Blog

Beste Theofilus

overweging op zondag 21 mei 2023 PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

Wezenzondag, zondag Exaudi, de zevende zondag van Pasen

 

uit de Bijbel: Matteus 28: 16-20

lied: Ik zal er zijn, HH 460

 

uit de Bijbel: Handelingen 1: 1-14

lied: De Heer is opgetogen, NL 666

 

lied na de overweging: Al heeft Hij ons verlaten, NL 663

 

Beste Theofilus,

ik weet dat Lucas je al heeft geschreven

maar ik wil ook graag míjn verhaal doen.

Ik was er ook bij. Net als jij ben ik een ‘vriend van God’,

de eerste volgeling van Jezus.

Ik was er kapot van toen Hij zo’n wrede dood stierf.

Ineens kon ik begrijpen dat troost ver weg kan zijn als je iemand die je liefhebt verliest.

Zijn plek in de kring was pijnlijk leeg. Niemand durfde er te gaan zitten.

Niemand die het woord nam, zoals Hij dat kon doen. Het was stil.

En in die lege stilte drong de betekenis van wat we gezien niet goed door.

Ik had nota bene het lege graf gezien.

En Kleopas en zijn reisgenoot hadden Jezus herkend toen Hij bij hen at.

Later is Jezus ook verschenen aan mij, Simon, en aan de andere leerlingen.

De vreugde om hem zo te zien was groot.

Maar even zo vaak als Jezus aan ons verscheen, verdween Hij ook weer.

Dat maakte onze leegte alleen maar leger, de stilte stiller.

Ons verdriet was groot, te groot om op te pakken wat Jezus ons had gevraagd:

het goede nieuws overal gaan verkondigen,

leerlingen roepen om Hem te volgen, zoals Hij ons had geroepen.

We waren er nog niet aan toe.

Hoe hadden we geloofwaardig kunnen vertellen dat Jezus is opgestaan en leeft,

als we het zelf nog niet konden geloven?

 

Theofilus, ik weet dat Lucas je ook zijn eerste boek heeft gestuurd.

Dat eindigt hij met Jezus’ hemelvaart op dezelfde dag als Jezus’ opstanding.

Hij schrijft daar dat wij in grote vreugde terugkeerden naar Jeruzalem

en verder gingen waar we waren gebleven.

Misschien moet iedereen het zo onthouden,

dat het best zal gaan als je iemand bent verloren;

dat je verder gaat, meteen vanaf het begin

en dat God daarin met je meegaat.

Maar jij en ik weten ook hoe moeizaam het kan zijn om verder te gaan;

hoe je kunt worstelen met de vraag of er nog toekomst voor je is

en daardoor niet toekomt aan datgene waartoe je bent geroepen.

Ik kwam daar niet aan toe.

Ik vind het zo mooi dat Lucas daarom nóg een keer vertelt

over hoe we verder zijn gegaan na Jezus’ afscheid

en dat Hij veertig dagen lang aan ons verscheen.

 

Véértig, Theofilus! Zoveel jaren trok ons volk door de woestijn.

Zoveel tijd hadden ze nodig om te ontdekken dat er toekomst voor hen was na Egypte.

Zoveel dagen was Mozes op de berg om de Tien Woorden te ontvangen.

En weet je nog dat Jezus veertig dagen in de eenzaamheid van de beproeving bleef voordat Hij aan zijn werk begon.

Door het nog een keer zó te vertellen geeft Lucas ruimte.

Ruimte voor groeien in geloof; voor zoeken naar troost, naar God.

 

Je weet dat ik van Jezus de naam Rots (Petrus) heb gekregen,

maar geloof me, zo stevig heb ik lang niet altijd in mijn schoenen gestaan.

Dat heeft ook moeten groeien, moeten rijpen in mij als een kind in de baarmoeder.

Nu, achteraf, weet ik dat Jezus altijd dichtbij is geweest, in woord en in geest.

Maar ik heb Jezus nog gekend.

Ná mij zullen mensen het moeten doen met de verhalen.

