overweging op zondag 5 november 2023 PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland
In deze dienst gedenken wij de overleden gemeenteleden.
uit de Bijbel: Romeinen 8: 31-37
Wat moeten we hier verder over zeggen?
Middenin zijn betoog valt Paulus even stil.
Hij heeft even geen woorden meer.
Hij heeft geen woorden om te vertellen hoe hij de liefde van God ervaart;
en hoe die liefde hem overeind heeft gehouden. En nog altijd houdt.
Zo kun je soms staan. Sprakeloos, hulpeloos, machteloos.
Er kan van alles aan de hand zijn in je leven dat je zo doet staan,
als een kwaad lot je treft, ongeluk of ziekte je huis binnenkomt,
als ouderdom je steeds meer afneemt.
Niet in het minst de dood van een geliefde.
Het afscheid, onverwacht of onbarmhartig traag,
het lijden soms, dat aan het afscheid vooraf ging.
Er zijn vragen die sprakeloos maken.
Waarom toch…?
Waar is God in dit alles?
Het is de dood die ons stil maakt.
Paulus gaat daar niet aan voorbij.
Hij heeft zelf het nodige meegemaakt:
tegenspoed, ellende, gevaar van het zwaard.
Hij is vervolgd. Gevangen gezet.
Hij heeft zich bij tijden willoos en hulpeloos gevoeld
als een schap dat naar de slacht wordt afgevoerd.
En toch heeft Paulus zich in dit alles nooit verlaten gevoeld.
De woorden die hij daarvoor heeft gevonden hebben mensen door de eeuwen heen troost geboden.
Het zijn woorden die we misschien niet eens helemaal goed begrijpen,
maar waar we ons aan vastgrijpen als een strohalm van geloof.
Ze vatten het onzegbare geheim dat we alles van God hebben ontvangen;
vrijspraak, vergeving.
Dat niets ons kan scheiden van zijn liefde. Door Jezus Christus die voor ons pleit.
Verschillende keren las ik deze tekst bij het afscheid van een gemeentelid.
De achterblijvers wisten dat déze tekst gelezen moest worden. Omdat er een streep onder stond in de Bijbel; omdat déze tekst voor in de mond had gelegen van de overledene.
Soms hebben mensen dat.
Een tekst, een lied, een krabbel in de kantlijn van het liedboek of de bijbel,
een knipsel uit de krant of uit een liturgie. Dat ligt vast klaar voor later.
Vaak kunnen we niet eens uitleggen waarom.
Omdat het woorden zijn voor het onuitsprekelijke.
Woorden die overeind zijn gebleven, ook in moeilijke tijden.
Woorden met draagkracht, troost.
Geloof waar mensen van overtuigd zijn geraakt.
Maar dat ook op de proef is gesteld
omdat het soms dwars tegen onze ervaringen ingaat.
Wat moeten we hier verder over zeggen?
Misschien wel niets.
Misschien zijn het woorden om tot ons te laten doordringen,
tot in onze kern; om te overpeinzen, over te bidden.
Om er muziek bij te maken.
Ik hoop dat ze jou troosten. Dragen.
Ik ben ervan overtuigd dat dood noch leven,
engelen noch machten noch krachten,
heden noch toekomst,
hoogte noch diepte,
of wat er ook maar in de schepping is,
ons zal kunnen scheiden van de liefde van God
die Hij ons bewezen heeft in Christus Jezus, onze Heer.
overweging op zondag 29 oktober 2023 PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland
Uit de Bijbel: Jona 4, Matteus 10:16 en Romeinen 12:21
afwachten in de schaduw
Vanaf zijn heuvel net buiten de stad zit Jona erbij en hij kijkt ernaar. Lekker in de luwte wacht hij af hoe ze in Ninevé hun ondergang tegemoet gaan.
Ik moest aan Jona onder zijn wonderboom denken afgelopen week. Dat we zo in de luwte toekijken. Bij het ontbijt lees ik de krant; anderen kijken onder een kopje koffie naar het 8 uur journaal.
