Blog

God ontmoeten

overweging op zondag 8 mei 2022           PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

4e zondag van Pasen, Jubilate, Moederdag

afbeelding: Marc Chagall

 

verhaal: Picknick met God

 

uit de Bijbel: Genesis 18: 1-15

 

Er was eens een kleine jongen die God wilde ontmoeten.

Hij wist wel dat het een verre reis zou worden om bij God te komen,

dus pakte hij zijn rugzak en stopte die vol met koekjes en pakjes sap.

Zo ging hij op weg.

Hij was nog maar langs drie grote flats gelopen, toen hij een oude vrouw zag.

Ze zat op een bank in het park en staarde zo’n beetje naar de duiven.

De jongen ging naast haar zitten en deed zijn rugzak open.

Hij wilde wat drinken, maar toen hij net een slok wilde nemen,

merkte hij dat de vrouw er hongerig uitzag. Daarom bood hij haar een koekje aan.

 Zij nam het dankbaar van hem aan en glimlachte naar hem.

Haar glimlach was zo intens mooi, dat hij het nog eens wilde zien

en daarom gaf hij haar ook een pakje sap.

Opnieuw schonk zij hem haar glimlach. De jongen werd er helemaal blij van.

Zo zaten ze daar die middag, ze aten en glimlachten, maar spraken geen woord.

Toen het begon te schemeren voelde de jongen zich moe worden.

Hij stond op om naar huis te gaan, maar na een paar stappen draaide hij zich om,

rende terug naar de oude vrouw en omhelsde haar heel stevig.

Zij schonk hem een stralende lach.

Toen de jongen even later thuiskwam,

verbaasde zijn moeder zich over de vreugde die op zijn gezicht lag.

Ze vroeg: ‘Wat heb je gedaan vandaag, dat je zo blij bent?’

Hij antwoordde: ‘Ik heb met God gepicknickt’.

Nog voordat zijn moeder verder kon vragen zei hij:

‘En weet je, ze had de mooiste glimlach die ik ooit gezien heb’.

Intussen was ook de oude vrouw thuisgekomen, stralend van vreugde.

Haar zoon was verbluft toen hij de vredige uitdrukking op haar gezicht zag.

Hij vroeg: ‘Moeder, wat heb je vandaag beleefd, wat heeft je zo gelukkig gemaakt?’

Zij zei: ‘Ik heb in het park koekjes gegeten met God’.

En voordat haar zoon nog iets kon zeggen, zei ze: ‘En weet je, hij is veel jonger dan ik dacht!’

 

De Heer en de drie mannen

Eigenlijk kan het niet, dat een mens God ontmoet. Denk maar aan Mozes. Toen hij erom vroeg om Gods gezicht te mogen zien, kreeg hij als antwoord: ‘Geen mens kan Mij zien en in leven blijven.’ (Exodus 33: 20) Gods licht is te fel, zijn aanwezigheid te groot. Het zou zijn als kijken in de zon. Je ziet niks. En toch gebeurt het hier dat God zich laat ontmoeten. Gast aan tafel bij Abraham. Of eigenlijk: gasten.

Als Abraham zit te dommelen voor zijn tent, op het heetst van de dag, zo’n moment dat er niets gebeurt en je ook niets verwacht, verschijnt God aan Abraham. Daar is Hij. Met z’n drieën. We horen het in de Nederlandse vertaling minder goed, maar in de hele lezing wordt er gespeeld met enkelvoud en meervoud. Abraham ziet dríe mannen staan en zegt: Mijn Heer, blijf toch… ik zal water halen zodat júllie je voeten kunnen wassen. Zíj vragen hem: waar is Sara? En als Abraham zegt dat zij in de tent is, zegt híj: ik kom over een jaar terug.

We blijven in het ongewisse of de Heer nu één is of drie. En zo hoort het misschien ook wel. Dat wij niet het naadje van de kous menen te weten als het gaat over God. Want Hij is er niet zomaar één. Hij is de Ene. Als we het over Hem hebben, doen we dat met eerbied en aandacht. Want natuurlijk willen we het over Hem hebben, Hem een plaats geven in ons leven. We zoeken naar woorden, gebruiken onze verbeeldingskracht om te vertellen hoe wij ons door Hem gedragen hebben gevoeld, of geleid, of…. Maar we beseffen tegelijkertijd dat met elk woord, elk beeld, waarmee we iets van Hem proberen te onthullen, Hij alleen maar meer wordt verhuld. Er is ‘Geen taal die Hem vertaalt..’  (Oosterhuis) En er zijn al helemaal geen woorden voor dat God überhaupt zich wil bemoeien met mensen. Dat Hij betrokken wil zijn op ons leven, gast aan onze tafel wil zijn.

