overweging op zondag 22 oktober 2023        PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

Deze dienst is voorbereid door de werkgroep duurzaamheid en er is gebruik gemaakt van het materiaal van Micha. https://michanederland.nl/zondag

In deze dienst voeren twee profeten het woord (leden van de werkgroep). Joel klaagt ons aan. Hij is de onheilsprofeet. Micha is bedaarder en wijst ons de weg. 'Je weet wat je moet doen''

uit de Bijbel: Joel 1

 

sprinkhanen

We hebben een gepassioneerde Joel aan het woord gehoord. Voor hem betekent de sprinkhanenplaag niet minder dan een teken van God, een straf. En hij wil zijn luisteraars waarschuwen, hen oproepen om berouw te tonen, tot inkeer te komen.

 

In de Bijbel staat de sprinkhaan symbool voor dreiging, voor angst, voor oorlog en voor vernietiging. Het is een crisisdier dat oproept tot inkeer. Het bekendste verhaal is misschien wel dat van de farao in Egypte die maar blijft weigeren om de Hebreeën te laten gaan. Het hart van de onderdrukker wordt harder en halsstarriger met elke plaag die hij te verduren krijgt. Zelfs de aankondiging van een achtste plaag, sprinkhanen die alles zullen kaalvreten, brengen de farao niet tot inkeer.

 

Meer dan eens worden aanstormende legers in de Bijbel vergeleken met een zwerm sprinkhanen die het hele leven van een bevolking verwoesten. Het kost weinig inbeeldingskracht om dat te vergelijken met hoe het er in de wereld toegaat, zeker met de indringende beelden op ons netvlies van de gebeurtenissen in Israël en Gaza. Of de inval van Rusland in Oekraïne.

Kaal en verwoest blijven steden en dorpen achter; verwoest, vernield,  verloren, verdroogd, verdord, en verdord is ook de vreugde van de mensen.

 

Is zoiets ooit gebeurd in jullie dagen of in de dagen van jullie voorouders, vraagt Joel.

Was het ooit zo erg als nu?

Zou dit soms het begin van het einde zijn, is de ontzagwekkende dag van de Heer dichtbij?

Ik snap zijn vraag. Vraag me soms ook af of we nu niet het dieptepunt hebben bereikt.

Kan de aarde nog meer hebben? Kan de mensheid nog meer verdragen?

Of zitten we op een keerpunt?

Is dit het uur U, hét moment om tot inkeer te komen, te veranderen?

 

Dát er iets moet veranderen, daar zijn we het toch wel over eens?

Veel rampzalige gebeurtenissen houden een op een verband met hoe wij leven.

Medemensen, medeschepselen, en zelfs hele ecosystemen lijden als gevolg van vervuiling en onrecht.

 

Onze medegelovigen in bijvoorbeeld Afrikaanse landen wijzen ons op onze verantwoordelijkheid. Kwetsbare mensen ervaren de gevolgen van de klimaatverandering directer en ingrijpender dan wij en dat is niet rechtvaardig;

het is niet eerlijk mensen die veel minder belastend leven, veel meer worden getroffen.

Door sterfte van vee, moeizame oogsten, overstromingen.

Het is niet eerlijk dat mensen hun heil zoeken in steden,

waar niet voldoende onderdak en eten is.

Als we vanuit dát perspectief kijken naar de klimaatverandering, kunnen we gevolgen beter begrijpen en wordt ook de noodzaak om onze levenshouding te veranderen groter.

hul je in rouw

Hul je in rouw, roept Joel. Schreeuw het uit. Ga hele nachten door met klagen.

Begin eerst maar eens met het erg te vinden en laat het lijden van de aarde tot je doordringen.

Wees verschillig!

Kondig een vastentijd af; doe maar eens even wat minder en toon berouw over wat je teveel hebt geconsumeerd en verbruikt. En roep de Heer om hulp. 

 

Het begint bij bewustwording;

het begint bij het wíllen weten wat onze levenshouding voor impact heeft op de aarde,

op mensen.

Het zijn geen woorden die we graag gebruiken, of horen,

 maar het begint ook bij bewustwording van schuld.

