overweging op zondag 23 maart 2025 PG De Voorhof ~ Woudenberg
3e zondag van de veertigdagentijd
uit de Bijbel: Jesaja 35 en Matteus 11: 2-6
En toch als ik naar de hemel kijk...
Ik lees jullie een stukje voor uit het dagboek van Anne Frank.
Zij schrijft het op 15 juli 1944.
Zij zit dan met haar familie en andere onderduikers al twee jaar ondergedoken in het Achterhuis. Om hen heen staat de wereld in brand. En Anne schrijft dit:
Het is een groot wonder,
dat ik niet al mijn verwachtingen heb opgegeven,
want ze lijken absurd en onuitvoerbaar.
Toch houd ik ze vast, ondanks alles,
omdat ik nog steeds in de innerlijke goedheid
van de mens geloof.
Het is me ten enenmale onmogelijk alles op te bouwen
op basis van de dood, ellende en verwarring.
Ik zie hoe de wereld langzaam steeds meer,
in een woestijn herschapen wordt;
ik hoor steeds harder de aanrollende donder,
die ook ons zal doden;
ik voel het leed van miljoenen mensen mee,
en toch, als ik naar de hemel kijk,
denk ik dat alles zich weer ten goede zal wenden,
dat ook deze hardheid zal ophouden,
dat er weer rust en vrede in de wereldorde zal komen.
Intussen moet ik mijn denkbeelden hoog en droog houden;
in de tijden die komen,
zijn ze misschien nog uit te voeren.
En toch…
Jesaja leefde in roerige tijden. Er is grote politieke onrust.
Hij beschrijf het als woestijn, dorre vlakte, wildernis, jakhalzen.
Alle vreugde is eruit geperst.
Naast de profeet Jesaja spelen de koningen van Juda een rol.
Zij moeten zich staande zien te houden in dat spannende en onrustige landschap
waar volken elkaar tot vijand zijn en erop zijn om zoveel mogelijk buit te maken.
Dat doen de koningen door bondjes te sluiten met de vijanden van hun vijanden.
Door te buigen voor ándere heersers en hun goden.
En daarmee verkopen zij hun eigen ziel en de ziel van Gods volk.
Liever luisteren zij naar het wapengekletter en de holle beloften
van een tijdelijke bondgenoot
dan naar de woorden van God, en naar zíjn beloften.
En zo verwordt Juda tot een land dat heult met zijn vijanden.
Niets is meer heilig.
Jeruzalem verloedert, de tempel heeft nauwelijks een functie. God is op afstand gezet.
Vernietigend is Jesaja’s oordeel over de volken.
Maar even hard is hij voor zijn eigen volk.
En toch…
Tegenover die dorre, onleefbare wereld zet Jesaja het beeld van een opbloeiende aarde.
De jubelende woestijn vertelt van een volledig veranderde en nieuwe wereld. Ongedacht. Want wie verwacht er nu cederbomen en bloemen, waterplassen en bronnen, riet en biezen in een woestijn.
Dat kan alleen uit Gods hand komen. Alsof de schepping opnieuw wordt ingezet.
Zodat zij weer getuigt van Gods grootheid.
Niet alleen de natuur zal worden hersteld
maar ook de band tussen de mensen onderling en tussen de mensen en hun God.
Zij zullen gaan over de heilige weg, over de weg van Gods Tora.
Zij zullen doen wat God hen vraagt: recht doen en trouw zijn.
De aarde behoeden, de mensen dienen.
Waar ze ook maar gevangen zaten, ze zullen terugkeren. Bevrijd door God zelf.
En Sion zal een plaats van eeuwige vreugde zijn.
Afgelopen dinsdag besprak ik de lezing van vanmorgen met een groep gemeenteleden. En een van hen zei: ik voel ergens een stukje dreiging dat ik in geen jaren heb gevoeld.
Haar gevoel en haar zorg werden gedeeld door de anderen.
Tekenen van een woestijnachtige zien we overal om ons heen.
Bezorgd zijn we over de oorlogen en spanningen;
over de fragiele verhoudingen tussen mannen en machten die het voor het zeggen hebben en de angst die dat bij mensen teweeg brengt. Tegelijkertijd zien we om ons heen gebeuren dat wij zelf ook vaak de oorzaak zijn van de verwelking van de aarde. Door de klimaatverandering, door het tevéél aan eisen en verlangens van mensen, door overconsumptie, onze dikke ik.
De woorden van Jesaja, die hij eerder sprak, zijn akelig actueel: De aarde wordt geheel verwoest en volkomen leeggeplunderd. De aarde treurt en verwelkt, de wereld verwelkt en kwijnt weg. (Jes 24:4) Je zou er moedeloos van worden.
Stom geslagen en verlamd blijven zitten waar je zit.
En toch…..
Jesaja houdt zijn volk niet alleen de vloek voor, maar ook de zegen.
De mens kan de aarde vernietigen én leefbaar maken.
