overweging op zondag 21 januari 2024 PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland 

 

uit de Bijbel: Marcus 1: 21-28 

afbeelding: James Tissot

 

een nieuwe leer  

Dinsdag. Ik zit aan mijn bureau om de preek voor te bereiden. Voor me staat de Theologie Scheurkalender met een citaat van Paul Tillich. Het is een moeilijk citaat maar het pakt me wel. ‘Geloof is niet een mening, maar een staat. Het is de staat waarin wij gegrepen worden door de kracht van het ‘zijn’ … dat alles overstijgt en waarin alles dat bestaat deelneemt.’  

 

Geloof is gegrepen worden en ervaren dat je als mens bent opgenomen in een groter geheel. Het heeft dus veel minder te maken met bestuderen, met dogma’s en veel meer met hoe wij mens zijn. Ook God is niet Iets of Iemand om te bestuderen maar om toe te laten in ons bestaan. Geloven gaat niet over ons hoofd maar over ons hart.  

 

Zou dát besef soms het verschil hebben gemaakt op die sabbat in de synagoge in Kafarnaum. Jezus heeft daar de Schrift genomen, voorgelezen en uitgelegd wat er staat. Dáár zijn de mensen voor gekomen. Om vertrouwde woorden te horen.  Net als elke sabbat. 

 

Maar als Jezus begint uit te leggen, klinkt het anders. En Hij spreekt met gezag, anders dan de Schriftgeleerden. Er gaat iets van hem uit dat maakt dat je wel moet luisteren. Zo heeft iemand nog nooit de Schrift voor hen uitgelegd. Zo vol overtuiging, zo oprecht. Waar anderen het vooral óver God hebben, lijkt van deze man wel iets uit te gaan dat van God zelf is. De aanwezigen in de synagoge zijn diep onder de indruk. Het oude vertrouwde heeft een nieuwe glans gekregen. Een nieuwe leer!  

 

Met dat woord ‘leer’ moet je misschien oppassen. Dat klinkt weer als ‘mening’, als dogma’s en ‘zo hoort het nu eenmaal’. ‘Leer’ klinkt als de Schriftgeleerden en Farizeeën die erop uit waren om alles bij het oude te houden. ‘Leer’ weerhoudt mensen ervan om zelf te denken, zelf te beslissen. Dogma’s vertellen ons wat waarheid is zonder in gesprek te gaan met andere waarheden. En ‘zo hoort het nu eenmaal’ kan mensen buitensluiten die anders denken, anders geloven, anders zijn.  

  

‘Geloof begint nooit met de leer. De leer maakt er soms wel een einde aan. Geloof begint met mensen op je weg die je ogen geven om te zien, oren om te horen. Geloof krijg je altijd van iemand, het overkomt je, net als de liefde, en het tintelt, het leeft.’ (Nico ter Linden, Het Verhaal gaat, 23) Maar als geloof stolt, een mening wordt, en niet meer bevraagd mag worden, niet meer creatief mag worden benaderd, dan wordt het bloedeloos, een les die we elkaar lezen, een maat die we elkaar nemen. Als geloof wettisch wordt, wordt alle leven eruit geknepen.    

 

demonen 

Terwijl het Jezus daar juist om begonnen is. Om het leven van mensen. Als Hij spreekt over Gods koninkrijk, dan roept Hij mensen op om dit goede nieuws niet alleen te geloven maar ook hun leven er naar in te richten. Om zich te bekeren. Om zich af te keren van wat kwaad is, van wat relaties verziekt.  

Om zich om te keren zodat ze weer in Gods licht komen te staan. Jezus roept mensen tevoorschijn als mensen van God. Geliefd. Vergeven. Geheeld. Jezus opent een nieuw  bestaan, een nieuw zijn. En dat heeft alles te maken met zijn boodschap over Gods koninkrijk.  