Wij zijn deel van een samenleving die leeft op kosten van anderen.

Soms willen en wetens, soms onbewust.

Soms tegen wil en dank want het is lang niet altijd eenvoudig of transparant wat duurzame keuzes zijn om te maken.

 

Maar dat is wel waartoe de Bijbel ons oproept;

het maken van rechtvaardige keuzes en op die manier gehoor geven aan Gods liefde en gerechtigheid.

Er is voor de kerken een sleutelrol weggelegd.

Om, zoals Joel zegt, de Heer om hulp te roepen, om te bidden voor de aarde,

om te bidden voor wie lijden, om te  bidden om vrede.

Niet om het bij God over de schutting te gooien, want elke gebed tot hem is een vraag aan ons.

Als wij roepen tot God: waar bent U, zal Hij vragen: en waar ben jij?

Als wij roepen om ontferming, zal die ook blijken uit onze daden.

Wij bewaren het geloof dat God ons de aarde heeft geschonken.

En ons heeft aangesteld om de aarde te behoeden en te bewaren.

Wij leven in Góds wereld. Alleen al daarom zouden we ons moeten afkeren van onrecht

en onze verantwoordelijkheid nemen.

De kerken mogen voorgaan in berouw en omkeer, in het zoeken van vergeving

en in vernieuwde gehoorzaamheid aan Gods wil.

Met woorden van Joel: keer terug tot God met heel je hart, door te treuren en te rouwen.

Maar niet je kleren moet je scheuren, maar je hart. Daar moet de verandering plaatsvinden.

En God zal genadig zijn, en liefdevol, geduldig en trouw.

Onze opgedroogd moed, ons verdorde geloof, mag opbloeien.

 

Joel klinkt als een onheilsprofeet. En misschien valt deze preek wel in de categorie donderpreek.

Maar Joel wíl een wake-up call geven. Het gaat hem niet om de ondergang, maar om herstel.

Hij wil moed geven. Hoop aanblazen.

Hoop die wordt aangewakkerd door duurzame initiatieven; door nieuwe oplossingen.

Door de beweging die wordt ingezet door mensen die hun nek uitsteken, in de politiek,

in de industrie, als activist, in kerken.

Wie hoop houdt, zal zich ook geroepen voelen hoopvolle dingen te doen.

 

 


 

overweging op zondag 22 oktober 2023

geschreven na de inspirerende uiteenzetting van Evert-Jan Ouweneel op de conferentie GroenGelovig van Tearfund op 21 oktober 2023

uit de Bijbel: Joel 1

 

Joel heeft ons flink de oren gewassen.

De ménsen zijn de plaag.

Wij zijn de sprinkhanen.

Dat is een ongemakkelijke waarheid.

Joel heeft ons voorbeelden gegeven.

Misschien herkennen we die.

Ze vertellen ons dat we op de verkeerde weg zijn.

Zo kan het niet  doorgaan.

 

Wat doet die boodschap met ons?

Wat voor gevoel geeft het?

Ik hoop dat wij het gevoel van onverschilligheid voorbij zijn,

dat wij de neiging om het te ontkennen voorbij zijn.

Het valt níet mee.

Er is veel aan de hand waar we ons bezorgd over moeten maken

of dat ons onrustig zou moeten maken.

Hul je in rouw, roep Joel.

Schreeuw het uit, lig er wakker van.

Want het gaat over de toekomst van onze aarde,

over onze kinderen, kleinkinderen.

 

Wat voor gevoel geeft de toespraak van Joel jou?

Misschien ben je murw geslagen.

Er is zoveel aan de hand in de wereld.

We rollen van crisis naar crisis

en alles komt binnen met beelden en heel veel informatie.

En dan komt de klimaatcrisis daar ook nog eens bij.

Het is teveel.

 

Misschien raak je wel wanhopig en denk je: het komt nooit meer goed;

Joel heeft gelijk, we stevenen op de ondergang af.

Misschien raak je ontmoedigd.

Je doet je best voor het klimaat

maar zijn het uiteindelijk niet alleen maar druppels op een gloeiende plaat.