De wereld is een strijdtoneel en ik zit op de tribune. Zoiets. Ik vind het een naar gevoel. Te meer omdat deze plek voor veel mensen een uitnodiging is om commentaar te geven, een mening te hebben, een stelling te poneren. Alsof de situatie daar beter van wordt. Zonder zich al te veel te verdiepen in wat er nu werkelijk aan de hand is, zonder aandacht voor hoe slepend conflicten of problemen kunnen zijn, wordt door sommige mensen gedacht dat zij wel zouden weten hoe het opgelost moet worden. En van filmpjes op televisie word je ook niet veel wijzer. Wat is echt, wat is nep, wat is de context? Wat moet ik er allemaal van vinden?
Ik wil niet net als Jona zijn. Comfortabel op afstand. Ik wil niet net als hij zelfvoldaan vaststellen dat het vast en zeker niet goed gaat aflopen.
Voor sommige mensen lijkt de houding van Jona op die van God in de hemel. Lekker in de luwte, onaangedaan over het lot van mensen. Ze zoeken het maar uit daar beneden! Elke dag is er wel iemand die de vraag stelt of het God nog wel iets kan schelen wat er allemaal gebeurt in de wereld. Hoort Hij ons bidden om vrede wel? Ziet Hij wel wat er aan de hand is?
Maar een betere vraag is of het ons nog kan schelen. Oorlog lijkt misschien ver van ons bed, het kwaad dat mensen elkaar aandoen, al het lijden, blijft misschien anoniem. Maar het gebeurt in ónze wereld. Wij zitten níet op een heuveltje; níet in de luwte. Wij zijn er deel van.
Zijn we ons er voldoende van bewust dat het ook ons aan gaat wat er gebeurt in de Ninevés van onze dagen. De vergelijking met Jona onder zijn boom maakt me onrustig. Zo wil ik niet zijn. Zo moet de gemeente van Christus niet zijn. Maar wat dan? Wat is onze opdracht in deze wereld?
Jona’s opdracht was duidelijk. Ga na Ninevé, die grote stad, om haar aan te klagen. Want het kwaad dat ze daar doen is ten hemel schreiend. Jona wordt gezonden door God om aan te klagen, de vinger op de zere plek te leggen.
Maar Jona verzaakt die opdracht. Het kan hem eigenlijk niet zo heel veel schelen.
Hij preekt wel over bekering maar gelooft zijn eigen preek niet. Hij roept wel op tot inkeer maar wacht ook niet af of zijn woorden effect zullen hebben. Wat hem betreft is het een heilloze zaak. Jona heeft Ninevé al opgegeven.
Dát lijkt me een goede wake up call. De vraag of het ons nog wel raakt. En of we hoopvol blijven of het goed komt met de wereld van vandaag. Alleen als we niet onverschillig zijn, en als we goede moed hebben, zullen we geloofwaardig zijn als profeet. Dan zullen we recht van spreken hebben. Want wij hebben hoop op betere tijden, wij leven met verlangen naar Gods koninkrijk.
de stem van de vrede
Maar zou het genoeg zijn? Zou de tegenstem van de gemeente worden gehoord in alle lawaai van meningen en gedachten? Zou de hoopvolle stem van de gemeente de brandhaarden van deze wereld wel bereiken?
Bedenk hoe halfslachtig Jona te werk is gegaan. En toch heeft hij iets beroerd in de harten van de Ninevieten. Hij was niet verdrietig over alle onrecht in Ninevé, hij was niet behulpzaam in het bedenken van nieuwe wegen en toch heeft ook Jona zaadjes geplant waardoor de mensen tot inkeer komen en de stad voor onheil wordt behoed.
Jona heeft een verkeerd beeld van zichzelf als profeet gehad. Zijn naam betekent ‘duif’ en je zou dan op zijn minst iets van vrede in zijn boodschap verwachten, iets van hoop. Een duif, gezonden tussen de roofvogels van deze wereld. Maar Jona heeft onderschat wat zijn boodschap teweeg kan brengen. Hij heeft onderschat wat Gód teweeg kan brengen. Zelfs in een heidense verdorven stad als Ninevé.