 

Maar als je spreekt over Gods nieuwe wereld, dan valt de wereld die wij kennen door de mand. Het lijkt er niet op. Nog niet. Die wereld waar mensen waardig leven mogen, en elk zijn naam in vrede draagt… verder weg dan ooit. Juist door het te hebben over liefde, ontmasker je alles wat liefdeloos is. En juist door het goede na te streven, leg je bloot wat het kwade is. Dat zien we gebeuren in de synagoge. Jezus zegt en doet het goede in Gods Naam en meteen komen andere krachten bovendrijven; krachten en machten die erbij gebaat zijn dat alles blijft zoals het is. Machten die mensen in hun greep houden, zó dat er geen ruimte meer is voor God.  

 

Marcus heeft daar aandacht voor en in het eerste hoofdstuk vertelt hij wel drie keer over het verdrijven van demonen. Over onreinheid en daardoor niet meetellen. En Marcus vertelt ook hoe Jezus tegen zijn eigen demonen heeft moeten vechten, tegen de duivel die hem in de woestijn op de proef stelde. Vanaf het begin is duidelijk dat Jezus’ verkondiging ontmaskerend en bevrijdend is; en dat er strijd geleverd zal worden tussen goed en kwaad, tussen wat van God is en wat van het boze is. En die boze machten hebben eerder door wie Jezus is dan zijn eigen leerlingen en ze voelen de confrontatie aankomen.  

 

Jezus’ verkondiging van het koninkrijk is als een stok waarmee in een wespennest wordt gepord. Woedend vliegen ze naar buiten. ‘Wat hebben wij met Jou te maken, Jezus van Nazaret? Ben je soms gekomen om ons te vernietigen?’   

 

Wat huist er aan onreine geesten en demonen in onze wereld?  

Ik moet denken aan dat nare woord dat typeert hoe met mensen wordt omgegaan ‘demonisering’. Het vertelt iets over een samenleving waarin dat ‘samen’ niet voor iedereen geldt. Het vertelt over bedenkelijke beslissingen; over angst. Over systemen en dogma’s.  

Ik moet ook aan mensen die we ‘verward’ noemen; in de steek gelaten door het systeem, vermorzeld door het moordende tempo dat we erop na houden en de hoge eisen die we stellen; mensen die rondzwerven en voor overlast zorgen, mensen tot het uiterste gedreven 

 

Ook in onszelf huizen die onreine geesten. We hebben allemaal onze eigen demonen te  bevechten en onze eigen strijd te voeren om het goede en heilzame in ons leven toe te laten. Om ons te laten overweldigen door Gods liefde, om ons te laten bevrijden.  

Wij zijn ook schreeuwers, net als de man in de synagoge. We overschreeuwen onszelf om wat in ons leeft te overstemmen: dat grote verdriet dat we niet los willen laten, ons schuldgevoel, de eeuwige twijfel, dat stemmetje dat zegt: niet goed genoeg, je bent niet goed genoeg. Wij zijn evengoed verwarde mensen als we niet los kunnen komen van wat ons vergiftigd, als het goede en liefdevolle in ons wordt gesmoord.  

Ik denk maar, als Marcus helemaal aan het begin zo de nadruk legt op bevrijding van het boze in ons, dan is dat toch de kern van Jezus’ evangelie. Dat het boze, het kwaad, in ons wordt overwonnen en dat wij bevrijd, geheeld, geschikt zijn voor Gods wereld.  

 

Gods Geest 

Wat in ons huist mag plaats maken voor die andere geest, Gods Geest. De Geest die vrij maakt, aanspoort om te leven naar Gods geboden. De Geest van vrede en liefde.  

Het is veelzeggend dat dit gebeuren plaats vindt op de sabbat; de dag dat Israël gedenkt dat dat God hen bevrijdt heeft van alle vormen van slavernij. En juist op die bevrijdingsdag loopt een onvrij mens, bezeten door een onreine geest.  