Misschien geeft de onheilsprofetie van Joel je een gevoel van schuld of schaamte.

Omdat jij beseft dat je deel bent van het probleem.

Of misschien vind je wel dat anderen zich moeten schamen.

Maar zou dat de boodschap van Joel zijn? Schuld?

 

De urgente toon van Joel maakt ons duidelijk dat het wél ergens over gaat.

Het is ernst.

Het is tijd om ernstig te nemen

dat God de schepping in onze handen heeft  gelegd,

om ervoor te zorgen, haar te beschermen.

Het is tijd om onszelf te bezinnen of we Gods opdracht, zijn Woord, wel serieus genoeg nemen.

Er wordt wat gevraagd. Er is een taak op ons gelegd, goede rentmeesters te zijn.

Daar mogen we niet licht mee omgaan.

 

We staan op een kantelpunt.

Dit is het moment om onder ogen te zien

dat wij onze taak niet al te zwaar nemen

en soms zelfs verwaarlozen.

Het is tijd om te herbezinnen en tot inkeer te komen.

Berouw te tonen.

Dát is de ene helft van de boodschap van Joel:

het moment om je te bezinnen en te veranderen is nu.

 

De andere helft van die boodschap is de mildheid van God.

Zijn vergevingsgezindheid en geduld. Zijn trouw, ook als mensen hem ontrouw zijn.

Die milde kant heeft Hij getoond in zijn Zoon.

Die nam de mensen niet de maat maar zette hen geduldig op nieuwe wegen.

Het is niet de bedoeling dat wij vandaag gebukt onder de onheilsprofetie,

beladen met schuldgevoel of schaamte,

deze kerk verlaten.

We moeten juist bemoedigd, met nieuwe moed, verder.

Misschien is het weinig wat wij kunnen doen en zijn de effecten van onze inspanningen klein.

Druppels op gloeiende platen. Maar hé, dan spettert er tenminste iets.

 

Dus: het  gaat ergens over en het wordt tijd om daar ernst mee te maken.

En we mogen mild zijn naar onszelf en naar elkaar.

Niet elkaar de maat nemen. Niet elkaar schuld of schaamte aanpraten.

Maar geduldig elkaar erop wijzen als de goede weg wordt verlaten,

elkaar weer meetronen naar de weg van God.

 

Je wéét wat je moet doen, zei Micha.

Je weet wat goed is.

Dus doe wat je kan

en zoek je weg terug als je bent afgedwaald.

Zoek nieuwe moed, zoek inspiratie bij elkaar en blijf hoopvol.

 

Hoe blijft onze hoop gevoed?

Wat geeft ons de moed, wat maakt ons handelen voor de aarde zinvol?

Dat is de schepping zelf. En de Schepper.

 

Is het niet mooi?! De kleuren, de geuren, de polders dichtbij, de oerwouden ver weg.

Is het niet schitterend, de sneeuw, de woestijn?

Blijf daar enthousiast over. Begeesterd.

God was er enthousiast over toen Hij de aarde schiep.

Alles kreeg een eigen plaats, een prachtige samenhang, en het was goed.

Zelfs zeer goed.

Er zat toekomst in.

Gods adem zat er in, zijn hart klopte erin.

 Zo kostbaar, zo mooi is het, dat het je wel aan het hart moet gaan als dat kapot gaat.

Als je ziet en voelt en hoort hoe waardevol de aarde is

dan kun je niet anders dan oprecht verontwaardigd zijn

als de schepping geweld wordt aangedaan, als mensen lijden.

 

Als je weet wat kostbaar is,

zul je het zelf zonde vinden

als dat wordt misbruikt en onteerd.

 

Laten we onze ogen trainen

om te zien wat God zag

en laten wij in ons enthousiasme

met onze geest

aansluiten bij zíjn enthousiasme.

Laat zíjn Geest door ons stromen.

Om te doen wat Hij van ons wil,

recht te doen, trouw te zijn

en zijn weg te gaan.

 

Alles is uit hem ontstaan,

alles is door hem geschapen,

alles heeft in hem zijn doel.

