Blog

Tussen Jeruzalem en Emmaus

Preek op zondag 27 april 2025      PG De Voorhof ~ Woudenberg

[ afbeelding: Beuroner Kunstverlag ]

 

Uit de Bijbel: Lucas 24: 13-27  /  Lied: Blijf bij ons, reisgenoot, NL 251

 

Uit de Bijbel: Lucas 24: 28-35 /  Lied: Ik zeg het allen dat Hij leeft, NL 642

 

Lied na de preek: Voor mensen die naamloos, NL 647

 

Het is de dag van de opstanding.

Twee leerlingen van Jezus gaan op weg naar Emmaus.

Zij laten Jeruzalem achter zich.

De stad van hun vervlogen dromen.

De stad waar zij werden teleurgesteld in Jezus, van wie zij hoge verwachtingen hadden.

Ze hadden zo de hoop dat Jezus Israel zou bevrijden.

Maar Hij is ter dood veroordeeld en inmiddels is het de derde dag al….

 

Gaan die twee soms terug naar huis? Dat staat er niet. Emmaus is in die zin ‘nergenshuizen’; het is geen echte eindbestemming, maar alleen een plek om ergens níet te hoeven zijn. Het is een vlucht naar voren.

 

Als zich een vreemdeling bij zich voegt herkennen ze niet wie het is.

En als deze aan hen vraagt waarover ze zo in gesprek zijn, vallen ze bozig uit:

Bent u dan de enige vreemdeling in Jeruzalem die niet weet wat er gebeurd is?

Gast, zat je soms in een ei of zo?

 

Je kunt tijden in je leven hebben dat je teleurgesteld afhaakt.

Iets of iemand heeft je bozig gemaakt.

Met hangende schouders ga je naar je werk.

Je hebt geen hoop meer dat het beter wordt.

Je keert het de rug toe waar je eerst zo warm voor liep.

 

Zo trekken mensen zich soms bozig terug uit de kerk.

Of uit hun familie.

Zo sluiten mensen zich soms af, sluiten zich op in hun gekwetstheid, in hun slachtofferrol, onbereikbaar voor goede bedoelingen of een nieuw begin.

 

Jezus gaat achter die twee sombermensen aan.

Hij laat hen er niet mee weg komen. En gaat het gesprek aan.

Wat dan? Vertel eens…

Er is vaak niet veel meer voor nodig om mensen tot vertellen uit te nodigen.

We zouden het voor de aardigheid eens moeten proberen deze week.

Om alleen maar te zeggen: wat dan?

Het tekent een pastorale houding. Je laat zien dat je er bent voor die ander.

 

Wat dan? Vraagt Jezus. En daar komt het hele teleurgestelde verhaal eruit.

Het is inmiddels de derde dag. Alle hoop is vervlogen.

Er waren wel vrouwen die zeiden dat het graf leeg was.

En dat er engelen waren die vertelden dat Jezus leeft.

Maar toen een paar van hen zelf gingen kijken vonden ze er niets.

 

Dan zegt Jezus tegen hen:

Wat hebben jullie weinig verstand en wat zijn jullie traag van begrip.

Maar waarom geloven jullie met je ogen? En niet met je oren?

Jullie kennen toch het hele verhaal? Of ben je het vergeten?

Paste het soms niet in jouw straatje?

En Jezus begint te vertellen. Van Mozes tot de Profeten.

 

Over Mozes en de Rode Zee.

Over het volk in ballingschap dat lamlendig en doods nergens meer op hoopt

en over de profeet Ezechiël die geroepen wordt

om al die doodsheid nieuw leven in te blazen. (Ez 37)

Over Hosea en het berouwvolle volk dat zegt:

Laten we terug gaan naar de Heer. Hij zal ons redden van de dood

en ons op de derde dag doen opstaan. (Hos 6:1)

Al wandelend geeft Jezus catechisatie

en vat Hij de geschiedenis van God en mensen samen.