Onrein betekent dat iemand niet geschikt is om God te naderen. Onrein betekent dat je eerst gereinigd moet worden om weer geschikt te worden als mens van God. De man in de synagoge is niet alleen onvrij maar komt er ook niet aan toe om te leven zoals hij is bedoeld, om God te dienen. En dat is nu juist de kern van Jezus’ verkondiging, mensen veranderen, vernieuwen, vergeven, helen, reinigen, zodat ze mee kunnen komen in Gods koninkrijk. Daar mogen we om bidden: Schep, God, een nieuwe geest in mij.  

 

Als de onreine geest de man heeft verlaten zijn de mensen verbijsterd en het nieuws over Jezus verspreidt zich als een lopend vuurtje. Later zal Jezus zijn leerlingen uitzenden om hetzelfde te doen. Hij geeft hun de macht om onreine geesten uit te drijven. (Mc 6:7)  

Ik geloof dat het de taak van de kerken is woorden van bevrijding te spreken in een krankzinnige wereld. Hoeveel mensen leven niet verkrampt, angstig. Er huizen zoveel schaduwen in de zielen van mensen en er spookt zoveel rond 

Onze wereld wacht op woorden van God, die zo worden uitgesproken en gedaan dat de wereld erdoor verandert. Onze wereld wacht op liefde. Op mensen die het kwade willen overwinnen door het goede. Op mensen die zo overrompeld zijn door Gods liefde dat ze niet anders kunnen dan liefhebben.  

overweging op zondag 31 december 2023          PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: Psalm 90, Prediker 3: 1-15

 

Alles heeft zijn tijd.

Alles heeft zijn tijd.

Waarom schrijft Prediker dat zo?

Geeft hij ons een blauwdruk van het leven?

Een ‘stil maar wacht maar’ in tijden van rouw of verdriet?

Voorspelt Prediker ons dat we eens weer zullen dansen of lachen?

Geeft hij ons een tegeltjeswijsheid mee: na regen komt zonneschijn?

Was het maar zo eenvoudig.

Voor mensen die groot verdriet doormaken lijkt het me een schrale troost en voor mensen in de rouw past het ons om dicht bij hen te blijven in plaats van een voorschot te nemen op de toekomst.

Wil Prediker ons dan aansporen om vooral onze kansen te grijpen en niets van de tijd te missen? Nee, Prediker is de man van het relativeren. Hij zegt juist niet dat het leven een vol  mogelijkheden is die je als mens moet zien te grijpen. We denken soms van wel, we proberen het wel, maar we zijn niet de ontwerper van ons eigen leven.

Het is ons niet gegeven om de tijd naar onze hand te zetten en ons leven vorm te geven als een kunstwerk dat alleen maar mooi is, en de moeite waard, en zinvol.

Zo zit het juist níet. We worden eerder overrompeld door de tijden; blij verrast of opgeschrikt. Er is geen enkele logica te ontdekken in wat een mens overkomt en eerlijk is het ook niet.

Het leven is wat je gebeurt terwijl je andere plannen maakt, zingt de zanger. (John Lennon, Acda & de Munnik) Het maakt niet uit of je oud bent of jong, rijk of arm, verstandig of dom. Het maakt zelfs niet uit of je goed leeft of niet, gelooft of niet.

Over de tijden kunnen we niets met zekerheid zeggen.

Over het nieuwe jaar dus evenmin.

Maar zijn we dan een speelbal op de golven van de tijd?

Moeten we de tijden maar willoos over ons heen laten komen?

En als we er niets van begrijpen, moeten we dat dan maar laten staan?

 

Wat is tijd?

Er ís wel een antwoord, zegt Prediker. God heeft alles wat er is de  goede plaats in de tijd gegeven. En ook heeft Hij de mens inzicht gegeven in de tijd.