Hem komt de eer toe tot in eeuwigheid.

Amen.  (Romeinen 11:36)

overweging op zondag 15 oktober 2023  PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: Psalm 84

 

Regenboogdienst in de week van Coming Out Day (11 oktober)

 

een liedje van verlangen

Een liedje van verlangen, dat is Psalm 84.

Het zingt van het verlangen naar het huis van God, naar de tempel in Jeruzalem.

In Bijbelse tijden trokken pelgrims daar jaarlijks naar toe.

Om in Gods nabijheid te kunnen zijn.

Het is alsof een intens verlangen in het hart, heimwee diep in het lijf,

hen telkens weer terugroept naar die plek waar God woont.

Alsof ze kind aan huis zijn bij God.  

 

In de voorbereidingsgroep bespraken we met elkaar hoe het er uitziet,

zo’n huis waar je God kunt ontmoeten. Zo’n thuis.

We hebben met elkaar verdrietige ervaringen gedeeld.

Over afgewezen worden terwijl je dacht dat je thuis was.

Over niet mogen meedoen met de maaltijd van de Heer.

Over mensen die meenden te weten hoe het eruit ziet, leven zoals de Heer dat wil.

En dat jij dat niet deed. Dat verlangen van de pelgrim uit Psalm 84 herkenden we.

En ook dat het zeer kan doen in je hart en in je lijf.

 

Thuis zijn heeft te maken met je welkom voelen,

met mensen die ruimte voor je maken, voor jou en ook voor je vragen en onzekerheden,

voor je verdriet en je vreugde.

Het is een veilige plek waar je even op adem kunt komen als dat nodig is

en waar je verbondenheid voelt met anderen;

een plek waar wordt gedeeld, gezongen, gebeden.

Veel meer dus dan stenen, ramen, deuren.

 

Wat hebben we zo’n plek om thuis te komen nodig,

juist in een wereld die zo ellendig er aan toe is door de ene na de andere crisis.

Wat hebben we het nodig om ergens te kunnen te schuilen tegen verdrietigheden.

Een plek waar andere dingen belangrijk zijn dan alle informatie die op ons afkomt;

waar bronnen worden gevonden in droogte en dorheid, waar we nieuwe moed vinden,

Wat mogen we ons gelukkig prijzen als we weten waar we het zoeken moeten

als we een adres hebben, waar we onze gebeden aan kunnen sturen,

tégen het unheimische, beklemmende gevoel dat het niet goed gaat

met de wereld waarin we leven. Konden we daar maar altijd zijn.

 

Net als de mussen die in de tempel wonen.

En de zwaluwen die hun nestjes bouwen bij het altaar, nota bene onder Gods neus.

Zíj wel. Zij kunnen blijven. De dichter van de Psalm is er jaloers op.

Net als op de mensen die wonen in Gods huis, zij kunnen God altijd danken.

Wat zijn ze gelukkig dat ze zo dicht bij God leven! Ook daar kun je jaloers op zijn.

Op mensen die stevig in hun geloofsschoenen staan;

mensen die weten waar ze het zoeken moeten.

Gelukkig zijn de mensen die niet meer onderweg zijn,

niet meer vragenderwijs of struikelend en vallend hun leven leven

maar zijn thuisgekomen. Bij zichzelf, bij God.

 

onderweg

Maar óók gelukkig zijn de mensen die nog onderweg zijn.

Mensen met een verlangen in hun hart.

Misschien heb jij de ervaring dat je een weg te gaan hebt.

Dat je nog niet bent waar je wilt zijn.

Dat je er nog niet uit bent wie je bent of wat je te doen staat.

Sommigen van jullie weten hoe moeilijk het is als je je niet thuis voelt.

Als je eigen lijf geen fijne woning is.

Als je nog aan het verkennen bent wie je moet zijn

of als je het lastig hebt met je zelf, met deze wereld.

Vragen en onzekerheden kunnen het je moeilijk maken:

wie ben ik? Mag ik er zijn? Wie is God voor mij, en wie ben ik voor hem?