En Gods oordeel gaat nooit alleen maar over vernietiging en wraak;
het brengt als het goed is ook berouw en inkeer.
Het opent de oren weer, niet langer zijn ze doof voor de woorden van God
en het opent de ogen voor een nieuw begin dat eerder ver buiten bereik lag.
Het is bijna niet in te denken hoe tegendraads ánders Jesaja is,
met zijn spreken over vrede als ideaal, in een tijd waar oorlog wordt gezien als onvermijdelijk, dé manier om je recht te halen, en zelfs als een manier om moed en deugd te tonen. Hij brengt het geloof van zijn volksgenoten terug tot de essentie: een vorm van protest tegen de wereld zoals die is; een protest in naam van die wereld zoals die nog niet is maar zou moeten zijn. In naam van jouw God kun je niet anders dan zijn zoals Hij: barmhartig en vol ontferming. (Jonathan Sacks, Een gebroken wereld heel maken, 39) Jezus voerde ook geen oorlog maar een campagne die gekenmerkt werd door liefde en dienstbaarheid. Hij verspreidde hoop en licht in een donkere wereld en richtte mensen op om hetzelfde te doen. Uit de krant van donderdag 20 maart: ‘Ik weet dat het kwaad bestaat. Ik weet dat er dingen misgaan, maar toch ik me met al mijn vezels in voor wat ik geloof dat goed en waar en rechtvaardig is.’ (Mpho Tutu van Furth, Trouw 20 maart 2025)
Elke dinsdagmiddag bereik ik de tekst van de zondag voor met een groep gemeenteleden. Zonder uitzondering vonden zij dit een prachtige tekst.
Een dierbare tekst. Sommigen konden delen ervan uit hun hoofd opzeggen.
We zongen flarden van het lied van Johan de Heer: De dorre vlakte der woestijnen zal zich verheugen eindeloos. En: De steppe zal bloeien, de steppe zal lachen en juichen, van Huub Oosterhuis. De tekst biedt troost in barre tijden, zeiden we. Alsof je even wordt opgetild uit je gejammer en verdriet. We hoorden ook hoe het perspectief op de eeuwigheid geopend wordt. ‘Als God alle tranen van de ogen zal afwissen en er geen rouw en jammerklacht meer zal zijn.’ (Openb 21: 4)
Hoe zouden we kunnen leven zonder dat ‘en toch’?
Hoe zouden we overeind blijven?
Zonder dat ‘en toch’ zouden we zeker vastlopen in onze angst,
of in onze moedeloosheid.
We zouden geen moeite meer doen om hoopvolle dingen te doen.
Onze idealen en dromen zouden bij het oud vuil terechtkomen
en onze denkbeelden over het goede van de mens zouden vervagen en vervliegen.
Zonder dat ‘en toch’ zullen we geen enkele noodzaak zien
om weer terecht te komen op de heilige weg,
de weg naar het heiligdom van de Eeuwige,
naar vrede en vreugde en blijdschap.
Deze hoopvolle woorden worden door Jezus geciteerd als antwoord op de vraag van Johannes de Doper. Bent U degene die wij verwachten? Is Jezus degene op wie Johannes zijn hoop heeft gevestigd en om wie hij nu gevangen zit? Is zijn hoop terecht? Dat wil Johannes weten. En hij krijgt als antwoord dat tegen alles in er iets anders tot bloei komt. Het goede nieuws van Gods koninkrijk raakt mensen aan en verandert iets in hen. Doven horen. blinden zien, doden worden opgewekt, armen zijn getuige.
Jezus is in zichzelf boodschapper en teken van Gods nieuwe wereld.
Hij kondigt het aan, het komt eraan. En het ís er al in de tekenen die Hij laat zien.
Het belangrijkste dat ons als gemeente van Christus te doen staat is pal staan voor dat ‘en toch’. Door stand te houden als goede, eerlijke mensen, die weet hebben van Gods wil. Geen trillende handen en knikkende knieën maar kracht vinden in zijn Woord.
We vinden die kracht in het vertrouwen dat God zijn schepping niet zal loslaten. Al lijkt de wereld om ons heen een woestijn, al bevinden wij zelf ons in een dorre en vreugdeloze tijd, niet de machthebbers van deze wereld maar Gód houdt haar in zijn hand. En God zal voor die wereld doen wat Hij voor zijn zoon heeft gedaan: leven geven door de dood heen.
Ik zie hoe de wereld langzaam steeds meer,
in een woestijn herschapen wordt;
ik hoor steeds harder de aanrollende donder,
die ook ons zal doden;
ik voel het leed van miljoenen mensen mee,
en toch, als ik naar de hemel kijk,
denk ik dat alles zich weer ten goede zal wenden,
dat ook deze hardheid zal ophouden,
dat er weer rust en vrede in de wereldorde zal komen.
Intussen moet ik mijn denkbeelden hoog en droog houden;
in de tijden die komen,
zijn ze misschien nog uit te voeren.