Overweging op zondag 25 mei 2025
PG De Achthoek ~ Scherpenzeel en 1 juni 2025 PG De Regenboog ~ Harderwijk
uit de Bijbel: Jesaja 35: 3-5 en Marcus 7: 31-37
‘Zolang de mensen woorden spreken, zolang wij voor elkaar bestaan,
zolang zult Gij ons niet ontbreken.’
God is daar waar mensen elkaar vinden in gesprek.
Als iemand vraagt: hoe gaat het met je? En dan ook wacht op het antwoord.
Als je deelt wat je bezighoudt, een vraag stelt, een verhaal vertelt. Daar is God.
God is daar waar mensen oog en oor hebben voor elkaar.
Elkaar zien en horen. En waar je als mens wordt gezien en gehoord.
Je zult maar doof zijn….
Ik denk aan de mijnheer die nooit bleef voor het koffiedrinken na de dienst.
De gesprekken gingen hem allemaal te snel. Hij kreeg er maar de helft van mee.
Soms deed iemand wel zijn best om met hem te praten
maar meestal zat hij er maar een beetje bij.
Daarom liep hij liever een rondje om de kerk tot zijn vrouw klaar was.
Later kwam hij helemaal niet meer mee.
Hij was niet zo gelukkig als de dove man in het verhaal
dat omstanders, gemeenteleden, zich zijn lot aantrokken en hem meenamen.
Zo verdween hij uit beeld.
‘Jij bent de eerste die ik vandaag hoor praten’, zei een mevrouw ooit tegen me.
Daar sprak eenzaamheid uit.
Tegelijkertijd knipoogde de telefoon naar me,
en wist ik dat zij wél een rondje door het bos fietste
maar nooit naar een koffiemorgen kwam.
Een deel van haar stilte was zelfgekozen.
Ze luistert nooit, zei de dochter over haar moeder.
Ze begint meteen met haar eigen verhaal.
Doof voor wat haar dochter wil vertellen.
Mensen zijn soms gebrekkig in hun horen.
Doof voor wat er nodig is. Voor wat er moet gebeuren.
Ze hóren het wel maar luisteren niet.
Even gebrekkig zijn we in ons spreken.
Kwetsend soms. Onnadenkend flappen we er iets uit.
We weten niet wat we moeten zeggen en ontwijken elkaar.
We hebben het vooral over ‘de dingen’ maar noemen ze niet bij hun naam.
‘De kerk’, ‘de politiek’, ‘de oorlog’. ‘Zij daar…’
We praten na wat anderen zeggen en vinden.
En wat wórdt er ontzettend veel gepraat. Over elkaar. Over anderen.
Over de toestand in de wereld. De een praat nog harder dan de ander.
Alles om gehoord te worden.
Waar gaat het in de veelheid van geluiden nu écht om?
Doof en gebrekkig sprekend.
Dat is de mens die door omstanders bij Jezus wordt gebracht.
Hij heeft een handicap en wordt daarvan genezen. Dat is mooi.
Een wonderteken.
Ik vond het opvallend dat het in dit verhaal vooral gaat om de omstanders.
Het wordt vanuit hun perspectief verteld. Zij brengen deze man bij Jezus
en smeken hem om deze man de hand op te leggen.
Zij zijn er geweldig van onder de indruk.
Zij herkennen er Jesaja in; herkennen het als een teken van de nieuwe tijd.
Het is de vraag in hoeverre de omstanders tot zich laten doordringen
dat dit teken niet zonder consequenties kan blijven.
Als er iets zichtbaar wordt van Gods koninkrijk, zoals hier in dit wonder,
dan kun je niet doof blijven voor het appél dat ervan uitgaat.
Want dan blijft dit wonderteken zonder betekenis.
Léven en horen hebben alles met elkaar te maken.
De dominee uit mijn jeugd zei na de schriftlezing altijd plechtig:
‘Zalig zijn zij die het Woord van God horen en het bewaren.’