De opsomming die Prediker geeft van wat mensen doormaken lijkt warrig, willekeurig. Toch zit het heel zorgvuldig in elkaar. Vers 1 begint met geboren worden en sterven, planten en rooien. Dat is positief (plus) en negatief (min). Dus: plus min, plus min. Vers 2 spiegelt vers 1: doden en helen, afbreken en opbouwen. Dus: min plus, min plus. Datzelfde gebeurt in vers 4 en 5 enzovoort. Prediker weeft heel zorgvuldig zeven blokjes van vier versregels. Dat duidt op een afgerond geheel. Zeven is immers het Bijbels getal van de volheid en vier is het getal van de windstreken.

Door deze vorm geeft Prediker aan dat het leven weliswaar zinloos lijkt of willekeurig, maar dat er met enige moeite toch een bepaalde ordening in te vinden is. Het leven geeft zijn geheimen niet zomaar prijs, maar toch is het mogelijk dat een mens inzicht in de tijd krijgt. Voor mij houdt dit verband met de Psalm van deze dag: Leer ons zo onze dagen te tellen dat wijsheid ons hart vervult. Laat het zo zijn dat we de tijden weten te onderscheiden. Dat we er de juiste conclusies uit trekken en er mee verder kunnen. Laten we op waarde weten te schatten wat ons toevalt. Laten we ook het onderscheid maken tussen wat aan óns is, en wat aan God is; laten we aan hem durven overlaten wat niet in onze hand is. Want we zullen nooit het werk van God van begin tot eind doorgronden. Wij hebben inzicht in de tijd gekregen, maar God overziet het mysterie van de eeuwigheid. 

 

alle dingen hebben tijd

Alle dingen hebben tijd, maar Gods liefde eeuwigheid.

Prediker 3 vormt de inspiratiebron voor lied 903: Zou ik niet van harte zingen…  Het is een oud lied -de oorsprong ligt in de 17e eeuw-  dat de tand des tijds niettemin heeft doorstaan. Door de eeuwen heen hebben mensen zich herkend in het godsvertrouwen van de dichter Paul Gerhardt. Is de hartslag van het leven niet de liefde van de Heer? Hij schreef het niet makkelijk op, als een doekje voor het bloeden. Het is een op de proef gesteld geloof; vertrouwen dat overeind is gebleven in het duister van de tijden. Gerhardt  werd geschorst als luthers predikant na een conflict met de calvinistische overheid. Zijn vrouw overleed relatief jong; hij verloor drie van zijn vier kinderen, maar zijn geloof verloor hij niet. Op de vraag: Zou ik niet van harte zingen? had het antwoord inderdaad ‘niet’ kunnen zijn. Ik zing niet. Ik heb eerder reden om te klagen, om het uit te schreeuwen van ellende. Maar Gerhardt zingt wél omdat hij ervaren heeft dat God hem niet alleen heeft gelaten en hem heeft beschermd zoals een vogel haar jongen beschermt. Van sommigen van u weet ik dat dit geloof u draagt, voor anderen bid ik het: dat je mag vertrouwen dat God bij je is, hoe de tijden ook zijn. Weet je gezegend met een God die met je meegaat als licht in je ogen, een lamp voor je voet, een arm om je schouder, een baken bij ontij, een woord dat je voorgaat.

(lied: God zal met je meegaan, Sytze de Vries)

 

geschenk van God

Psalm 90 hoort bij vandaag. Een psalm over de kwetsbaarheid en feilbaarheid van mensen. Kortstondig als het gras dat ontkiemt in de morgen en ’s avonds weer is verdord. Wat de eeuwigheid betreft is ons leven niet meer dan een stofje op de mouw van God. Dat relativeert enorm hoe bepalend de betekenis van mensen is en hoe weinig ver onze macht reikt.

Prediker zegt: ik heb vastgesteld dat voor een mens niets goeds is weggelegd, behalve vrolijk te zijn en van het leven te genieten. Want hoe moeizaam we het leven soms ervaren, hoezeer we ook opzien tegen het nieuwe jaar, of zelfs een nieuwe dag, het is een geschenk van God.

