn met onszelf.

 

honger

Er kan een moment komen dat ons streven en jagen wordt verstoord. Er kan maar zo iets gebeuren waardoor we beseffen dat niet alles wat wij willen ook kan. Er komt een moment in ons leven dat we ándere honger leren kennen. Échte honger. Naar troost. Naar wijsheid. Naar leiding. Velen van ons ervaren leegte en verlangen naar iets wezenlijks, iets zinvols. We zijn zoekers naar licht in het duister, naar vrede in een onrustige wereld, naar warmte en troost. (NL 1005 Looking for light) We verlangen naar zorg voor onze ziel. Naar gezien worden, gehoord in onze gebeden, aanvaard. Naar kracht uit de hemel. Naar God.

En voor dát brood, die broodnodige aanwezigheid van God, hoef je helemaal niets te doen. Je hoeft alleen je hand maar op te houden. Dagelijks brood, wat je nodig hebt om één dag te bestaan, dat zal God je geven.

Dát is de les die het manna uit de hemel wilde leren. Het brood uit de hemel legde de bodem onder de tocht door de woestijn, want Gods volk mocht leven met vertrouwen en hoop. Hoe zwaar het ook was, hoe moeilijk zij het hadden met zichzelf of met God, het manna was een vaste waarde. God was erbij. Precies zoals Hij dat had beloofd aan Mozes bij de brandende braamstruik, toen Hij zei: Ik ben. En als Jezus zegt: Ik ben het ware brood, dan wéét je dat dat iets met God te maken heeft. Jezus biedt aan: als je met mij in zee gaat, zul je leven vinden zoals het echt bedoeld is. Leven in verbondenheid met God. Een dagelijks geschenk uit de hemel. Die honger naar God wordt gestild in Jezus.

 

genadebrood

Je hoeft er niets voor te doen. Je kunt het ook niet eisen: geef ons van dat brood. Je hoeft het alleen maar te ontvangen. Je ervoor open te stellen. Daar zijn we doorgaans niet zo heel goed in. We geven liever. Zijn liever bezig om iets zelf te verdienen of voor elkaar te krijgen. Ontvangen plaatst ons in een afhankelijk positie en dat hebben we liever niet. Als ontvanger staan we schuldig tegenover degene die ons geeft.

Als wij met elkaar het brood breken en delen, avondmaal vieren, oefenen we ons daarin. We oefenen het ontvangen als we met onze handen geopend naar voren komen. We oefenen het afhankelijk zijn van God en het vertrouwen dat Hij voor ons zal zorgen. We ervaren het schuldig staan en proeven van verzoening. Want dat gebroken brood herinnert aan Jezus’ lichaam, dat in gehoorzaamheid heeft geleefd en heeft liefgehad, dat is gestorven. Om de zonden van de wereld weg te dragen.

 

Je hoeft niets te doen voor dat brood. Je deelt erin mee. Wie dat gelooft heeft eeuwig leven.

 

 

eeuwig leven

In ons hoofd zit de gedachte dat eeuwig leven het leven hierna is. Het behelst ook de belofte dat wij op de laatste dag door hem gewekt zullen worden.

Maar Johannes benoemt dat eeuwige leven steevast als een kwaliteit die hoort bij het leven hier en nu. Eeuwig leven is een gevolg van de keuze voor Jezus. En de keuze hem te willen volgen.

Je krijgt daarmee deel aan het leven zoals dat God voor ogen staat. Koninkrijk. De hemel op aarde. De glans daarvan valt ook over jouw leven. Je deelt erin mee. Je draagt eraan bij. Eeuwig leven is leven met God en Jezus. (lees bijvoorbeeld Johannes 17: 2-3) En wie leeft met God en Jezus kan niet anders dan leven vanuit liefde.

 

De liefde is de rode draad door het evangelie van Johannes. Wie deelt in het brood dat Jezus’ lichaam is, deelt in vergeving, in heelheid, in hoop voor de toekomst. Die deelt in het lijden van de wereld; dat is iets van samen. Daar gaan we samen onder gebukt, ook met onze eigen pijn. En dat dragen we, helpen we dragen.