Laten wij niet in de valkuil stappen en denken dat Gods Geest alleen werkzaam is in de kerk, of onder christenen. Zij is als de wind en waait waarheen zij wil. Laten we er alert op zijn en geloven dat Gods goedheid ook buiten de kerk zichtbaar wordt, in mensen, in hulporganisaties, in plekken van dialoog en ontmoeting. En waar Gods Geest mensen in beweging zet, daar wordt de wereld van de ondergang gered. Al is het maar door één mens te redden, door één daad van menselijkheid.
Jezus stuurt zijn leerlingen op pad, als duiven, schapen onder de wolven. Kwetsbaar, maar wél aangevuurd door de Geest. Misschien moeten we niet te min denken over wat wij kunnen betekenen. De stem van de vrede moet ergens beginnen en al zien we het niet, het zal toch ergens als zaad in goede aarde vallen en meewerken aan omkeer.
God ziet er vanaf om Ninevé om te keren. En dat wekt grote ergernis bij Jona. Vanaf zijn plek op de tribune heeft hij de oplossing: gerechtigheid. Kwaad moet worden gestraft. Er moeten schuldigen worden aangewezen.
barmhartigheid
Maar zo ís God helemaal niet. Tot groot ongenoegen van Jona. Ik wist het wel! Ik wist het al toen ik nog thuis was. U bent een God die genadig is en liefdevol, geduldig en trouw, en bereid het onheil af te wenden. Laat mij maar sterven, Heer.
Ik ga liever dood dan dat ik moet leven met zo’n God. Jona is het hartgrondig oneens met het beleid van God. Hij kan niet leven met een God die de keuze maakt voor barmhartigheid in plaats van gerechtigheid.
Hij staat daarin niet alleen. Denk alleen al aan de oudste zoon in Jezus’ gelijkenis, die boos is omdat de vader de weggelopen zoon in de armen sluit zonder verwijt of vragen. De Farizeeërs mopperen dat Jezus aan tafel gaat met zondaars en genadig omgaat met tollenaars.
Sommige mensen gaan in de aanval. Waarom grijpt God niet in? Waarom laat Hij mensen, machthebbers hun gang gaan?
Tja, waarom grijpt God niet in als ik boos mijn geliefden van mij afstoot, als ik tekortschiet of iemand beledig.
Toch raar dat er grotere opwinding is over een God die niet ingrijpt, dan over een God die geduld heeft met mensen en genadig wacht of zij zich omkeren van hun wegen.
Misschien moeten we eerst zelf weer heel goed voelen hoe goed God is voor ons, om te kunnen accepteren dat Hij dat ook voor anderen is. Misschien moeten we eerst zijn geduld met óns ervaren, voordat we ons niet meer ergeren aan zijn geduld met de wereld.
Dat is de les die Jona krijgt. Hij moet voelen, een klein beetje, hoe het is als God zijn handen ervan af trekt. De wonderboom die opschiet en hem schaduw biedt is een knipoog van God. Ik ben er ook voor jou, Jona. Boven je hoofd als schaduw, als luwte om te schuilen. Is dat geen wonder? Maar Jona ziet het niet zo. Dat was zíjn boompje. Daar had hij recht op. Het is goed dat Jona boos is over zijn boompje. Het boompje waarvoor hij niets heeft hoeven doen, en dat hij niet heeft laten groeien, een boompje van een dag en een nacht. Het is goed dat dát boompje Jona aan het hart gaat. Want zó gaat de wereld God aan het hart. En daar kun je achteraan denken: de wereld die Hij heeft geschapen en laten groeien, mensen, generaties achter elkaar.
Zoals Jona treurt om zijn boompje, zo treurt God om de wereld. Want God heeft de wereld lief.