Toon Hermans en kerkvader Augustinus denken er wat dat betreft hetzelfde over:

Kerkvader Augustinus heeft lang nagedacht over de betekenis van de tijd en hij kwam tot de conclusie dat wij maar één tijd hebben en dat is vandaag.

Natuurlijk hebben we ook weet van het verleden. Maar het verleden is voorbij.

En hoeveel spijt we ook hebben, of weemoed, of schuldgevoel, we kunnen de verleden tijd niet veranderen. Die tijd behoort ons niet toe.  

Ook de toekomende tijd is niet van ons. Die bestaat alleen maar in onze dromen, in onze hoop of in onze verwachting. Misschien bestaat de toekomende tijd in onze angst of zorgen om morgen maar ook die tijd behoort ons niet toe. Dat relativeert ook wel het belang van eventuele goede voornemens. Die moet je misschien gewoon niet maken.

Maar vandaag, die is van ons.

‘Vandaag is de dag. Hij komt maar één keer en morgen dan is het vandaag al niet meer. Niet zeuren, geniet van het leven, het mag. Maar doe het vandaag want vandaag is de dag.’

Eet en drink en wees vrolijk. Geniet, want dat is een geschenk van God. Prediker trekt dezelfde conclusie. Laten we niet de vergissing maken en denken dat het alleen maar gaat om feest vieren. Als het nu van ons is, kunnen wij nu het verschil maken. Nu kunnen we het goede doen, een hand uitsteken, iets aardigs zeggen, met iemand bidden, iemand troosten, iets geven. Nu is van ons. Gebruik die tijd goed. Alles wat Prediker over onze tijd van leven op aarde wil zeggen vat hij samen met: heb ontzag voor God en leef zijn geboden na. Dus: Néém de tijd. Geef je tijd.

En al blijven lastige vragen altijd  bestaan, weet dat jouw lot en jouw leven, weet dat jouw tijden in Gods hand zijn. Voor nu en altijd.

 

Neem de tijd. Enkele overwegingen bij Prediker 3, Klaas Spronk, in: Interpretatie juli 2005

Wat is immers tijd? in: Filosofen op de kansel, Rienk Lanooy

Stil de tijd, Joke Hermsen

Vandaag is de dag, in: Vandaag is de dag, Toon Hermans

overweging op kerstmorgen 2023             De Open Hof ~Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: Johannes 1: 1-5, 14

afbeelding: De aanbidding van de herders, Rembrandt

gebruik gemaakt van: Rembrandts engel, Anne-Marijke Spijkerboer

 

Of hoe dat heet

Gelukkig dat

het licht bestaat

 

en dat het met

me doet en praat

 

en dat ik weet

dat ik er er vandaan

 

kom, van het licht

of hoe dat heet.

(Hans Andreus, in: Holte van licht)

 

Een schilder en een dichter mogen vandaag het verhaal vertellen.

Rembrandt en Hans Andreus.

Beide zijn meesters in het vertellen over het licht.

Ik zoek mijn toevlucht bij hen omdat ik het er moeilijk mee had dit jaar.

Om te vertellen over licht en vrede in de wereld van vandaag.

Het legt alle duisternis zo pijnlijk bloot.

Onbegrijpelijk groot in de wereld om ons heen.

Maar ook zo pijnlijk en ingrijpend soms in onze eigen kleine wereld,

in hoe wij met elkaar omgaan.

Meer nog dan anders lijkt Kerst vooral een gebed te zijn:

laat God komen met zijn licht in onze duisternis.

Laat Hij toch vrede geven en zijn beloften vervullen.

Want dáár gaat Kerst over: over gedane beloften en ons verlangen naar vrede en licht.

 

Gelukkig wéten we van dat licht.

Johannes, met zijn eerste woorden eigenlijk ook een dichter, haakt daar op in.