De tegenstelling met de mensen die als het ware wonen in Gods huis kan dan groot zijn.

Maar, gelukkig ben jij als je alleen al verlangt naar God.

En als dat je de weg wijst, je leven richting geeft.

Als je als een pelgrim, zingenderwijs onderweg bent naar hem, met hem

worden droge velden worden groen en fris.

Het dorre bomendal verandert in een oase; in het dal van tranen is troost.

en je wordt sterker en sterker.

Mensen vertellen van de zegen van vriendschap, van aandacht,

júist in tijden van moeite.  

Mensen kunnen je vertellen hoe ze sterker zijn geworden

juist op momenten dat ze zwak waren.

Bij het voorbereiden deelden we met elkaar dat ieder een weg te gaan heeft,

om thuis te komen bij zichzelf, bij God,

en dat jullie daarin ook de kracht hebben ontvangen van God

en de zegen hebben gevonden van God en mensen.

Op ons levenspad is Hij nooit ver.

De dichter weet het in ieder geval zo zeker dat hij ervan zingt,

zodat anderen het met hem mee kunnen zingen.

Heer, onze God,

U leidt ons, U beschermt ons,

U maakt ons sterk, U geeft ons geluk.

 

een lied van hoop

Als je deze woorden samen zingt wordt dit lied van verlangen een lied van hoop,

een lied dat je draagt, uittilt boven moeilijkheden,

een zachtjes zingen tegen het donker in.

Wie weet gaat jouw weg op dit moment door het dorre dal,

wéét dan van regen, van zegen, van groei. Zing ervan.

Vertrouw op God. Wie onderweg is met hem komt ook een keer thuis.

overweging op zondag 24 september 2023            PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: Handelingen 9: 1-19

 

vallen

Als ik aan de bekering van Saulus denk, dan zie ik een paard voor me. Waarschijnlijk is dat ingegeven door de schilderijen die ervan gemaakt zijn. Of ik heb het er zelf bij verzonnen. Want het staat niet in ons verhaal. Saulus viel op de grond. Dat staat er.

Dat paard geeft wel een mooi contrast. Saulus, gezeten op zijn high-horse, stevig in het zadel van zijn eigen gelijk, valt.

Saulus is een Farizeeër. Hij heeft zich opgeworpen als beschermer van het Joods geloof. Daarom bedreigt hij de leerlingen van de Heer met de dood; die houden zich niet aan de wetten van Mozes. De Statenvertaling vertaalt heel kleurrijk: Saulus was blazende dreiging en moord. Briesend was hij. Ondertussen denkt hij goed bezig te zijn, een toegewijde dienaar aan de God van Israël. En dan maakt hij een harde val.

 

Ben jij ooit gevallen? Hardhandig stilgezet, teruggefloten om naar een andere bestemming te gaan? Heb je ooit moeten erkennen dat je helemaal fout zat, dat God voor jou een andere weg had? Hoe voelde dat?

Zou het sowieso niet af en toe goed zijn om ons af en toe te bezinnen op onszelf

en ons af te vragen: waar ben ik mee bezig? Dien ik er God mee?

Waar zou Hij mij nodig hebben? Dan zouden we misschien minder hard vallen.

De val die Saulus maakt is niet bedoeld om hem te kijk te zetten, of om hem pijn te doen, maar om de juiste vragen te kunnen stellen. Saul, Saul, waarom vervolg je mij?

Waar ben je mee bezig?

 

Saul! niet Saulus. Niet de vergriekste vorm maar de naam uit het Oude Testament, van koning Saul. De koning die zo verteerd was door woede en jaloezie dat hij achter David aanjoeg om hem te doden. ‘Waarom jaagt mijn heer toch zijn dienaar achterna? Wat heb ik misdaan?’ roept David naar Saul vanuit zijn schuilplaats. Saul, waarom vervolg je mij? (Dit staat in 1 Samuel 26:18)

Saulus heeft als kenner van de schrift het verhaal zeker gekend. Heeft misschien wel gedacht dat hij helemaal niet op zijn naamgenoot leek. Tot zijn ogen worden geopend en hij tot de ontdekking komt dat hij, Saul, de zoon van David, de gezalfde van God, heeft vervolgd. Hij zat verkeerd; hij is van zijn gelijk gevallen. Maar het is een genadige val.