Niet de kerk. Niet de profeten. Niet de christenen. Maar de wereld. Met zijn licht en zijn duisternis, zijn goed en kwaad, zijn dood en leven. Voor die wereld blijft God hoop houden.
leven met een onbeantwoorde vraag
Tot op de dag van vandaag leven wij met de onbeantwoorde vraag aan Jona: Als jij al verdriet hebt om die wonderboom, zou Ik dan geen verdriet hebben om Ninevé, die grote stad, waar meer dan twintigduizend mensen wonen die het verschil tussen links en rechts niet eens kennen, en dan nog al die dieren.
Je zou kunnen zeggen: wij hebben het laatste woord. Het is aan ons om antwoord te geven. In die zin houdt Jona ons een spiegel voor. Gemeente van Christus, zou God geen verdriet hebben om deze wereld? Wat is daarop uw antwoord?
Gods antwoord is duidelijk. Hij is onbegrijpelijk genadig. Tot het uiterste. Hij is liefdevol en geduldig en zal de wereld niet loslaten. Hij zal de mensen niet overlaten aan de puinhoop die ze er zelf van maken.
De wereld gaat God aan het hart. In de hemel zijn er tranen om wat mensen elkaar aandoen, om steden die worden kapotgeschoten, om kinderen die niet weten wat vrede is. En zoals er tranen zijn in de hemel over alle onrecht, zo is er vreugde in de hemel over die ene mens die zich omkeert. Dat is ten diepste de uitleg van het evangelie: God had de wereld zo lief…. dat Hij zijn enige Zoon gegeven heeft. God bleef niet op een afstand, niet in de luwte. Hij sprak geen genadeloos oordeel uit maar gaf zijn liefde, zijn Zoon die in de wereld zíjn evenbeeld was.
Zou God geen verdriet hebben? Die vraag blijft onbeantwoord. Om steeds opnieuw het antwoord te geven. Natuurlijk heeft God verdriet. En dat zouden wij ook moeten hebben. En dan, geduldig en hoopvol, zijn goedheid ter sprake brengen, het kwade overwinnen door het goede.
overweging op zondag 22 oktober 2023 PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland
Deze dienst is voorbereid door de werkgroep duurzaamheid en er is gebruik gemaakt van het materiaal van Micha. https://michanederland.nl/zondag
In deze dienst voeren twee profeten het woord (leden van de werkgroep). Joel klaagt ons aan. Hij is de onheilsprofeet. Micha is bedaarder en wijst ons de weg. 'Je weet wat je moet doen''
uit de Bijbel: Joel 1
sprinkhanen
We hebben een gepassioneerde Joel aan het woord gehoord. Voor hem betekent de sprinkhanenplaag niet minder dan een teken van God, een straf. En hij wil zijn luisteraars waarschuwen, hen oproepen om berouw te tonen, tot inkeer te komen.
In de Bijbel staat de sprinkhaan symbool voor dreiging, voor angst, voor oorlog en voor vernietiging. Het is een crisisdier dat oproept tot inkeer. Het bekendste verhaal is misschien wel dat van de farao in Egypte die maar blijft weigeren om de Hebreeën te laten gaan. Het hart van de onderdrukker wordt harder en halsstarriger met elke plaag die hij te verduren krijgt. Zelfs de aankondiging van een achtste plaag, sprinkhanen die alles zullen kaalvreten, brengen de farao niet tot inkeer.
Meer dan eens worden aanstormende legers in de Bijbel vergeleken met een zwerm sprinkhanen die het hele leven van een bevolking verwoesten. Het kost weinig inbeeldingskracht om dat te vergelijken met hoe het er in de wereld toegaat, zeker met de indringende beelden op ons netvlies van de gebeurtenissen in Israël en Gaza. Of de inval van Rusland in Oekraïne.
Kaal en verwoest blijven steden en dorpen achter; verwoest, vernield, verloren, verdroogd, verdord, en verdord is ook de vreugde van de mensen.