 

Jezus volgen nodigt uit tot een broodnodige manier van mens-zijn. Dat is niet per se makkelijk -je kunt worden gebroken, met huid en haar opgevreten- maar het is wel noodzakelijk. En het zal bijdragen aan leven met kwaliteit. Daar zal geen afbreuk aan worden gedaan. Het is voor altijd.

overweging op zondag 12 maart 2023 

3e zondag in de veertigdagentijd

bij het Bijbel Basics project Wie? Wat? Waar!

 

uit de Bijbel: Psalm 130 en Lucas 7: 36-50

 

't Boze dat ik heb gedaan

zie het, Here, toch niet aan.

Schoon mijn zonden vele zijn,

maak om Jezus’ wil mijn rein.

 

Mijn ouders leerden mij het eerste couplet ‘Ik ga slapen, ik ben moe’. Het tweede leerde ik van mijn oma. Mijn ouders wilden er kennelijk niet aan om mij zo naar bed te sturen. Oma kwam uit een zware kerk. Zij had geleerd dat ieder mens vanaf de geboorte verdorven, ganselijk onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad. (Zondag 3, antwoord 8) Dan is de zonde een last die je te dragen hebt, een last waar je niet makkelijk van af komt.

Voor mijn ouders was het niet zo’n gespreksonderwerp. Zoals voor velen niet. We doen toch ons best.

In Jezus’ tijd was je een zondaar als je je niet hield aan de Tora. En dat is dus iets waar je de farizeeër bij wie Jezus te gast is niet op zult betrappen.

 

twee mensen

Hij lijkt de tegenpool te zijn van de vrouw die bekend stond als zondares.

Zelfverzekerd genoeg om Jezus uit te nodigen in zijn huis. Maar te onverschillig om Jezus echt gastvrij te ontvangen. Geen water voor Jezus’ voeten, geen kus, geen olie. Niet echt hartelijk. Zelfs een beetje gênant. Deze farizeeër heeft het goed voor elkaar voor zichzelf. Is misschien ook wel een beetje vol van zichzelf. Hij heeft Jezus dan wel uitgenodigd aan zijn tafel maar hij houdt ook afstand.

 

Anders dan de vrouw, die juist intiem dichtbij komt als ze huilt over Jezus’ voeten en ze afdroogt met haar tranen. Dat zouden we misschien ook gênant kunnen vinden maar zij is alle gene voorbij. Ze zal best weten wat er over haar wordt gezegd. Ze is een zondares. Het meeste is waarschijnlijk ook waar. Ze heeft het niet zo nauw genomen met de Tora. Misschien was ze een prostituee. Gewend om haar haren los te gooien en altijd een lekker luchtje bij zich om te verleiden.

Achter haar rug om waarschuwen moeders hun dochters, worden schunnige grappen gemaakt, wordt ze gemeden. Haar zonde zal haar altijd worden nagedragen. Hoe is ze dat huis binnengeglipt? Vol schaamte omdat ze de ogen van de omstanders voelde prikken? Vol schuldgevoel? We zien hoe ze zich klein maakt aan Jezus’ voeten. Tegelijkertijd dwingt ze ook respect af met haar lef om zichzelf zo te laten zien, zo te laten gaan. Ze stroomt over van berouw.

 

wie van de twee?

Wie van deze twee komt het dichtst bij? In wie herkennen we iets van onszelf? Die vrouw, herken ik, zei iemand, dat minderwaardige, dat gevoel dat je niet genoeg bent. En ik herken ook de wens om daarvan bevrijd te worden. Ik herken dat wel, zei iemand anders, omdat ik haar zou willen zijn en dan zou ik de opluchting willen voelen, het geluk van vergeven te zijn.

Misschien zou jij het ook best willen, om je hele hebben en houwen voor Jezus’ voeten neer te gooien. Je verdriet, je schuld, je schaamte. Om met een schone lei als nieuw te beginnen.

Leuk is het niet maar ook de farizeeër in onszelf is herkenbaar. Dat veroordelende. Dat elkaar blijven nadragen wat is fout gedaan. En het is in deze tijd van sociale media en Google al helemaal lastig om los te komen van eerder begane fouten. Wie iets doet wat niet deugt, zal nooit meer deugen.

