overweging op zondag 21 februari 2021          De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

1e zondag van de Veertigdagentijd                 

 

uit de Bijbel: Johannes 12: 1-8 en Efeziërs 5: 1-2

 

1 Volg dus het voorbeeld van God, als kinderen die hij liefheeft, 2 en ga de weg van de liefde, zoals Christus, die ons heeft liefgehad en zich voor ons gegeven heeft als offer, als een geurige gave voor God.

 

Tienertalk

Als iets stinkt is het niet in de haak.

Als je ergens instinkt, ben je in een flauwe grap getrapt, of je hebt op een link geklikt in een mailtje waardoor je wordt opgelicht.

Een zaak die stinkt betekent dat je er niet op kunt vertrouwen dat het eerlijk verlopen is. En als iemand zit op te scheppen kun je zeggen: het stinkt hier. 

Denk ook aan ‘stank voor dank’.

Maar vandaag gaat het niet over stank. Het gaat over een lekker geurtje.

Van Jezus wordt gezegd: hij heeft zich gegeven als een geurige gave.

Er hing geen luchtje van wantrouwen of slechtheid om hem heen.

Dat voorbeeld moeten jullie volgen, zegt Paulus.

Jullie moeten ook zo’n geurig geschenk zijn voor God.

Hoe doe je dat?

Ik heb mijn geurkaars meegenomen.

Hij staat in de huiskamer.

Hij heeft best een leuke kleur maar als hij niet brandt heb ik er niet altijd erg in.

Dan zie ik hem over het hoofd.

Als hij wel brandt wordt hij niet heel veel zichtbaarder.

Hij wordt niet heel indrukwekkend.

Maar hij doet wat hij moet doen:

hij verspreidt een lekker luchtje door de hele kamer.

Hij beïnvloedt de sfeer in mijn huis.

 

Als je net als Jezus een geurige gave voor God wilt zijn

hoef je niet heel overdreven te doen. Je hoeft niet je stinkende best te doen.

Als je doet wat jij kan en bent wie jij bent

dan is dat voor God een groot geschenk.

Dit is toevallig een grote geurkaars

maar ze zijn er in soorten en maten.

Zo zullen ook wij verschillen in wát we kunnen doen

om te leven in de voetsporen van Jezus.

 

Maria

De ene Maria is de andere niet. De vele Maria’s in het Nieuwe Testament worden uit elkaar gehouden door de toevoeging ‘de moeder van’ (Jezus, Jacobus en Jozef), ‘de vrouw van… (Klopas) of ‘de zuster van..’ (Marta) Of met een plaatsaanduiding: ‘uit Magdala’. Toch blijft het soms lastig om te bepalen met welke Maria je te maken hebt.

Ik wil eerst een misverstand uit de weg ruimen. In de traditie zijn verschillende verhalen en Maria’s bij elkaar geveegd. Zo ontstond het beeld van Maria Magdalena, de zondares die door Jezus werd vergeven en die met haar loshangende haar zijn voeten heeft gedroogd. (zie ook Luc 7:36v, Luc 8: 2) De vroege kerk heeft vooral de nadruk gelegd op haar losbandige gedrag en haar boetedoening. Dat heeft lang bepaald hoe er vanuit de kerk naar vrouwen werd gekeken en hoe zij zich dienden te gedragen.

In kloosters met haar naam bijvoorbeeld werden jonge vrouwen opgevangen die ongetrouwd zwanger waren geworden. De bedoeling was om hun lot te verbeteren maar in de praktijk heeft het verdriet en onrecht veroorzaakt. Er zijn vrouwen door beschadigd, gescheiden van hun kinderen.  

Door die grote nadruk op haar seksualiteit en boetvaardigheid raakte een andere aspect helemaal ondergesneeuwd: Maria was de eerste getuige van de opstanding van de Heer en daarmee de eerste apostel. De traditie had haar haar stem en getuigenis ontnomen. Gelukkig is dat rechtgezet door de kerkelijke vernieuwingen in de jaren ’60 (Tweede Vaticaans Concilie 1962-1965) en werd bij pauselijk besluit vastgelegd dat Maria Magdalena vereerd dient te worden als apostel.

 

Nu dit is gezegd kunnen we kijken naar Maria die, terwijl Jezus aanligt aan de maaltijd, een kruikje kostbare nardusolie neemt  - het échte zuivere spul dat met zijn geur het hele huis doortrekt -  en daarmee zijn voeten zalft. Dan droogt ze die nota bene af met haar haar. Je kunt je afvragen wat er meer indruk maakt: haar onbetaalbare geschenk – je moet toch wel aan een jaarsalaris denken-  of haar diepe diepe buiging.