Weet je nog, zegt hij, dat het allereerste woord van God ‘licht’ was.

Hij sprak het uit over de duisternis en de chaos.

Weet je nog dat door dat woord de duisternis werd doorbroken en dat leven begon? Voor de aarde, voor de mensen?

Dat was ‘in het begin’ maar tegelijkertijd is het ook het beginsel, de basis, voor ons leven.

Daarin zit onze draagkracht. Dát licht is mens geworden.

Dat licht van God, vol leven, is Jezus Christus.

Alsof God in hem opnieuw de chaos bezweert, de  schepping als nieuw begint.

Gelukkig dat dat licht bestaat.

 

Rembrandt laat het zó zien.

Een donkere stal, in een donkere wereld.

De herders hebben het duidelijk koud en duiken weg in hun sjaal of stoppen hun hand in hun mouw. Ze zien er oud uit, een beetje onhandig, onzeker. Ook Maria is eerder een vermoeide oude vrouw dan een stralende jonge moeder.

Een van de herders (helemaal links) draagt een kind op zijn arm.

En een lantaarn die verrassend weinig licht geeft.

Alle ogen zijn gericht op het kind in de voerbak.

Het wordt verlicht door een kleine blaker die Jozef in zijn handen heeft.

Zoveel licht van zo’n klein kaarsje? Of laat Rembrandt zien dat het licht van het kind komt en dat Hij de gezichten van de mensen verlicht?

Let ook op de mand rechtsonder waar een doek uit hangt. Als we het beeld uit zouden kunnen kijken en zouden kunnen inzoomen op de volgende scene, zouden we dat ándere moment zien waarop het lichaam van Jezus in doeken gewikkeld wordt, door een andere Jozef. (Lucas 23: 53)

De boodschap van Kerst is onherroepelijk ook die van Pasen wanneer we vieren dat het licht in de wereld kwam en dat de duisternis het niet in haar macht heeft gekregen. Toen niet. Vandaag niet. Daar gaat licht vanuit en warmte. Voor mensen in het donker. Voor kleumende mensen. Voor wie door het leven stram en onzeker zijn geworden.

 

Alleen iets van het licht

Johannes’ woorden over het licht in de wereld worden ook wel de ‘proloog’ genoemd. Eigen aan zo’n voorwoord is dat het vaak als laatste wordt geschreven. Het tipt de belangrijkste thema’s aan. Het is als de ouverture van een muziekstuk, een grande opening waarin al te horen is wat er nog volgt.

Als Johannes klaar is met zijn evangelie -hij besteedt van de vier evangelisten de meeste woorden aan het Paasevangelie- dan zegt hij samenvattend: Licht.

In de woorden van Hans Andreus:

 

Ik weet haast niets meer

van alles wat ik eens heb willen zeggen.

Ik wil haast niets meer zeggen.

Alleen iets van het licht.

(Hans Andreus, in: Klein boek om het licht heen)

 

Wij zíjn daarvan, zegt Johannes. Want het Woord dat Licht bevat is mens geworden. ‘Vlees geworden’ in de oude vertaling. In dat zwakke vlees, dat ons zo vaak doet terugvallen in wat verkeerd is, in dat tekort heeft Jezus zich gehuld. Hij heeft er in gewoond. Van Jezus zingen we woorden als ‘arm en naakt’ en ‘lage staat’.

Dat zegt veel over Gods Zoon maar het zegt veel meer over de staat waarin de Vader de mensheid heeft aangetroffen. Wij zijn de duisternis waarin het licht van God is gaan schijnen. Onze zwakheid is het donker dat overwonnen is.

 

Nog één keer Hans Andreus, uit een van de sonnetten die hij schreef:

Er is niets geringers dan een mens en iets beters is er niet.

(Sonnet 39, in: De sonnetten van de kleine waanzin)

 

Gods licht heeft een blijvende woonplaats gevonden in een mens.