Dat betekent niet dat je het in een doosje op de kast moet zetten
maar je je eraan houdt. (Lucas 11:28)
De Nieuwe Bijbelvertaling vertaalt:
Gelukkig(er) zijn zij die het Woord van God horen en ernaar leven.
Wie het Woord van God hoort, wie écht luistert,
weet dat ook te vertalen naar het leven van alledag.
Die laat zich erdoor gezeggen, die gehoorzaamt.
Want in het horen en gehoorzamen ben je een mens van God.
In de Tora lezen we: ‘Luister, Israël, de Heer onze God is de enige.
Heb de Heer uw God lief met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw kracht. Houd de geboden steeds in gedachten. Spreek erover met uw kinderen.’ (Deut 6:4v)
Het leven zal goed zijn, als mensen leven vanuit die liefde.
En de toekomst blijft open als je dat doorgeeft aan je kinderen.
Maar het leven verwordt als mensen zich afsluiten van de wijsheid van Gods woord.
Dezelfde Jesaja die het opengaan van ogen en oren ziet als een teken van Gods nieuwe tijd waarschuwt ervoor dat je ziende blind kunt zijn, en horende doof.
Dan ben je onwillig om te leven als mens van God, ontrouw.
Dan is je eigen stem belangrijker dan de zijne en wordt Gods wil overstemd.
Jezus wil ons daarbij wegroepen.
Wie oren om te horen heeft, moet goed luisteren, zei Hij. (Mc 4:9)
Met zijn hele wezen gaf Hij invulling aan het belangrijkste gebod:
Heb de Heer lief en heb uw naaste lief als u zelf.
Zonder dat vervreemden mensen van elkaar. En van God.
Hij liet zien dat God niet ontbreekt in het samen-zijn van mensen.
Toen Hij mensen uitnodigde aan zijn tafel die door anderen werden gemeden,
toen Hij zich bekommerde om wie buiten de kring stonden,
toen Hij vol vergeving sprak over wie doof en hardleers waren.
Het is een actueel en prangend thema in de wereld van vandaag.
Hóren we wel goed genoeg.
Wie houdt zich doof voor wie. Wie zijn het die gebrekkig spreken.
En wat is goed spreken dan?
Ik heb daar op deze plek geen antwoorden voor.
Ik weet wél dat dit verhaal aan ons zelf vragen stelt.
Voor de plek waar wij gesteld zijn. Vragen die dringend antwoord behoeven.
Op welke punten houden wij ons doof? En voor wie?
Voor onze partner, voor ons kind? Voor de nood van iemand dichtbij?
Voor de nood ver weg?
Waar hebben wij het nodig om te horen: Ga open! Sluit je niet af maar ga open!
Hoe kunnen wij zó luisteren dat we groeien in onze relatie tot God
en in onze verbinding met elkaar?
Maarten Luther zegt in een preek over dit gedeelte:
‘…. dat Christus deze ene mens genezen heeft, dáár verbazen jullie je over?
Maar dat jullie zelf horen, oren hebben, tien vingers hebben, dat zegt jullie niets?
Ach, wie niet helemaal blind is, die ziet hier in dit leven zulke wonderschone hemelen
dat hij soms wel van vreugde zou kunnen sterven.
En wie niet helemaal doof is, die hoort hier op aarde muziek
die hem tot in de zevende hemel verheft…
Maar kijk: waarvoor gebruiken wij de wondergaven, die God ons gegeven heeft?
Wat? Om elkaar te belasteren met onze tong, om schandelijke praatjes op te vangen met onze oren, om God te lasteren en onszelf te verdoemen.
Maar daarvoor heb je je oren en je tong niet gekregen, maar om,
zoals er aan het slot van het evangelie staat, God ermee te loven en te zeggen:
Hij heeft alles goed gemaakt.
Maar de duivel zorgt ervoor, dat wij niets horen en zien.. doof zijn we, stom.
Daarom zegt God ook tegen ons: Effatha, ga open, hoor toch eens.’
(geleend van een collega: https://bach.wursten.be/cantatas/bwv137.htm)