 

opstaan

Hij is gevallen om op te staan. Dat zegt de stem uit de hemel tegen hem:

Sta op en ga de stad in. Daar zal je gezegd worden wat je moet doen.

Vooralsnog kan Saulus niet zoveel. Hij krabbelt overeind maar hij zit ziet niets.

Hij blijft in het donker en eet en drinkt niets. Een levende dode.

Drie beladen dagen lang, bijbels aftellen tot het moment dat God bevrijdend op zal treden. Op de derde dag hoort hij  opnieuw zijn naam hoort uit de mond van Ananias. Saul, broeder!

Dan vallen de schellen van zijn ogen en ziet Saulus waar hij al die tijd blind voor was geweest. Hij staat op en laat zich dopen. Het is een paasmoment dat aan Saulus gebeurt, daar in de Rechte Straat. Hij zal er later veel over schrijven. Over ondergaan in de doop, alsof je sterft met Christus om daarna met hem op te staan. Hij zal schrijven over je oude leven achter je laten om op het rechte pad te komen, om mens van de weg te zijn. (lees bijvoorbeeld Romeinen 6: 3-11 over de doop)

 

Het is door Saulus dat er steeds meer mensen ‘aanhangers van de Weg’ zullen worden. Niet alleen mensen met een joodse achtergrond maar ook heidenen worden geraakt door het evangelie dat Saulus verkondigt. Van een vervolger wordt hij een apostel, een instrument door God gekozen.

Het is een indrukwekkende bekering. En een radicale omzwaai in Saulus’ leven.

Er wordt in Handelingen maar liefst drie keer over verteld. (in Handelingen 22 en 26)  

Ik ken niet veel mensen die op deze manier zijn bekeerd, van het ene op het andere moment omgekeerd. Dat is meer iets voor de televisie of social media. Ik ken vooral gewone mensen. Mensen als Ananias. Gewone gelovigen die doen wat ze moeten doen. Ze voelen zich wel geroepen maar hun antwoord is aarzelend, vol bezwaren of uitvluchten. Die mensen ken ik wél, mensen die zich liever niet te snel ergens in laten betrekken want voor je het weet zit je eraan vast. En eerlijk is eerlijk, soms ben ik ook zo iemand.

 

Ananias wordt in een droom door God geroepen om naar Saulus te gaan. Maar Ananias staat niet te springen. Weet God wel dat deze man gemeenteleden in Jeruzalem zoveel kwaad heeft aangedaan? Deze man heeft toestemming om mensen in de boeien te slaan en mee te sleuren naar Jeruzalem. Weet God het wel zeker?

Ja, God weet het zeker. God heeft Saulus nodig. En Saulus heeft het nodig om God te leren kennen zoals Hij is: barmhartig en vol goedheid. Het is vast niet toevallig dat dát de betekenis is van Ananias’ naam: God is barmhartig. Dat maakt Ananias de perfecte zendeling om naar Saulus te gaan en hem te helpen inzien wat God van hem vraagt.

 

Saul, broeder

Zo indrukwekkend als de roeping van Saulus was, zo aarzelend en verborgen is die van Ananias. Toch wordt ook hij geroepen door God om op te staan en te gaan. Om een instrument in Gods hand te zijn. Zijn eigen handen legt Ananias op het hoofd van Saulus, de man die hij vreest, oordeelt, misschien zelfs wel haat. Als een zegen. Een gebaar van vergeving en verzoening van ene voor de andere broeder.

Soms moeten wij over onze eigen schaduw heen stappen om daar te gaan waar God ons nodig heeft. Het gebed van Franciscus zouden we wel dagelijks kunnen bidden: ‘Maak mij een instrument van vrede. Laat mij liefde brengen waar haat heerst,

laat mij vergeven wie mij beledigde, laat mij verzoenen wie in onmin leven, laat mij geloof brengen aan wie twijfelt, laat mij waarheid brengen aan wie dwaalt, laat mij hoop brengen aan wie wanhoopt, laat mij licht brengen aan wie in duisternis is, laat mij vreugde brengen aan wie bedroefd zijn.’