Met ónze verhalen, met mijn verhaal, over mijn geloof.

Gelukkig heeft Lucas mij niet neergezet als een held,

als iemand met een rotsvaste overtuiging.

Dat zou komende generaties alleen maar afschrikken.  

 

Daarom is het goed dat Lucas ook mijn vraag heeft opgeschreven in zijn tweede boek.

Want dat koninkrijk waar Hij het steeds over had, wanneer zou dat komen?

Al die tijd had ik, net als de andere leerlingen, gedacht dat het in Jezus zou aanbreken.

En toen Hij na zijn dood aan ons bleef verschijnen,

hoopten we dat dát dan het moment was.

Maar dat koninkrijk kwam er niet van.

Het leek alsof er niets veranderd was en of de wereld gewoon doorging

zoals hij was vóór Jezus.

Dat was natuurlijk niet zo. Álles was veranderd. Alleen voelden we dat nog niet.

Diezelfde dag, op de dag van de opstanding,

én veertig dagen later, nam Jezus afscheid van ons.

Hij beloofde ons zijn Geest, kracht van boven.

En toen zagen we Hem niet meer, door die grote wolk.

Dat weet jij natuurlijk net zo goed als ik, Theofilus.

Dat is een Bijbelse wolk. De wolk waarin God voor ons volk uitging door de woestijn;

de wolk die de berg bedekte toen God met Mozes sprak.

Toen zag ik het niet, maar nu begrijp ik dat in die wolk God verborgen aanwezig was.

Nu besef ik dat dat altijd zo is geweest, en altijd zo zal zijn.

Maar op het moment zelf bleek ik net als de anderen omhoog staan staren.

Staan er opeens twee mannen naast ons!

Ik herkende hen meteen want ik had hen al eerder gezien. (Lucas 9: 28vv)

Ik was toen met Jezus, Johannes, en Jacobus een berg opgegaan om te bidden

en daar stonden ze, even plotseling.

Het bleken Elia en Mozes te zijn die met Jezus stonden te praten.

Niet zo gek, want Jezus was altijd in gesprek met de Wet en de Profeten.

Maar goed, toen heb ik het moment volkomen verkeerd begrepen.

Ik wilde daar blijven. Een tent opslaan, maar dat was niet de bedoeling.

We moesten de berg weer af, terug naar het dal, waar de mensen woonden.

We werden er meteen weer geconfronteerd met hun problemen en verdriet. (Lucas 9:37)

 

Nu was ik er op bedacht: een berg, twee mannen in witte kleren,

die zeggen dat Jezus terugkomt.

Het zal wel niet de bedoeling zijn dat we tenten opslaan en daar blijven.

Het zal de bedoeling wel zijn dat we de berg weer af gaan en iets gaan doen.

Het verschil met die eerste keer was natuurlijk

dat we dit keer zonder Jezus naar beneden gingen.

En toch ook weer niet.

Ik wist dat Jezus voortaan verborgen aanwezig mijn bestaan zal delen.

En als ik met Hem wil spreken, open ik de Tora en de Profeten.

Ja, Jezus heeft ons alleen gelaten, maar niet aan ons lot overgelaten.

 

We zijn de berg weer af gegaan en hebben onze vrienden en vriendinnen opgezocht.

Vanaf dat moment hadden we het gevoel dat we bij elkaar hoorden.

En dat Jezus in óns op aarde was. Dat wíj het zichtbare deel van hem waren geworden.

We wisten dat we iets te verwachten hebben

maar dat naar boven staren en afwachten geen zin heeft.

We moeten iets gaan doen. Iets waar Jezus zijn zegen aan zou geven,

iets in zijn Geest.

 

Beste Theofilus, misschien kom je nog eens langs. We komen samen in de bovenzaal.

Precies de plek waar Jezus met ons brood en wijn deelde en zei:

doe dit om Mij te gedenken. Precies op de plek waar we zijn opstanding vieren.

Want Hij is niet dood. Hij leeft.

 

Ik groet je met de vrede van Christus, Petrus.