Misschien herken je ook wel in jezelf dat je liefst een beetje afstand houdt tot Jezus. Eerst maar eens horen wat Hij te zeggen heeft en dan zal ik zelf wel bepalen wat ik er mee ga doen.   

 

Wie van de twee komt het dichtst bij? Jezus heeft voor allebei aandacht. Eerst voor de farizeeër die bij zichzelf denkt: Als hij een profeet was, zou hij weten wie de vrouw is die hem aanraakt, dat ze een zondares is.

Simon, zegt Jezus. Simon, ik heb je iets te zeggen. Door hem bij zijn naam te noemen wijst Jezus hem terecht, ontmaskert Hij hem in zijn zelfgenoegzame gedachten. Zo bij je naam genoemd worden klinkt als: jou moet ik hebben. Tot nu toe was hij op afstand gebleven. Had hij Jezus op afstand kunnen houden. Maar nu is hij in het geding. Simon krijgt een spiegel voorgehouden met een kleine gelijkenis over twee mensen met schulden. Allebei niet in staat die schuld terug te betalen. En allebei wordt hen die schuld kwijt gescholden. Ze zijn weer vrij om verder te gaan met hun leven. Ze kunnen weer wat opbouwen.

 

zonde is verbonden

Het klinkt logisch dat degene die het meest is kwijtgescholden ook de meeste liefde zal tonen. Zo snapt Simon het gedrag van de zondares ook wel. Haar is natuurlijk veel vergeven. Wat Simon nog niet zo scherp heeft, is dat de gelijkenis ook over hem gaat. Ook hij is schuldig en niet in staat te betalen. Daarin zijn hij en de vrouw gelijk. Daarin zijn wij allemaal gelijk. En misschien hebben wij dat ook niet altijd even scherp.

Iemand van de groep zei: Het is God niet gauw te gek. Hij kent ons. Hij weet van welk maaksel wij zijn. (Psalm 103:14) En laten we eerlijk zijn, we kennen ook onszelf, de gedachten, verlangens, woorden, daden, die Gods licht niet verdragen kunnen. Maar het is God niet gauw te gek. Hij vergeeft ons. Dat zit in zijn aard. En dat maakt vrij. Vrij om te leven. Om te vallen en weer op te staan. Om uit de bocht te vliegen en weer op het rechte pad te komen. Het maakt vrij om lief te hebben. Zonde is geen doem die over ons ligt. Je zou het zelfs een geuzennaam kunnen noemen. Omdat er de verbondenheid uit blijkt tussen God en mensen.

Het betekent dat de Schepper zoveel in ons heeft geïnvesteerd dat we hem kunnen teleurstellen. Maar dat Hij ons desondanks niet loslaat. Dáárom komen we op zondag bij elkaar. Om daar weer op af te stemmen. We vieren het in de doop van een kind. We spreken het uit bij het delen van brood en wijn: dat wij leven in de ruimte van de vergeving. En met Pasen, als lezen we hoe de steen van het graf was weggerold, dan weten we dat ook de zonden van de wereld zijn weggerold. Voor een nieuw begin.

Daar moet een ander wel iets aan hebben, vond een van de deelnemers aan de groep. Dat moet je merken aan hoe we met elkaar leven.

Dat is dan een vraag om mee te nemen: in hoeverre bepaalt de vergeving onze omgang met anderen? Lukt het om zo naar anderen te kijken als God naar ons kijkt? Lukt het om te vergeven, zoals we zelf vergeven zijn? Lukt het om lief te hebben? Want dat is het verband dat Jezus legt: liefhebben en vergeven zijn.

 

liefde en vergeving

Dat kan te veel gevraagd zijn.

Moet ik dan maar alles vergeven, zei iemand. Moet je kijken wat er aan zonden wordt begaan in Oekraïne. Bedenk allereerst dat het gaat om jou en jouw omgang met de mensen om je heen. Zoals het ging om Símon en hoe hij keek naar de vrouw. En hoe hij Jezus op afstand hield. Nee, vergeving lukt niet altijd. Niet meteen. Vergeven is ook geen knop die je omzet maar een weg die je bereid bent te gaan. Om die ander te blijven zien als een kind van God. Zo kijkt God immers ook, vol liefde.

