Jan 10, 2022

Waar ben je?

overweging op zondag 9 januari 2022    PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: Genesis 3

 

de tuin

Toen God de hemel en de aarde maakte, legde Hij ook een tuin aan. Met bomen vol vruchten en een rivier om de tuin water te geven. Een vruchtbare plek. Een stukje paradijs op aarde. En daar plaatst God de mens met de opdracht om goed voor de tuin te zorgen. Om die te bewerken en erover te waken. Een proeftuin zou je kunnen zeggen. Oefenplaats voor de grote verantwoordelijkheid die God voor de mens in gedachten heeft: het bevolken van de aarde, de zorg voor de aarde en alles wat daarop leeft. (Gen 1:28) Dat is heel anders dan tuinman zijn. Dat is keuzes maken tussen dienstbaar zijn aan de aarde of eraan verdienen; offers willen brengen of offers vragen; zelf ruimte innemen of plaats maken. Kan de mens die verantwoordelijkheid aan?

Als we ons nu realiseren hoe de aarde eraan toe is, is het antwoord misschien wel nee. Het is op zijn minst een hachelijke onderneming, een broos evenwicht tussen de mens en zijn streven en de aarde die dat allemaal maar moet dragen. We voelen ons bijna goddelijk. Ook wij kunnen uit water droog land maken. En van droog land maken we een nat natuurgebied. We kunnen leven en dood naar onze hand zetten. Maar er zijn grenzen.

Die grens wordt aangegeven door de boom in het midden: de boom van de kennis van goed en kwaad. Alles is voor de mens en zijn vrouw. Behalve die ene boom. Daarvan mogen ze niet eten. Ze zullen onherroepelijk sterven. Die boom vertelt dat de mens de tuin niet bezit maar dat hij de tuinman is, de beheerder.

 

de boom

Dit verhaal is bekend geworden als ‘de zondeval’. Dat ene onvergefelijke moment dat de mens de fout inging en alle volgende generaties belastte met de gevolgen van zijn zonde. Of háár zonde. Alsof de vrouw de doos van Pandora had geopend en alle ellende die mensen mee moeten maken eruit was gevlogen. Het is Eva’s schuld, vertelden dogmatici, dat er aardbevingen zijn, en corona. En ziekte en oorlog. Had ze maar van die appel af moeten blijven. Van een appel is overigens geen sprake en ook het woord ‘zonde’, laat staan ‘zondeval’ komt in dit verhaal voor. Het is een onhoudbare uitleg dat er ooit een paradijselijke toestand was die door de mens voor altijd is verziekt.

Waarom onhoudbaar? De Bijbel vertelt ons juist dat mensen van den beginne – in beginsel- door God gewild en geliefd zijn. En dat Hij het hun toevertrouwt om van de aarde een woonplaats te maken. God gelooft in de mens.

Daarbij, wij zijn geen slachtoffers. We zijn niet voor altijd onbekwaam. (HC Zondag 3, vraag 8) Houd maar eens vol dat de mens zondig is als je in de ogen van een kind kijkt of als je bij elkaar optelt tot hoeveel goed zij in staat zijn.

Volgens de rabbijnen is dit moment nodig. Door het eten van de verboden boom wordt de mens volwassen. Het is een noodzakelijke groei, een noodzakelijke overstap van de tuin naar de aarde.

Het moet gebeuren omdat dat uiteindelijk de opdracht is: bevolk de aarde. Het echte leven lijkt niet op een veilige tuin. Er moet gewerkt worden. En hard ook. Er is mislukking en teleurstelling. Verdriet en moeite.

Er is nóg meer belang bij dat de mens de juiste keuzes maakt. En dat hij erkent dat er grenzen zijn aan wat hij zich met de aarde en alles wat er leeft kan veroorloven. De boom vertelt van het hachelijke avontuur dat God is aangegaan met de mens; een mens die van nature in staat is tot alle goed en geneigd tot alle kwaad. (variatie op Zondag 3, vraag 8 Heidelberger Catechismus) Het kan zo maar fout gaan. Het is goed om dat meteen aan het begin te vertellen. Omdat het fundamenteel is voor het mens-zijn.

 

Het verhaal vertelt dat altijd weer mensen zullen bezwijken voor de verleiding. Elk mens is opnieuw verantwoordelijk; elk mens wordt opnieuw aangesproken en voor de keuze gesteld om te doen wat goed is of om het te verzieken. Want daar is Genesis 3 ook helder over. Niet alleen die eerste mens ging in de fout. Deze en andere verhalen vertellen hoe mensen altijd weer zullen bezwijken voor de verleiding. Van den beginne af aan.  