Is zoiets ooit gebeurd in jullie dagen of in de dagen van jullie voorouders, vraagt Joel.
Was het ooit zo erg als nu?
Zou dit soms het begin van het einde zijn, is de ontzagwekkende dag van de Heer dichtbij?
Ik snap zijn vraag. Vraag me soms ook af of we nu niet het dieptepunt hebben bereikt.
Kan de aarde nog meer hebben? Kan de mensheid nog meer verdragen?
Of zitten we op een keerpunt?
Is dit het uur U, hét moment om tot inkeer te komen, te veranderen?
Dát er iets moet veranderen, daar zijn we het toch wel over eens?
Veel rampzalige gebeurtenissen houden een op een verband met hoe wij leven.
Medemensen, medeschepselen, en zelfs hele ecosystemen lijden als gevolg van vervuiling en onrecht.
Onze medegelovigen in bijvoorbeeld Afrikaanse landen wijzen ons op onze verantwoordelijkheid. Kwetsbare mensen ervaren de gevolgen van de klimaatverandering directer en ingrijpender dan wij en dat is niet rechtvaardig;
het is niet eerlijk mensen die veel minder belastend leven, veel meer worden getroffen.
Door sterfte van vee, moeizame oogsten, overstromingen.
Het is niet eerlijk dat mensen hun heil zoeken in steden,
waar niet voldoende onderdak en eten is.
Als we vanuit dát perspectief kijken naar de klimaatverandering, kunnen we gevolgen beter begrijpen en wordt ook de noodzaak om onze levenshouding te veranderen groter.
hul je in rouw
Hul je in rouw, roept Joel. Schreeuw het uit. Ga hele nachten door met klagen.
Begin eerst maar eens met het erg te vinden en laat het lijden van de aarde tot je doordringen.
Wees verschillig!
Kondig een vastentijd af; doe maar eens even wat minder en toon berouw over wat je teveel hebt geconsumeerd en verbruikt. En roep de Heer om hulp.
Het begint bij bewustwording;
het begint bij het wíllen weten wat onze levenshouding voor impact heeft op de aarde,
op mensen.
Het zijn geen woorden die we graag gebruiken, of horen,
maar het begint ook bij bewustwording van schuld.
Wij zijn deel van een samenleving die leeft op kosten van anderen.
Soms willen en wetens, soms onbewust.
Soms tegen wil en dank want het is lang niet altijd eenvoudig of transparant wat duurzame keuzes zijn om te maken.
Maar dat is wel waartoe de Bijbel ons oproept;
het maken van rechtvaardige keuzes en op die manier gehoor geven aan Gods liefde en gerechtigheid.
Er is voor de kerken een sleutelrol weggelegd.
Om, zoals Joel zegt, de Heer om hulp te roepen, om te bidden voor de aarde,
om te bidden voor wie lijden, om te bidden om vrede.
Niet om het bij God over de schutting te gooien, want elke gebed tot hem is een vraag aan ons.
Als wij roepen tot God: waar bent U, zal Hij vragen: en waar ben jij?
Als wij roepen om ontferming, zal die ook blijken uit onze daden.
Wij bewaren het geloof dat God ons de aarde heeft geschonken.
En ons heeft aangesteld om de aarde te behoeden en te bewaren.
Wij leven in Góds wereld. Alleen al daarom zouden we ons moeten afkeren van onrecht
en onze verantwoordelijkheid nemen.
De kerken mogen voorgaan in berouw en omkeer, in het zoeken van vergeving
en in vernieuwde gehoorzaamheid aan Gods wil.
Met woorden van Joel: keer terug tot God met heel je hart, door te treuren en te rouwen.
Maar niet je kleren moet je scheuren, maar je hart. Daar moet de verandering plaatsvinden.
En God zal genadig zijn, en liefdevol, geduldig en trouw.
Onze opgedroogd moed, ons verdorde geloof, mag opbloeien.
Joel klinkt als een onheilsprofeet. En misschien valt deze preek wel in de categorie donderpreek.