Wij zijn daarin mee begrepen. Dat licht is niet alleen ons kompas, de wegwijzer door het donker; het is niet alleen het lichtje dat troostend wenkt als wij verkleumd, onzeker, ons door het leven begeven. We zijn daarin ‘nieuwgeboren, ongerept en rein’ zingt een oud kerstlied. Het brandt ook in óns als een heilig vuur, als een gebed, als tranen van medelijden. Dat licht, dat basisprincipe voor het leven, dragen wij verder in ons hart dat klopt voor een ander, in onze trouw aan onze geliefden, in onze vergeving.

Nee, niets geringers dan een mens en iets beters is er niet.

overweging in de kerstnachtdienst 2023  PG De Oen Hof ~ Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: Jesaja 9: 1-9

Lucas 2: 1-20

Johannes 1: 1-14

 

menselijkheid

Een berichtje in het Kompas van dierenasiel de Dierenstee: er zijn veel konijnen die wachten op adoptie. Het berichtje verscheen twee weken voor Kerst.

Meteen regende het reacties bij de Dierenstee en op social media.

Hoe ze dat toch konden doen;

wat gemeen om konijnen vlak voor de kerstdagen aan te bieden.

Was één drama rond Flappie niet genoeg?

Met vlugge vingers over de toetsen riepen mensen dingen als ‘onsmakelijk’ en ‘dieronvriendelijk’.

De geschrokken medewerkers haastten zich om zich te verontschuldigen.

Zo hadden ze het natuurlijk niet bedoeld.

We lachen er nu om maar eigenlijk is het een heel treurig voorbeeld van hoe wij met elkaar omgaan. Rap met een oordeel, hard in onze veroordeling.

Wij nemen elkaar de maat, zijn licht ontvlambaar en nemen onze plek in tegenover de ander. Polarisatie, ik kan het woord niet meer horen. Waar is de medemenselijkheid gebleven?  

 

Een ander voorval. Bas en ik deden kerstboodschappen.

We stonden in de rij voor de kassa en ineens was er commotie.

We hoorden schreeuwen.

Van verschillende kanten vlogen mensen naar buiten om even later terug te komen met iemand tussen zich in. Een jong meisje, omringd door boze volwassenen.

Kennelijk had ze iets gestolen.

Een mevrouw begon een verhaal dat ze zich altijd al onveilig voelde.

We keken elkaar aan maar zeiden niets en deden niets.

Onderweg hadden we het erover. Wat zou ze gestolen hebben?

Een fles shampoo, omdat die veel te duur is. Iets te eten, omdat ze honger heeft. Beschaamd dachten we aan onze volle kar en hoe goed wij het hebben.

Als we maar wisten wat haar verhaal was; als ze toch iets zachter was behandeld, als er maar iemand was geweest -wij misschien- die iets had gezegd of gedaan. 

Op dat moment hadden wij een hekel aan de mensen die we waren.  

 

In een interview stelde Sigrid Kaag dat dehumanisering en demonisering aan de orde van de dag zijn in de politiek. (NOS, zaterdag 16 december 2023)

Dehumanisering, dat is ontmenselijking.

Mensen niet meer zien als mens maar als nummer of dossier.

Mensen niet meer benaderen als een individu met een eigen verhaal, maar iedereen over een kam scheren.

Onze samenleving wordt gekenmerkt door wantrouwen, verruwing en ik houd mijn hart vast voor wat ons nieuwe politieke landschap zal betekenen voor onze inclusieve samenleving. Of er nog ruimte zal zijn voor álle mensen.  

 

Ondertussen woeden er op verschillende plekken op de wereld vreselijke oorlogen.

Wat mensen wordt aangedaan in Gaza en Israël wordt met afschuw bekeken, ‘onmenselijk’ genoemd. Net als de omstandigheden van het opvangcentrum in Ter Apel. Onmenselijk. Ongelofelijk dat we dat laten gebeuren. Ongelofelijk dat mensen in staat zijn tot gruwelijke daden en toch is het aan de orde van de dag. In die wereld leef ik. Een wereld die wordt getypeerd met woorden als onmenselijk en ontmenselijking. Hoe blijf ik mens in die wereld?