 

de slang

Geen erfzonde dus maar een beschrijving van wat er zo broos is bij mensen. De sluwe slang legt de tragiek bloot. Met zijn gespleten tong en valsheid zaait hij verdeeldheid tussen God en de mensen. Jullie mogen ook niets, sist hij. En de vrouw tuint erin. Ze gaat twijfelen aan zichzelf, aan God. Ze mogen juist álles, behalve die éne boom. De mens en zijn vrouw zijn vrij en kunnen doen wat ze willen. God heeft vertrouwen in hen. Toch laten ze hun oren hangen naar de stem die hen van het tegendeel wil overtuigen. Ze laten zich dicteren, omlaag halen. Omdat ze niet kunnen accepteren dat hun leven onder Gods macht is gesteld geven ze zich over aan andere machten. God wil je kleinhouden, ga toch gewoon je eigen gang…. En de mens en zijn vrouw laten zich, zo kun je het wel noemen, beduvelen.

De vrouw kijkt nu anders naar de boom. Heerlijk ziet het eruit, een lust voor het oog, aanlokkelijk. En ze plukt ervan en eet. En ook haar man eet ervan.

De slang heeft niet te veel gezegd toen hij de vrouw uitdaagde om van de boom te eten. Jullie ogen zullen opengaan, siste hij. Maar het eerste dat de mens en zijn vrouw zien als ze hebben gegeten van de vrucht is dat zij naakt zijn. Hun ogen worden geopend voor het feit dat zij anders zijn.

 

En ze schamen zich zo voor hun lijf, en voor de ander, dat zij lendenschorten maken van vijgenbladeren. Zij zijn mensen geworden die iets voor elkaar te verbergen hebben. Alsof het plotseling te riskant is om bloot te zijn, om gezien te worden. Je blootje is kwetsbaar. Het heeft te maken met je waardigheid als mens. Die kan je zomaar worden afgenomen. Eerst waren ze onbevangen mannelijk en vrouwelijk en samen evenbeeld van God. Nu voelen ze zich blootgesteld. Er is schaamte gekomen. Maar ook een scheur in de eenheid. De man geeft de vrouw de schuld; de vrouw is bang voor haar eigen hachje en wijst naar de slang.

Niet alleen tussen de mensen is er iets beschadigd, ook tussen de mens en God. Er is angst gekomen. De kennis dat hij God kan kwetsen maakt dat de mens zich verstopt voor God. Wat de slang veroorzaakt is een sneeuwbaleffect van beschadigde relaties. Tussen God en mensen, tussen mensen onderling. Niet de zonde doet zijn intrede maar de schaamte dat wij zo klein zijn dat om ons heen dingen kapot gaan. Dat wij niet in staat zijn te doen wat God van ons vraagt: zorg voor de aarde, zorg goed voor elkaar.

 

kleren

Maar de schaamte, de teleurstelling is niet waar het in dit verhaal om moet gaan. Het moet gaan over God die er alles aan doet om de verbroken relatie te herstellen. Dat is de rode draad door heel de geschiedenis van Israël, tot aan Jezus Christus toe. Hij keert zich niet teleurgesteld af. Hij trekt niet zijn handen af van de schepping. God roept de mens tevoorschijn uit zijn schuilplaats. Waar ben je? Niet: waar hang je nu weer uit, maar: waar ben je in verstrikt geraakt? Kan ik je nog aanspreken op de verantwoordelijkheid die ik op je heb gelegd? Telkens weer roept God mensen om tevoorschijn te komen, lef te tonen, verantwoordelijkheid te nemen.

De mens komt niet uit onder de consequenties van zijn daden. Ook dat weten we maar al te goed. Genesis is geen sprookje maar geschreven door mensen die weten hoe lastig het is om te leven naar Gods geboden en hoe verleidelijk het is om die naast je neer te leggen. God stuurt de mens weg uit de tuin. Daar komen ze niet meer in. Maar Hij komt ervan terug dat wie eet van de boom van kennis van goed en kwaad moet sterven. (Genesis 2:17) Hij geeft hen voor de tweede keer het leven en beschermt de mens tegen zijn eigen naaktheid, Hij bekleedt de mens met de mantel van de liefde. Hun schaamte zal Hij verdragen, als een zorgzame mantelzorger. Hij is en blijft hun God. Hun naaktheid is voor hem niet verborgen; hun armzaligheid kan Hij verdragen. (zie tekst Huub Oosterhuis, Ken je mij?) 

 

Genesis 3 is niet het begin van alle ellende maar het begin van de volwassenheid van de mens. Het paradijs is niet voorgoed verloren. De aarde is prachtig, het is Gods aarde en die is de moeite waard om er goed voor te zorgen.

 

Ken je mij? Wie ken je dan?

Weet jij mij beter dan ik?

Ken je mij? Wie ben ik dan?

Weet jij mij beter dan ik?

Ben jij de enige voor wiens ogen

Niet is verborgen van mijn naaktheid

Kan jij het hebben,

Als niemand anders,

Dat ik geen licht geef, niet warm ben,

Dat ik niet mooi ben, niet veel

Dat geen bron ontspringt

In mijn diepte

Dat ik alleen dit gezicht heb,

Geen ander.

Ben ik door jou zonder schaamte gezien?

This entry was posted in Preken