Maar Joel wíl een wake-up call geven. Het gaat hem niet om de ondergang, maar om herstel.
Hij wil moed geven. Hoop aanblazen.
Hoop die wordt aangewakkerd door duurzame initiatieven; door nieuwe oplossingen.
Door de beweging die wordt ingezet door mensen die hun nek uitsteken, in de politiek,
in de industrie, als activist, in kerken.
Wie hoop houdt, zal zich ook geroepen voelen hoopvolle dingen te doen.
overweging op zondag 22 oktober 2023
geschreven na de inspirerende uiteenzetting van Evert-Jan Ouweneel op de conferentie GroenGelovig van Tearfund op 21 oktober 2023
uit de Bijbel: Joel 1
Joel heeft ons flink de oren gewassen.
De ménsen zijn de plaag.
Wij zijn de sprinkhanen.
Dat is een ongemakkelijke waarheid.
Joel heeft ons voorbeelden gegeven.
Misschien herkennen we die.
Ze vertellen ons dat we op de verkeerde weg zijn.
Zo kan het niet doorgaan.
Wat doet die boodschap met ons?
Wat voor gevoel geeft het?
Ik hoop dat wij het gevoel van onverschilligheid voorbij zijn,
dat wij de neiging om het te ontkennen voorbij zijn.
Het valt níet mee.
Er is veel aan de hand waar we ons bezorgd over moeten maken
of dat ons onrustig zou moeten maken.
Hul je in rouw, roep Joel.
Schreeuw het uit, lig er wakker van.
Want het gaat over de toekomst van onze aarde,
over onze kinderen, kleinkinderen.
Wat voor gevoel geeft de toespraak van Joel jou?
Misschien ben je murw geslagen.
Er is zoveel aan de hand in de wereld.
We rollen van crisis naar crisis
en alles komt binnen met beelden en heel veel informatie.
En dan komt de klimaatcrisis daar ook nog eens bij.
Het is teveel.
Misschien raak je wel wanhopig en denk je: het komt nooit meer goed;
Joel heeft gelijk, we stevenen op de ondergang af.
Misschien raak je ontmoedigd.
Je doet je best voor het klimaat
maar zijn het uiteindelijk niet alleen maar druppels op een gloeiende plaat.
Misschien geeft de onheilsprofetie van Joel je een gevoel van schuld of schaamte.
Omdat jij beseft dat je deel bent van het probleem.
Of misschien vind je wel dat anderen zich moeten schamen.
Maar zou dat de boodschap van Joel zijn? Schuld?
De urgente toon van Joel maakt ons duidelijk dat het wél ergens over gaat.
Het is ernst.
Het is tijd om ernstig te nemen
dat God de schepping in onze handen heeft gelegd,
om ervoor te zorgen, haar te beschermen.
Het is tijd om onszelf te bezinnen of we Gods opdracht, zijn Woord, wel serieus genoeg nemen.
Er wordt wat gevraagd. Er is een taak op ons gelegd, goede rentmeesters te zijn.
Daar mogen we niet licht mee omgaan.
We staan op een kantelpunt.
Dit is het moment om onder ogen te zien
dat wij onze taak niet al te zwaar nemen
en soms zelfs verwaarlozen.
Het is tijd om te herbezinnen en tot inkeer te komen.
Berouw te tonen.
Dát is de ene helft van de boodschap van Joel:
het moment om je te bezinnen en te veranderen is nu.
De andere helft van die boodschap is de mildheid van God.
Zijn vergevingsgezindheid en geduld. Zijn trouw, ook als mensen hem ontrouw zijn.
Die milde kant heeft Hij getoond in zijn Zoon.
Die nam de mensen niet de maat maar zette hen geduldig op nieuwe wegen.
Het is niet de bedoeling dat wij vandaag gebukt onder de onheilsprofetie,
beladen met schuldgevoel of schaamte,
deze kerk verlaten.
We moeten juist bemoedigd, met nieuwe moed, verder.