 

Ananias is zo’n instrument van Gods vrede, in zijn eigen stad, op een klein stukje lopen van zijn huis. Hij maakt een klein gebaar dat spreekt van barmhartigheid en daardoor vallen bij Saulus de schellen van de ogen.

 

De Bijbel maakt geen onderscheid tussen dat grote en kleine, tussen dat radicale en alledaagse. ‘De kalme gang, de kleine taak, zijn ruim genoeg  voor Godes zaak’ zo zingt lied 215 uit het Liedboek.

 

We mogen ons allemaal geroepen weten om Christus te volgen. Voor sommigen zal dat een radicale breuk zijn, een ingrijpende keuze die hen brengt op ongedachte wegen vol hoogtepunten maar ook van lijden. We weten dat Saulus door zijn roeping veel geleden heeft. Het is goed om te benoemen dat ook vandaag velen in de gevangenis zitten, lijden, omwille van hun geloofsovertuiging of roeping. Dat er mensen zijn die zichzelf verloochenen, opzij zetten, om de belangen van anderen te dienen. Hun verhalen zijn groots en indrukwekkend.

Voor anderen ligt die roeping besloten in de bestendigheid, in de dagelijkse betrouwbaarheid, in de verantwoordelijkheid voor mensen dichtbij. Misschien moeten we onszelf wat vaker afvragen hoe wij elkaar kunnen aanmoedigen om op de weg van God te blijven, of we zelf nog wel op de goede weg zitten. We zouden onszelf kunnen  afvragen wat we nodig hebben om een ander zegenend en vergevingsgezind tegemoet te treden, óók als diegene ons onheus heeft behandeld of een slechte reputatie heeft.

 

Hoe God mensen roept maakt uiteindelijk niet zo veel uit. Zijn Geest komt als een bliksemflits uit de hemel of als een zachte aandrang, maar in de kern gaat het er om of wij bereid zijn op te staan. Om een instrument in Gods hand te zijn.

overweging op zondag 17 september 2023            PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: Psalm 46

 

al wankelt de aarde

Het beeld dat in Psalm 46 wordt geschetst kennen wij.

De aarde beefde en wankelde in Marokko.

De watervloed kolkte en kookte in Libië.

Duizenden mensen vonden de dood. Velen raakten alles kwijt.

Het waren niet de eerste rampen dit jaar. En vast niet de laatste.

Het lijkt wel of onze tijd wordt gekenmerkt door rampen.

Of dreigende rampen.

De grote hitte van afgelopen zomer lijkt een teken te zijn van de opwarming van de aarde. De zeespiegel stijgt en vormt een serieuze dreiging.

Misschien moeten we er wel rekening mee houden dat de aarde haar ondergang tegemoet gaat.

Zijn wij wel opgewassen tegen de oerkrachten van de schepping?

Wat kunnen we er tegenover zetten, tegenover stormen, vulkanen, aardbevingen?

En wat als die oerkrachten tekeer gaan in ons eigen lijf, of dat van een lieve ander,

en daar verwoesting aanrichten, de dood dichtbij brengen?

Ziekte en de gevolgen van ouderdom kunnen immers net zo meedogenloos zijn;

Ze gooien onze wereld omver en werpen ons machteloos terug op onszelf.

Er komen momenten in ons leven dat we ons er indringend van bewust zijn dat wij niet alles in de hand hebben; dan realiseren we ons tot onze schrik dat onze wereld niet maakbaar is, al leven we vaak wel zo.

 

In Psalm 46 wankelt de aarde, kolken de wateren en volken roeren zich.

Er is dreiging. Dat wordt niet ontkend.

Het is nu eenmaal niet zo dat wie gelooft in God een rustig leven krijgt en gespaard wordt voor allerlei ellende.

Maar er is wel iets anders. Wij zijn niet bang, zingt de Psalm.

God is voor ons een veilige schuilplaats, een betrouwbare hulp in de nood.