Rode draad in die geschiedenis is dat God mensen roept om te léven.

Zou Hij dan zijn geliefde zoon achter laten in de dood?

Geduldig neemt Jezus hen bij de hand en wijst hen op de vergezichten in de Schrift.

Als ze daarnaar hadden geluisterd, als ze dáár hun oren naar hadden laten hangen,

dán hadden ze het geweten. Ze hadden het kunnen weten.

 

Dan naderen ze het dorp waarheen ze op weg waren.

En een eeuwenoud avondgebed wordt geboren:

Blijf bij ons, want het is bijna avond en de dag loopt ten einde.

 

Jezus blijft bij hen. Het dorp in, het huis in, als hun gast.

Maar aan de tafel wordt Hij de gastheer.

In de gebaren van zegenen, breken en delen, herkennen ze hem.

Hun ogen gaan open. Maar zodra hun inzicht doorbreekt is Hij alweer weg.

Jezus’ aanwezigheid heeft hen losgemaakt uit hun traagheid en hun twijfels.

En dan staat er: ze stonden op….en ze gingen terug naar Jeruzalem.

 

Terug naar het punt waar hun hoop vervloog

maar ook waar zij alle reden hebben om te hopen dat het goed komt.

 

Ze staan op. Ze komen in de benen.

Want ze hebben nu een heel ander verhaal te vertellen.

De eerste christenen werden ‘de mensen van de Weg’ genoemd. (Handelingen 9:2)

En ik vind dat een prachtige omschrijving.

Want wie kan blijven zitten als hij eenmaal dóórheeft dat er met God altijd een doorkomen aan is. Wie kan achterblijven als zij tot het inzicht is gekomen dat het niet anders kán dan dat Jezus is opgestaan.

 

De vraag die deze tekst vandaag aan ons stelt is of wij ook zo veerkrachtig zijn

dat wij onze bozigheid op het leven los kunnen laten,

dat wij ópstaan uit onze teleurstelling of wanhoop.

Zijn wij zó geestelijk zo flexibel dat we ons verhaal ook ánders leren vertellen.

Vanuit de hoop. Vanuit het geloof in een God die ons draagt, opvangt.

 

Er gaat zoveel aan ons voorbij als we blijven hangen.

Dan staan we stil. En wat heeft God dan aan ons?

 

Onze motor, het zetje in onze rug, ligt in de gemeenschap met Jezus Christus.

Of in de gemeenschap ván Jezus Christus.

In het omzien naar elkaar. In de vraag: wat dan?

In het samen spellen van de Schrift. Op zoek naar de draagkracht.

In het vieren, breken en delen.

 

Of misschien is het iemand die even met ons oploopt.

Geduldig maar ook direct. Een reisgenoot van wie je zou willen dat die bleef.

In wie je ineens Jezus zelf herkent.  

 

Wij zijn mensen onderweg.

Altijd op reis van het een naar het ander. Altijd wel bezig met iets.

Ga eens bij jezelf na wat je de afgelopen week allemaal hebt gedaan, waar je bent geweest en bij wie.

En ga dan ook bij jezelf na welke stemmingen daarbij hoorden.

Of je teleurgesteld bent; gekwetst. Of je bent doorgedraafd in je enthousiasme.

Heb je je zorgen gemaakt? Over hoe het nu moet met je ouder wordende ouders,

of met je kind dat het zo moeilijk heeft? En hoe verhoud jij je tot het nieuws, tot alles wat via de media tot ons komt?

 

We zijn met zoveel dingen bezig en er gaat zoveel door ons heen. Hoe heilzaam is het dan om hier te zijn. Te zitten en op te laden. Bij elkaar.

Rond het Woord. Bij de Tafel van het delen.

Hoe goed is het om even te zítten. Gezien te zijn door Jezus, door God.

Dat maakt dat we straks weer kunnen opstaan.