 

de mens in het Kind

Het antwoord op die vraag begint vanavond bij een kind.

Hulpeloos kind in een stille nacht.

Een kind dat een beroep doet op onze zachtheid, onze tederheid.

Een kind dat aanspraak maakt op ons hart.

En daarmee redt het de menselijkheid in ons.

Wie kan onbewogen blijven bij het zien van een kind?

Een kind in een oorlogsgebied.

De kinderen van de rekening.

Kinderen doen een beroep op ons gezonde verstand.

Zij doen een beroep op ons instinct om te zorgen, om te bewaren voor gevaar,

om lief te hebben. God zelf doet in het kind een beroep op ons om mens te blijven.

 

Het hulpeloze kind is een heilig kind.

Het is de spiegel waarin wij onszelf zien zoals God ons bedoeld heeft.

De mens opnieuw geschapen, de nieuwe Adam, mens en medemens.

In dat kind wordt de menselijkheid veilig gesteld.

‘Heiland’ wordt Hij genoemd.

Hij die heel maakt, Hij die de gebroken mensheid toekomst geeft.

Een heel leger aan engelen zingt om te bevestigen dat God de mensen niet opgeeft.

Hij heeft een welbehagen in ons. Hij heeft ons lief. Dát is voor mij dit jaar de belangrijkste boodschap: God gelooft in mensen en in ons vermogen om mens te zijn.

 

De evangelisten Lucas en Johannes vertellen ieder op hun eigen wijze over dat kind. Lucas vertelt over dat hele kleine, kwetsbare, tegenover de verhevenheid van keizer Augustus. Die vanuit wantrouwen zijn rijk regeert en wil dat iedereen zich laat inschrijven.

Hij zegt ‘ga’ en mensen gaan, zwervend langs ’s Heren wegen.

Maar ergens in een hoekje van dat grote Romeinse Rijk waar mensen geen naam mogen hebben zijn er twee, Jozef en Maria, gekend, gekozen door God, en die krijgen een kind. Jezus. God redt betekent dat.

Voor wie het wil horen vertelt Lucas een verhaal dat als een klein lichtje in het donker begint te branden.

 

Johannes begint bij het licht.

Het eerste woord dat God sprak en waarmee alle leven is begonnen.

Dát woord is mens geworden.

Een mens bij God vandaan, vol van goedheid en waarheid, in wie zijn tijdgenoten iets van Gods liefde en genade herkenden. Gods Zoon, sprekend zijn Vader.

Als we elkaar de vraag stellen hoe je méns blijft, vinden we in Jezus een voorbeeld. Wantrouwen was hem vreemd.

Hij zag in ieder mens een geliefd schepsel van God. Geen nummer.

Geen probleem om op te lossen of uit de weg te ruimen.

 

menswording

Met Kerst gaat het over menswording.

Over hoe Gods belofte zich hecht aan handen en voeten, aan adem, aan hart en ziel.

Het gaat over hoe wij mens worden nu we opnieuw hebben gehoord van engelen, vrede, licht, een kind.

En hoe graag we de wereld ook even zouden buitensluiten deze dagen,

wij zijn ín deze wereld geroepen om van Gods licht en vrede te getuigen.

Want wij gedenken dat God voorgoed in déze wereld kwam.

Als bron van kracht en hoop, als teken van toekomst.

Dát is het goede nieuws voor wie tot aan de rand van het bestaan gedreven zijn,

voor diegenen die onmenselijk leed wordt aangedaan.

Het is de aansporing om niet op te geven,

om gelovig door de wereld te gaan

en zélf de mens te zijn in wie Gods woord, Gods licht gestalte krijgt.

Page 3 of 27