Blog

in de luwte

overweging op zondag 29 oktober 2023  PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

Uit de Bijbel: Jona 4, Matteus 10:16 en Romeinen 12:21

 

afwachten in de schaduw

Vanaf zijn heuvel net buiten de stad zit Jona erbij en hij kijkt ernaar. Lekker in de luwte wacht hij af hoe ze in Ninevé hun ondergang tegemoet gaan.

Ik moest aan Jona onder zijn wonderboom denken afgelopen week. Dat we zo in de luwte toekijken. Bij het ontbijt lees ik de krant; anderen kijken onder een kopje koffie naar het 8 uur journaal.

De wereld is een strijdtoneel en ik zit op de tribune. Zoiets. Ik vind het een naar gevoel. Te meer omdat deze plek voor veel mensen een uitnodiging is om commentaar te geven, een mening te hebben, een stelling te poneren. Alsof de situatie daar beter van wordt. Zonder zich al te veel te verdiepen in wat er nu werkelijk aan de hand is, zonder aandacht voor hoe slepend conflicten of problemen kunnen zijn, wordt door sommige mensen gedacht dat zij wel zouden weten hoe het opgelost moet worden. En van filmpjes op televisie word je ook niet veel wijzer. Wat is echt, wat is nep, wat is de context? Wat moet ik er allemaal van vinden?

 

Ik wil niet net als Jona zijn. Comfortabel op afstand. Ik wil niet net als hij zelfvoldaan vaststellen dat het vast en zeker niet goed gaat aflopen.

 

Voor sommige mensen lijkt de houding van Jona op die van God in de hemel. Lekker in de luwte, onaangedaan over het lot van mensen. Ze zoeken het maar uit daar beneden! Elke dag is er wel iemand die de vraag stelt of het God nog wel iets kan schelen wat er allemaal gebeurt in de wereld. Hoort Hij ons bidden om vrede wel? Ziet Hij wel wat er aan de hand is?

 

Maar een betere vraag is of het ons nog kan schelen. Oorlog lijkt misschien ver van ons bed, het kwaad dat mensen elkaar aandoen, al het lijden, blijft misschien anoniem. Maar het gebeurt in ónze wereld. Wij zitten níet op een heuveltje; níet in de luwte. Wij zijn er deel van.

Zijn we ons er voldoende van bewust dat het ook ons aan gaat wat er gebeurt in de Ninevés van onze dagen. De vergelijking met Jona onder zijn boom maakt me onrustig. Zo wil ik niet zijn. Zo moet de gemeente van Christus niet zijn. Maar wat dan? Wat is onze opdracht in deze wereld?

 

Jona’s opdracht was duidelijk. Ga na Ninevé, die grote stad, om haar aan te klagen. Want het kwaad dat ze daar doen is ten hemel schreiend. Jona wordt gezonden door God om aan te klagen, de vinger op de zere plek te leggen.

 

Maar Jona verzaakt die opdracht. Het kan hem eigenlijk niet zo heel veel schelen.

Hij preekt wel over bekering maar gelooft zijn eigen preek niet. Hij roept wel op tot inkeer maar wacht ook niet af of zijn woorden effect zullen hebben. Wat hem betreft is het een heilloze zaak. Jona heeft Ninevé al opgegeven.

 

Dát lijkt me een goede wake up call. De vraag of het ons nog wel raakt. En of we hoopvol blijven of het goed komt met de wereld van vandaag. Alleen als we niet onverschillig zijn, en als we goede moed hebben, zullen we geloofwaardig zijn als profeet. Dan zullen we recht van spreken hebben. Want wij hebben hoop op betere tijden, wij leven met verlangen naar Gods koninkrijk.

 

de stem van de vrede

Maar zou het genoeg zijn? Zou de tegenstem van de gemeente worden gehoord in alle lawaai van meningen en gedachten? Zou de hoopvolle stem van de gemeente de brandhaarden van deze wereld wel bereiken?

Bedenk hoe halfslachtig Jona te werk is gegaan. En toch heeft hij iets beroerd in de harten van de Ninevieten. Hij was niet verdrietig over alle onrecht in Ninevé, hij was niet behulpzaam in het bedenken van nieuwe wegen en toch heeft ook Jona zaadjes geplant waardoor de mensen tot inkeer komen en de stad voor onheil wordt behoed.

 

Jona heeft een verkeerd beeld van zichzelf als profeet gehad. Zijn naam betekent ‘duif’ en je zou dan op zijn minst iets van vrede in zijn boodschap verwachten, iets van hoop. Een duif, gezonden tussen de roofvogels van deze wereld. Maar Jona heeft onderschat wat zijn boodschap teweeg kan brengen. Hij heeft onderschat wat Gód teweeg kan brengen. Zelfs in een heidense verdorven stad als Ninevé.

Laten wij niet in de valkuil stappen en denken dat Gods Geest alleen werkzaam is in de kerk, of onder christenen. Zij is als de wind en waait waarheen zij wil. Laten we er alert op zijn en geloven dat Gods goedheid ook buiten de kerk zichtbaar wordt, in mensen, in hulporganisaties, in plekken van dialoog en ontmoeting. En waar Gods Geest mensen in beweging zet, daar wordt de wereld van de ondergang gered. Al is het maar door één mens te redden, door één daad van menselijkheid.  