Het zijn de ogen van Jezus, die zelfs aan het kruis nog bad om vergeving voor wie hem kruisigden.

Hij was bereid om de schade en de schande te dragen van wat hem was aangedaan; om de pijn te lijden. En Hij was bereid om in te leveren op zichzelf, op zijn eigen recht, zijn eer, zijn lijf, zijn leven. Een groter liefde dan die vergeving is niet denkbaar. En vanuit de menselijke maat, hoe wij met elkaar omgaan, is het ook niet te begrijpen.

Die liefde aan ons betoond kan niet anders dan liefde oproepen. Als wij al iets schuldig zijn, dan is dat liefde om zijnentwil. ‘Wees elkaar om zijnentwil niets dan liefde schuldig.’ (Nieuw Liedboek 528)

 

vrede

Hoor goed wat Jezus tegen de vrouw zegt. Laat het tot je doordringen. Uw zonden zijn u vergeven. Uw geloof heeft u gered. Vertrouw je toe aan de Zoon van de Vader en ervaar het geluk om als een vrij mens te kunnen leven. Ontvang er levenskracht uit voor elke dag. Ga in vrede.

overweging op zondag 26 februari 2023              PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

eerste zondag in de Veertigdagentijd

bij het Bijbel Basics project Wie? Wat? Waar!

 

uit de Bijbel: uit de Bijbel: Marcus 6: 1-6a

 

vooruit

De kracht van ons geloof is dat het altijd vooruit wijst. Het gaat om perspectief, kansen en mogelijkheden. Het gaat over de toekomst, niet over het verleden. Al is het voor veel mensen wel prettiger om stevig in de grond van gisteren te blijven staan. Het is overzichtelijk, veiliger, om te kunnen zeggen: zo doen we het altijd. Of: zo hebben we het nog nooit gedaan. We houden graag vast aan het alledaagse, het gebruikelijke. Herkenbaar? Vast wel.

Tegelijkertijd beseffen we ook wel dat het Jezus daar niet om begonnen was. Zijn belangrijkste boodschap, dat het koninkrijk van God nabij is, vraagt om vernieuwing, verandering. Hij blies juist het stof van oude gedachten en interpretaties en gaf een nieuwe betekenissen. Jullie hebben gehoord: Oog om oog, tand om tand. Dít zeg ik jullie: als je wordt geslagen op de ene wang, keer dan ook de andere toe. Jullie hebben gehoord dat je je naaste moet liefhebben. Dít zeg ik: heb je vijand lief. (Matteus 5:38vv, preek 19 febr 2023)  

Die vernieuwing spreekt veel mensen aan, maar roept bij veel anderen weerstand op. In Nazaret, de stad waar Jezus opgroeide, willen ze er niet van weten. Ze zijn niet de enigen. Want wat we hier zien gebeuren, zal zich in Jeruzalem herhalen. Dit verhaal loopt niet goed af. Dat voel je aankomen.

 

Hij is een van ons

Als Jezus aankomt in zijn vaderstad heeft Hij er al een hele tournee door Galilea op zitten. Hij heeft gelijkenissen verteld over het koninkrijk en in grote getale kwamen de mensen naar hem luisteren. Hij heeft mensen genezen, demonen verdreven, de dochter van Jairus heeft Hij opgewekt uit de dood. Waar Hij kwam stonden mensen versteld, waren ze verbaasd of zelfs met stomheid geslagen. (2:12; 5:20; 5:42) Ze zagen wel wat in hem. Toekomst misschien wel. Dat koninkrijk waar Hij het over had, dat zagen ze voór zich waar Hij was.

In Nazaret zijn ze ook stomverbaasd, maar om heel andere redenen. Ze zien in hem geen nieuwe toekomst, maar ze vallen over zijn áfkomst. Ze hebben hem zien opgroeien; ze kennen zijn moeder en zijn broers en zussen. Hij was een van ons. Wil Hij ons nu vertellen hoe we moeten leven; dat we moeten veranderen. We kunnen een beetje invullen hoe mensen gedacht hebben: Ik heb hem nog met een snotneus gezien. Waar haalt Hij het vandaan? Laat Hij toch gewoon doen, dan doet Hij al gek genoeg.