Misschien is het weinig wat wij kunnen doen en zijn de effecten van onze inspanningen klein.
Druppels op gloeiende platen. Maar hé, dan spettert er tenminste iets.
Dus: het gaat ergens over en het wordt tijd om daar ernst mee te maken.
En we mogen mild zijn naar onszelf en naar elkaar.
Niet elkaar de maat nemen. Niet elkaar schuld of schaamte aanpraten.
Maar geduldig elkaar erop wijzen als de goede weg wordt verlaten,
elkaar weer meetronen naar de weg van God.
Je wéét wat je moet doen, zei Micha.
Je weet wat goed is.
Dus doe wat je kan
en zoek je weg terug als je bent afgedwaald.
Zoek nieuwe moed, zoek inspiratie bij elkaar en blijf hoopvol.
Hoe blijft onze hoop gevoed?
Wat geeft ons de moed, wat maakt ons handelen voor de aarde zinvol?
Dat is de schepping zelf. En de Schepper.
Is het niet mooi?! De kleuren, de geuren, de polders dichtbij, de oerwouden ver weg.
Is het niet schitterend, de sneeuw, de woestijn?
Blijf daar enthousiast over. Begeesterd.
God was er enthousiast over toen Hij de aarde schiep.
Alles kreeg een eigen plaats, een prachtige samenhang, en het was goed.
Zelfs zeer goed.
Er zat toekomst in.
Gods adem zat er in, zijn hart klopte erin.
Zo kostbaar, zo mooi is het, dat het je wel aan het hart moet gaan als dat kapot gaat.
Als je ziet en voelt en hoort hoe waardevol de aarde is
dan kun je niet anders dan oprecht verontwaardigd zijn
als de schepping geweld wordt aangedaan, als mensen lijden.
Als je weet wat kostbaar is,
zul je het zelf zonde vinden
als dat wordt misbruikt en onteerd.
Laten we onze ogen trainen
om te zien wat God zag
en laten wij in ons enthousiasme
met onze geest
aansluiten bij zíjn enthousiasme.
Laat zíjn Geest door ons stromen.
Om te doen wat Hij van ons wil,
recht te doen, trouw te zijn
en zijn weg te gaan.
Alles is uit hem ontstaan,
alles is door hem geschapen,
alles heeft in hem zijn doel.
Hem komt de eer toe tot in eeuwigheid.
Amen. (Romeinen 11:36)
overweging op zondag 15 oktober 2023 PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland
uit de Bijbel: Psalm 84
Regenboogdienst in de week van Coming Out Day (11 oktober)
een liedje van verlangen
Een liedje van verlangen, dat is Psalm 84.
Het zingt van het verlangen naar het huis van God, naar de tempel in Jeruzalem.
In Bijbelse tijden trokken pelgrims daar jaarlijks naar toe.
Om in Gods nabijheid te kunnen zijn.
Het is alsof een intens verlangen in het hart, heimwee diep in het lijf,
hen telkens weer terugroept naar die plek waar God woont.
Alsof ze kind aan huis zijn bij God.
In de voorbereidingsgroep bespraken we met elkaar hoe het er uitziet,
zo’n huis waar je God kunt ontmoeten. Zo’n thuis.
We hebben met elkaar verdrietige ervaringen gedeeld.
Over afgewezen worden terwijl je dacht dat je thuis was.
Over niet mogen meedoen met de maaltijd van de Heer.
Over mensen die meenden te weten hoe het eruit ziet, leven zoals de Heer dat wil.
En dat jij dat niet deed. Dat verlangen van de pelgrim uit Psalm 84 herkenden we.
En ook dat het zeer kan doen in je hart en in je lijf.
Thuis zijn heeft te maken met je welkom voelen,
met mensen die ruimte voor je maken, voor jou en ook voor je vragen en onzekerheden,
voor je verdriet en je vreugde.
Het is een veilige plek waar je even op adem kunt komen als dat nodig is
en waar je verbondenheid voelt met anderen;
een plek waar wordt gedeeld, gezongen, gebeden.