 

Jezus stuurt zijn leerlingen op pad, als duiven, schapen onder de wolven. Kwetsbaar, maar wél aangevuurd door de Geest. Misschien moeten we niet te min denken over wat wij kunnen betekenen. De stem van de vrede moet ergens beginnen en al zien we het niet, het zal toch ergens als zaad in goede aarde vallen en meewerken aan omkeer.

 

God ziet er vanaf om Ninevé om te keren. En dat wekt grote ergernis bij Jona. Vanaf zijn plek op de tribune heeft hij de oplossing: gerechtigheid. Kwaad moet worden gestraft. Er moeten schuldigen worden aangewezen.

 

barmhartigheid

Maar zo ís God helemaal niet. Tot groot ongenoegen van Jona. Ik wist het wel! Ik wist het al toen ik nog thuis was. U bent een God die genadig is en liefdevol, geduldig en trouw, en bereid het onheil af te wenden. Laat mij maar sterven, Heer.

Ik ga liever dood dan dat ik moet leven met zo’n God. Jona is het hartgrondig oneens met het beleid van God. Hij kan niet leven met een God die de keuze maakt voor barmhartigheid in plaats van gerechtigheid.

 

Hij staat daarin niet alleen. Denk alleen al aan de oudste zoon in Jezus’ gelijkenis, die boos is omdat de vader de weggelopen zoon in de armen sluit zonder verwijt of vragen. De Farizeeërs mopperen dat Jezus aan tafel gaat met zondaars en genadig omgaat met tollenaars.

 

Sommige mensen gaan in de aanval. Waarom grijpt God niet in? Waarom laat Hij mensen, machthebbers hun gang gaan?

Tja, waarom grijpt God niet in als ik boos mijn geliefden van mij afstoot, als ik tekortschiet of iemand beledig.

Toch raar dat er grotere opwinding is over een God die niet ingrijpt, dan over een God die geduld heeft met mensen en genadig wacht of zij zich omkeren van hun wegen.

Misschien moeten we eerst zelf weer heel goed voelen hoe goed God is voor ons, om te kunnen accepteren dat Hij dat ook voor anderen is. Misschien moeten we eerst zijn geduld met óns ervaren, voordat we ons niet meer ergeren aan zijn geduld met de wereld.

 

Dat is de les die Jona krijgt. Hij moet voelen, een klein beetje, hoe het is als God zijn handen ervan af trekt. De wonderboom die opschiet en hem schaduw biedt is een knipoog van God. Ik ben er ook voor jou, Jona. Boven je hoofd als schaduw, als luwte om te schuilen. Is dat geen wonder? Maar Jona ziet het niet zo. Dat was zíjn boompje. Daar had hij recht op. Het is goed dat Jona boos is over zijn boompje. Het boompje waarvoor hij niets heeft hoeven doen, en dat hij niet heeft laten groeien, een boompje van een dag en een nacht. Het is goed dat dát boompje Jona aan het hart gaat. Want zó gaat de wereld God aan het hart. En daar kun je achteraan denken: de wereld die Hij heeft geschapen en laten groeien, mensen, generaties achter elkaar.

Zoals Jona treurt om zijn boompje, zo treurt God om de wereld. Want God heeft de wereld lief.

Niet de kerk. Niet de profeten. Niet de christenen. Maar de wereld. Met zijn licht en zijn duisternis, zijn goed en kwaad, zijn dood en leven. Voor die wereld blijft God hoop houden.

 

leven met een onbeantwoorde vraag

Tot op de dag van vandaag leven wij met de onbeantwoorde vraag aan Jona: Als jij al verdriet hebt om die wonderboom, zou Ik dan geen verdriet hebben om Ninevé, die grote stad, waar meer dan twintigduizend mensen wonen die het verschil tussen links en rechts niet eens kennen, en dan nog al die dieren.

Je zou kunnen zeggen: wij hebben het laatste woord. Het is aan ons om antwoord te geven. In die zin houdt Jona ons een spiegel voor. Gemeente van Christus, zou God geen verdriet hebben om deze wereld? Wat is daarop uw antwoord?

Gods antwoord is duidelijk. Hij is onbegrijpelijk genadig. Tot het uiterste. Hij is liefdevol en geduldig en zal de wereld niet loslaten. Hij zal de mensen niet overlaten aan de puinhoop die ze er zelf van maken.

 

De wereld gaat God aan het hart. In de hemel zijn er tranen om wat mensen elkaar aandoen, om steden die worden kapotgeschoten, om kinderen die niet weten wat vrede is. En zoals er tranen zijn in de hemel over alle onrecht, zo is er vreugde in de hemel over die ene mens die zich omkeert. Dat is ten diepste de uitleg van het evangelie: God had de wereld zo lief…. dat Hij zijn enige Zoon gegeven heeft. God bleef niet op een afstand, niet in de luwte. Hij sprak geen genadeloos oordeel uit maar gaf zijn liefde, zijn Zoon die in de wereld zíjn evenbeeld was.

 

Zou God geen verdriet hebben? Die vraag blijft onbeantwoord. Om steeds opnieuw het antwoord te geven. Natuurlijk heeft God verdriet. En dat zouden wij ook moeten hebben. En dan, geduldig en hoopvol, zijn goedheid ter sprake brengen, het kwade overwinnen door het  goede.