 

De mensen in Nazaret hebben een bepaald beeld in hun hoofd. En Jezus voldoet daar niet aan. Daarom komt er geen contact tot stand en wijzen ze hem af zonder écht te luisteren. Niemand staat open voor wat Hij te  zeggen heeft. Jezus ontmoet alleen vooringenomenheid.

 

Bij de voorbereiding vroegen we ons af wat God ons met deze tekst zou willen zeggen en we bedachten dat het zou kunnen zijn: niet invullen voor een ander.

Laat mensen vrij uit de hokjes die jij in je hoofd hebt gemaakt. Durf voorbij het beeld te kijken dat jij van hen hebt en stel je open voor wat zij te vertellen hebben.

En een andere boodschap die we bedachten was: stel je open voor de mogelijkheid dat het anders moet en anders kan dan jij in je hoofd hebt.

 

Ze zijn allebei even waardevol. En even moeilijk. Dat jij zou moeten of kunnen veranderen maakt onzeker. En we zitten nu eenmaal zo in elkaar dat we mensen menen te kennen op grond van wat we zien. Bewust of onbewust zetten we hen vast vanwege hun sekse, hun geloof, hun ras, hun afkomst, hun politieke voorkeur.

Ook je eigen afkomst kan vernieuwing of groei in de weg zitten. Denk aan het gezegde: Als je voor een dubbeltje geboren bent, word je nooit een kwartje. Als je het beeld van jezelf hebt dat je het toch niet kan, dat je het niet zou moeten doen, om wie jij bent, dan werkt dat belemmerend. Maar waar Jezus komt vallen juist belemmeringen weg. Letterlijk. Verlamde mensen lopen. Bezeten mensen worden bevrijd van hun demonen. En mensen krijgen vergeving aangezegd. Er staat hen niets meer in de weg om als nieuwe mensen verder te gaan met hun leven.

Dát is het bevrijdende van Jezus’ verkondiging. Dat je niet vastzit. Niet aan je verleden. Niet aan het beeld dat een ander van je heeft, of jij van jezelf. Hij bevrijdt van de ketenen van het verleden door zonden te vergeven. Hij geeft ruimte aan diegenen die buiten de boot vallen. Jezus geeft ruimte voor het waaien van de Geest. Hij opent ogen, oren. Zodat zij zien, horen, en zich verwonderen over dat koninkrijk dat er soms al ís.

 

Hij was een van ons

Hij was een van ons. Dat is voor de mensen die Jezus zagen opgroeien een diskwalificatie. Hij is toch die timmerman, die zoon van Maria, die broer van Jacobus, Judas, Joses en Simon?

Onbedoeld slaan ze daar de spijker op zijn kop. Hij was een van ons. Een mens in wie Gods liefde en goedheid onder de mensen hebben gewoond. Jezus is Gods evenbeeld, zoals Hij dat vanaf het begin bedoeld moet hebben. In dat menselijke gaat Jezus ons voor. En dat is prachtig. Maar ook prikkelend, uitdagend, irritant, beangstigend. Want als  Hij de mens is naar Gods evenbeeld, wie zijn wij dan? Vallen we dan niet door de mand? Met onze behoudzucht. Met ons hokjesdenken. Met onze angst voor het nieuwe. Vallen we dan niet tegen als we de weg van de liefde niet kunnen gaan? Dát zijn de vragen die de mensen in Nazaret eigenlijk stellen. Ze beseffen dat Jezus ontmaskert.

Jezus trekt heilige huisjes omver. Wat wij als zinnig verband ervaren, gezinsleven, de gemeenschap van een dorp of vriendenkring, dat zet Hij op de schop. Iedereen die de wil van God doet, die is mijn broer en mijn zus en mijn moeder. Zo zei Hij het zelf.

Als Jezus een van ons was, is, dan zijn wij als Hij. In Jezus’ vaderstad duiken ze daar voor weg. Jezus komt te dichtbij. Hij kan daar geen wonderen doen. Bij de vraag van deze zondag ‘Hij is toch die timmerman?’ (veertigdagenproject Bijbel Basics NBG) hoort meteen de vraag: Hoe dicht bij ons mag Jezus komen?

Page 6 of 18