Blog

Pinksteren

overweging op Pinksterzondag 8 juni 2025          PG De Achthoek ~ Scherpenzeel

 

Uit de Bijbel: Romeinen 8: 22-28 

 

Lied: De Geest des Heren heeft, NL 686

 

Als jonge predikant had ik een oudere collega die regelmatig zei:

de wereld is al gered.

Hij bedoelde daar vooral mee dat ik me niet zo druk moest maken;

dat de last van de wereld niet rustte op mijn schouders of van welk mens dan ook.

Omdat de last van de wereld is weggedragen in de opstanding van Jezus.

De wereld ís al gered, schrijft Paulus aan de gemeente in Rome.

Heel zijn brief gaat over het reddingsplan van God.

Hoe Hij zelf in de wereld is gekomen om de mensen te redden van hun zonden

en de gebroken relatie tussen Hemzelf en de mensen te herstellen.

Dat gaat niet alleen over individuen maar heel de schepping doet daarin mee.

Alles wat geschapen is zal worden verlost van vergankelijkheid en zinloosheid.

En dat is een prachtig vooruitzicht.

 

Maar, hoor ik zijn gemeenteleden zeggen, maar we zien daar niets van.

We zien het om ons heen. We zien het in ons eigen leven.

Het blijft een gebroken bestaan.

En Paulus neemt dat serieus.

Hij wijst er niet op dat het toch geweldig is

hoe de gemeente van Christus in zo’n korte tijd zó kon groeien.

En hij vertelt ook niet het succesverhaal van het evangelie

dat wist door te dringen tot het hol van de leeuw, de stad van de Romeinse keizer.

En hij zegt óók niet: stil maar, wacht maar, alles wórdt nieuw.

Hij gaat niet voorbij aan de realiteit.

 

De wereld is al gered maar we zien er niets van.

Het is niet heel moeilijk om daar ook vandaag voorbeelden bij aan te dragen.

De wereld staat in brand.

Nederland is voorlopig een schip dat blijft drijven maar geen richting heeft.

En het schip van de kerk

wordt door meer mensen verlaten dan dat er aan boord gaan.

We worden ook persoonlijk geraakt door zinloosheid,

door het besef dat het leven broos en vergankelijk is.

Er zijn mensen die gebukt gaan onder het ouder worden,

die vaker afscheid moeten nemen dan hen lief is.

Mensen die een slechte diagnose hebben gekregen

en weten dat het pompen of verdrinken zal zijn.

Gezinnen die maar met moeite het hoofd  boven water houden,

zorgen hebben over de toekomst.

We hebben soms alle reden om te zuchten en te steunen.

Leven doet soms gewoon pijn!

 

Zie het maar zo, zegt Paulus: Het leven is een zware bevalling.

Dat is pijnlijk en moeizaam, soms op het randje van leven en dood.

Er wordt gepuft, gekreund en gesteund. Maar uiteindelijk is er nieuw leven.

Het vraagt moed om het lot van de schepping te vergelijken met een bevalling.

En toch doet Paulus dat.

Uiteindelijk omdat hij weet van Jezus Christus,

de weg die Hij is gegaan door de diepte van de dood naar het leven op de derde dag.

Het is dáárdoor dat wij hoopvol mogen blijven.

En die hoop hoeven wij niet uit onszelf op te graven.

We hoeven onszelf niet aan onze eigen haren uit het moeras omhoog te trekken.

 

Die hoop vloeit voort uit een geschenk dat wij hebben gekregen:

Gods Geest.

En dat geschenk is een voorschot.

Want er komt een nog groter geschenk:

een nieuwe tijd, waarin we kind aan huis zijn bij de Vader;

door Gods Geest mogen we er al van weten, ernaar verlangen

en soms iets van ervaren van die nieuwe wereld,

die gekenmerkt wordt door liefde, vrijheid, gerechtigheid, vrede.  

Zo bewegen wij ons tussen zwaarte en hoop, tussen verdriet en verlangen.