Met die belijdenis opent de Psalm, met een diepgeworteld vertrouwen.  

Wat er ook wankelt of omvalt, God is onwankelbaar.

Wat er ook verandert, ten goede of ten kwade, God is trouw en betrouwbaar.

Dat verandert niet.

God trekt zich niet terug in de veilige hoogte van de hemel.

Hij zoekt niet de luwte maar ís de luwte bij nacht en ontij.

 

Deze belijdenis moet wel van een ervaringsdeskundige komen.

Iemand die weet heeft van de gevaren van het leven;  

waarschijnlijk spreken de dichters, de Korachieten, namens het volk

dat door de tijden heen zo op de proef is gesteld.

Het gaat in ieder geval over geloof dat gerijpt is in tijden van moeilijkheden.

Het gaat over vertrouwen dat gegroeid is tégen de beproeving in.

Schuilen bij God leek deze week een rode draad te zijn in de pastorale gesprekken.

 ‘God is mijn houvast’ zei iemand, terwijl haar wereld wankelt door dementie.

‘Ik weet niet wat er na de dood is, maar ik denk dat er geborgenheid is’

zei een ander die de krachten voelt afnemen. Beide zochten onderdak bij hun geloof.

 

tegen de wind in zingen

Schuilen bij God betekent niet dat je niets meer doet.

Het is iets anders dan angstig je hoofd in het zand steken,

hopend dat de ellende vanzelf voorbij gaat.

Je toevlucht zoeken bij God is ook iets anders dan wegvluchten.

Het is geen ontkenning van de ernst van de situatie of juist een bagatelliseren ervan.  

Het vertrouwen van Psalm 46 opent een weg om iets te betekenen.

Die weg gaat voorbij aan de angst van de verlamming.

Die weg gaat voorbij aan het wegvluchten in ontkenning of in het opgewekte verder leven alsof er niets is gebeurd.

Oog in oog met de wereld waarin we leven, zingt het van vertrouwen op God die vrede zal brengen in een roerige wereld; oorlogen uit zal bannen, bogen zal breken en lansen zal verbrijzelen. Het is een tegendraads lied.

Dwars tegen de woest kolkende tekens van de tijd in zingt het van vrede,

van een andere tijd, een andere plaats, de stad van God, gelegen aan een rivier,

een waterstroom in een oase van groen.

Psalm 46 is een lied om tegen de wind in te zingen. (Willem Barnard, in Zangen van Zoeken en Zien, 433)  Een lied dat tekeer gaat tegen onweer en onheil.

Het zingt van vergezichten,

van in het verleden behaalde resultaten met garantie voor de toekomst

omdat God in zijn liefde voor de mensen dezelfde blijft.

Het is een lied dat zingt ‘Ik zal er zijn’

voor wie zich van God en mensen verlaten voelt;

het is een lied dat droomt van vrede. 

Dat lied opent onze ogen voor tekenen van die vrede.

In het terugkerende refrein horen we: De Heer van de hemelse machten is met ons.

God met ons, Immanuel. Voor wie het wil horen gaat het daar ook over Jezus.

Hij kleurde met zijn eigen woorden de woorden van Psalm 46 in.

Tegen zijn leerlingen, vechtend tegen de storm op zee en tegen hun eigen angsten,

zei hij: Wees niet bang, vertrouw op mij.

Je geloof heeft je gered, zei hij tegen mensen die niet meer wisten waar ze het zoeken moesten, maar toch het vermoeden hadden dat ze bij hem moesten zijn.

En toen zijn eigen leven wankelde en de dood dreigde,

legde Hij vol vertrouwen zijn leven in Gods hand.

Als we brood en wijn delen klinkt daar in door dat wij niet bang hoeven zijn.

Dat er altijd een weg doorheen is. Door stormen, door gevaren. Zelfs door de dood.

De Heer van de hemelse machten is met ons. Toevlucht en kracht.

Laten we blijven zingen, een tegenstem zijn voor onze aarde, voor een medemens.

En moge God ons daarvoor de adem geven. Amen.

Page 5 of 27