Het lijkt zo’n nederige houding en toch beschouw ik het als een daad van grote liefde, zelfbewuste liefde. In die geknielde, kleine, houding is zij groter dan wie dan ook aan die tafel. Want zij doorziet en omarmt waar de Farizeeën en Schriftgeleerden alleen maar bang voor zijn (lees Joh 11:47v) : deze mens komt van God. Hij is een gezalfde. Een koning. De geur van haar nardusolie is als een reukoffer, bedoeld om God te bidden en te aanbidden. Het is een teken van haar toewijding, een besef van Gods heiligheid in Jezus.

Wij zien onszelf misschien geen jaarsalaris uitgeven of languit op de vloer liggen, en bij het woord ‘aanbidding’ voelt niet iedereen zich thuis, maar hoe brengen wij tot uitdrukking dat wij mensen klein zijn en God zo groot? Hoe máken wij hem groot? Hoe is het voor ons om ons kleín te maken en daardoor juist te worden opgericht en getuige te worden van de Opgestane?

Terwijl ik bezig was met de preek schoot steeds een oud lied door mijn hoofd: ‘Heer, ik geef me aan U volkomen. ’k Leg mijn al hier voor U neêr, opdat Gij in mij zoudt wonen met uw Geest, o Heer!’ Mijn alles, mijn leven en mijn dood, mijn hoop en verlangens, mijn tekortkomingen en waar ik trots op mag zijn, mijn tijd en mijn liefde.. ik geef het als geschenk aan God en ik ontvang er voor terug dat Hij met zijn Geest bij mij woont. Dat Hij bij mij is, wat er ook gebeurt. Wie zichzelf investeert, wie royaal is in het geven van zichzelf, krijgt er zoveel voor terug. Zou dat aanbidding kunnen zijn?

Ik moest ook denken aan de keren dat ik knielde voor God. Toen ik trouwde met Bas, in elke nieuwe gemeente weer… door mij klein te maken werd niet alleen Hij groter omdat ik hem de eer gaf die hem toekwam, maar ik ook.

Aanbidding is zingen. En wat zal het heerlijk zijn als we straks weer mogen zingen. Want God heeft zijn troon op onze lofzang. De lofzang gaande houden, ononderbroken God danken, Hem aanbídden, dat is toch onze belangrijkste taak als zijn gemeente? (Ik denk aan ‘Zodat de dank, U toegezonden, op aard nooit onderbroken wordt, maar steeds opnieuw door mensenmonden, gezongen en gesproken wordt. NL 248) Aanbidding is voor jou misschien stil zijn, mediteren, eenvoudiger leven door op de een of andere manier te vasten.

 

Judas

Natuurlijk is er altijd een zure tegenstem. Of iemand die het beter meent te weten. Is dit niet een beetje overdreven allemaal? Wat is het nut hiervan? Wat wordt de wereld beter van alleen maar zingen, of van mediteren. Wie heeft er wat aan als ik vast? Zo’n stem die bij de voorbereidingen van een feestje roept dat het zonde is van het geld en dat we beter iets voor de Voedselbank kunnen organiseren. In dit geval klinkt de stem van Judas: Had dat geld niet beter aan de armen gegeven kunnen worden?

Het past goed bij onze nuchtere inslag om ons te beperken tot een praktische manier van geloven. Het voelt minder ongemakkelijk en het nut is meteen zichtbaar.

Judas komt op voor de armen, voor een nuttige manier van God dienen.

Als jij af en toe Judas bent, de tegenstem, onderzoek dan ook hoe je positief vorm kunt geven aan jouw tegengeluid. Dat ontbreekt bij Judas in dit verhaal. Hij roept maar wat. Alsof het om het één of het ander moet gaan. Of er maar één manier is om God de eer te geven die hem toekomt.

 

Jezus dient hem stevig van repliek: ‘De armen zijn altijd bij jullie.’ Daarmee bedoelt Jezus niet dat de armen wel even kunnen wachten. Hij haalt het boek Deuteronomium aan. Dat gaat in zijn geheel over het beloofde land en hoe het daar zal zijn als God wordt gediend met hart en ziel. Het land zal overstromen van melk en honing; God zal het zegenen met regen op zijn tijd en een rijke oogst. Dan is er dus ook geen armoede. En mocht die er wél zijn, schrijft de Tora voor, wees dan ruimhartig en leen mensen wat ze nodig hebben. En wees zelfs nog ruimhartiger: scheld elk zevende jaar hun schulden kwijt. (lees Deuteronomium 15: 1-11)

‘Armen zullen er altijd zijn bij u’ is een cynische constatering. Het wijst op de onverbeterlijkheid van mensen om vooral voor zichzelf te zorgen. Jezus zegt hier:

Het lukt jullie niet om vanuit de belofte te leven; alsof Gods nieuwe wereld al is aangebroken; jullie willen niet zien wat een rijkdom de Zoon van de Vader te bieden heeft. Dat is pas armoe. Vanuit dat perspectief begrijpen we nu ook waarom Jezus zichzelf straks even klein maakt als Maria om zijn leerlingen de voeten te wassen. ‘Ik geef jullie een voorbeeld’ zegt Hij. Er is niets kleins aan liefde en toewijding.   

This entry was posted in Preken