Veel meer dus dan stenen, ramen, deuren.
Wat hebben we zo’n plek om thuis te komen nodig,
juist in een wereld die zo ellendig er aan toe is door de ene na de andere crisis.
Wat hebben we het nodig om ergens te kunnen te schuilen tegen verdrietigheden.
Een plek waar andere dingen belangrijk zijn dan alle informatie die op ons afkomt;
waar bronnen worden gevonden in droogte en dorheid, waar we nieuwe moed vinden,
Wat mogen we ons gelukkig prijzen als we weten waar we het zoeken moeten
als we een adres hebben, waar we onze gebeden aan kunnen sturen,
tégen het unheimische, beklemmende gevoel dat het niet goed gaat
met de wereld waarin we leven. Konden we daar maar altijd zijn.
Net als de mussen die in de tempel wonen.
En de zwaluwen die hun nestjes bouwen bij het altaar, nota bene onder Gods neus.
Zíj wel. Zij kunnen blijven. De dichter van de Psalm is er jaloers op.
Net als op de mensen die wonen in Gods huis, zij kunnen God altijd danken.
Wat zijn ze gelukkig dat ze zo dicht bij God leven! Ook daar kun je jaloers op zijn.
Op mensen die stevig in hun geloofsschoenen staan;
mensen die weten waar ze het zoeken moeten.
Gelukkig zijn de mensen die niet meer onderweg zijn,
niet meer vragenderwijs of struikelend en vallend hun leven leven
maar zijn thuisgekomen. Bij zichzelf, bij God.
onderweg
Maar óók gelukkig zijn de mensen die nog onderweg zijn.
Mensen met een verlangen in hun hart.
Misschien heb jij de ervaring dat je een weg te gaan hebt.
Dat je nog niet bent waar je wilt zijn.
Dat je er nog niet uit bent wie je bent of wat je te doen staat.
Sommigen van jullie weten hoe moeilijk het is als je je niet thuis voelt.
Als je eigen lijf geen fijne woning is.
Als je nog aan het verkennen bent wie je moet zijn
of als je het lastig hebt met je zelf, met deze wereld.
Vragen en onzekerheden kunnen het je moeilijk maken:
wie ben ik? Mag ik er zijn? Wie is God voor mij, en wie ben ik voor hem?
De tegenstelling met de mensen die als het ware wonen in Gods huis kan dan groot zijn.
Maar, gelukkig ben jij als je alleen al verlangt naar God.
En als dat je de weg wijst, je leven richting geeft.
Als je als een pelgrim, zingenderwijs onderweg bent naar hem, met hem
worden droge velden worden groen en fris.
Het dorre bomendal verandert in een oase; in het dal van tranen is troost.
en je wordt sterker en sterker.
Mensen vertellen van de zegen van vriendschap, van aandacht,
júist in tijden van moeite.
Mensen kunnen je vertellen hoe ze sterker zijn geworden
juist op momenten dat ze zwak waren.
Bij het voorbereiden deelden we met elkaar dat ieder een weg te gaan heeft,
om thuis te komen bij zichzelf, bij God,
en dat jullie daarin ook de kracht hebben ontvangen van God
en de zegen hebben gevonden van God en mensen.
Op ons levenspad is Hij nooit ver.
De dichter weet het in ieder geval zo zeker dat hij ervan zingt,
zodat anderen het met hem mee kunnen zingen.
Heer, onze God,
U leidt ons, U beschermt ons,
U maakt ons sterk, U geeft ons geluk.
een lied van hoop
Als je deze woorden samen zingt wordt dit lied van verlangen een lied van hoop,
een lied dat je draagt, uittilt boven moeilijkheden,
een zachtjes zingen tegen het donker in.
Wie weet gaat jouw weg op dit moment door het dorre dal,
wéét dan van regen, van zegen, van groei. Zing ervan.
Vertrouw op God. Wie onderweg is met hem komt ook een keer thuis.