We sluiten onze ogen niet voor wat er in de wereld gebeurt,

voor wat er met de schepping gebeurt.

We sluiten onze ogen niet voor het verdriet van mensen dichtbij.

Wij delen in het lijden van de wereld zoals Christus zelf dat deed.

 

Al wandelend deelde ik deze tekst met een gemeentelid.

We deelden hoe je als mens kunt worstelen met het leven

en dat het soms niet te doen is om dat bij God te brengen.

Omdat je geen woorden hebt voor wat onbegrijpelijk is, onbeschrijfelijk.

Wat moet je bidden als je volkomen overrompeld bent door wat jij doormaakt.

Wat moet je bidden als het enige woord dat je te binnen schiet ‘verbijsterend’ is.

 

We vonden het een troostende gedachte dat er dan tóch gebeden wordt.

Omdat de heilige Geest voor ons bidt en God smeekt ons te helpen.

Die biddende Geest staat niet buiten ons maar woont ín ons.

Als hoopvolle kracht in ons. Adem van onze adem.

Zolang wij ademhalen schept God in ons de kracht.

De Geest helpt ons in onze zwakheid.

Als wij niet weten wat wij tegen God moeten zeggen.

Als wij zoeken naar woorden en alleen stilte in onszelf vinden.

 

De Geest pleit voor ons. Smeekt God om ons te helpen.

Het is troostend om zo’n pleitbezorger te hebben.

En te weten dat het bij God terechtkomt hoe wij soms moeizaam door het leven waden.

Het is troostend om te weten dat het bij God bekend is

dat grote, onbegrijpelijke, waar wij geen woorden voor kunnen vinden.

Want het is zijn eigen Geest die in ons bidt, voor ons bidt.

Het gaat niet aan Hem voorbij. We zijn niet alleen.

 

Ik deelde mijn eigen moeite met deze tekst.

Het rooster van Bijbel Basics kan ons soms mooi ergens mee opzadelen.

Het hielp om er samen over te praten.

Om te bedenken dat bidden doorgaat, ook als jij zelf het niet kunt.

We bedachten dat je je daaraan ook moet durven overgeven;

dat je het jezelf niet moeilijk moet maken als het niet lukt om te bidden.

En dat je moeite met het gebed geen nieuw gepieker of getob moet opleveren.

 

Als God het weet, waar wij mee worstelen.

als er vóór ons wordt gepleit en gebeden,

dan mogen we alles uit handen geven.

Het in zijn handen leggen. Zodat wij er niet aan bezwijken.

Dát moet mijn collega bedoeld hebben als hij zei:

de wereld ís al gered.

 

Bekend is het gebed dat toegeschreven wordt aan Paus Johannes 23.

Toen hij na lang gepieker over de problemen in de kerk

weer eens niet kon slapen, draaide hij zich om en bad:

Heer, het is úw kerk. Ik ga nu slapen.

 

Toevallig  - maar wat is toeval als ik ook zeg dat de Geest waait waarheen zij wil-

had ik mailcontact met de organist over de Psalm die hij zou spelen voor de dienst.

Wat is jouw lievelingspsalm, vroeg ik hem.

En hij antwoordde: dat is Psalm 4, het laatste couplet.

Over toevertrouwen gesproken.

‘Ik kan gaan slapen zonder zorgen,

want slapend kom ik bij U thuis.

Alleen bij U ben ik geborgen.

Gij doet mij rusten tot de morgen

en wonen in een veilig huis.’

 

Het is zeker niet de bedoeling

dat wij onze tijd verslapen tot Gods nieuwe wereld aanbreekt.

En ook niet dat wij diep onder de dekens kruipen totdat alles voorbij is.

We mogen ons wel toevertrouwen aan de Geest,

aan de geestkracht en liefde die in ons zijn.

De wereld ís al gered. Als íets belangrijk is om overeind te houden dan is het dat.

Als een hoopvolle waarde, iets dat moed geeft, dat richting geeft.

Het alternatief, leven met de gedachte, de verwáchting, dat de wereld naar de haaien gaat, is onverdraaglijk.