 

gastvrijheid als sleutelwoord

Dat is wel een sleutelwoord in deze lezing. Gast. En gastvrijheid. Ook als het je niet uitkomt. Het is op het heetst van de dag en Abraham zit voor zijn tent. Hij zal wel een beetje hebben zitten dommelen. Siësta. Misschien dacht hij na over wat nog maar zo kort geleden is gebeurd: God die een verbond met hem sloot en hem beloofde dat Sara een kind zou krijgen. Abraham had er om moeten lachen. Die Sara, op haar 90e nog moeder. (Gen 17:17) Misschien voelde hij zich nog wel een beetje beroerd want nog niet zo lang geleden is hij besneden. (Genesis 17: 24) Op zijn leeftijd, 99 jaar, is dat vast geen pretje geweest. Maar ondanks dat veert hij op als hij drie mannen ziet komen, onaangekondigd bezoek. Hij buigt diep. Haast zich om water te halen. Geeft Sara opdracht om te gaan bakken, drie schepel fijn meel. Dat is ongeveer 30 liter meel. Genoeg voor een weeshuis. Net als dat malse kalf. De gastvrijheid treedt hier buiten zijn oevers. Vol genoegen kijkt Abraham toe hoe zijn gasten eten.

Volgens de rabbijnse traditie zou je het verhaal zó moeten lezen:

De Heer verscheen aan Abraham. Toen Abraham opkeek zag hij verderop drie mannen staan. Onmiddellijk snelde hij de tent uit, naar hen toe en hij boog diep. Tegen God zei Abraham: Heer, wees zo goed uw dienaar niet voorbij te gaan. En tegen de drie mannen zei hij: Ik zal water voor u laten halen zodat u uw voeten kunt wassen.

Met andere woorden: Abraham vraagt God om even op hem te wachten zodat hij gastvrijheid kan betonen aan de drie onverwachte bezoekers. Gastvrijheid gaat boven God uit. Een mens geven wat hij of zij nodig heeft, gaat vóór op God.

En er kan maar één reden zijn waarom dat zo is. Omdat God zijn beeld in de mens heeft gelegd. Wij zijn zijn evenbeeld. God is niet zoals de goden in Abrahams tijd in de natuurkrachten, in de zon, de maan en de sterren. Die heeft God zelf geschapen. God staat daarboven. We aanbidden God ook niet in de natuur maar als de Maker van die natuur. Maar Hij is wel ín de mens. Hij is in wat mensen mensen maakt: in hun barmhartigheid, vriendelijkheid, vergevingsgezindheid, trouw aan elkaar. En dus ook in hun gastvrijheid. Ik neem jullie nog maar even mee terug naar Mozes die God wil zien. Hij krijgt niets te zien, maar wel wat te horen.

God maakt zich bekend door zijn Naam uit te roepen: Aanwezig, liefdevol, genadig, geduldig, trouw…. (Exodus 34: 6v) Hij openbaart zich in menselijke trekken.

 

Als je verwacht dat je God zult gaan ontmoeten is het makkelijk. Als je wist dat Hij zou komen, had je de loper uitgelegd, een koppie thee gezet, de visite afgezegd… (Dorus) Maar God verschijnt niet aan ons als God. Hij vermomt zich in drie anonieme voorbijgangers. En Abraham wéét dat hij God kan laten wachten omdat dienaar zijn van mensen hetzelfde is als God dienen. Omdat een mens welkom heten inhoudt dat je God welkom heet. Drie mensen aan Abrahams tafel, is ter ere van die Ene God.

 

gastvrijheid als sleutelwaarde

Gastvrijheid wordt daarmee een sleutelwaarde voor ons geloofsleven. Jezus zal het herhalen: wat je aan een ander doet, dat doe je aan Mij. (Mat 18:5; Mat 25) Ík was hongerig, en jullie hebben Mij te eten gegeven… Ík had dorst, en jullie gaven Mij te drinken.

Wij willen een Open Hof zijn. Gastvrijheid staat hoog in ons vaandel. We ervaren daar de zegen van. Het levert mooie ontmoetingen op, op zondag en door de week. Maar we ervaren soms ook dat het kan wringen met wie we zelf. Het is niet eenvoudig om alles uit je handen te laten vallen en je gasten, zonder voorwaarden, welkom te heten. Zonder voorwaarden. Die ander is welkom zoals hij is. Dat zoekt de randen op van wat we kunnen hebben van een ander. Je weet tenslotte niet wat je in huis haalt.

Sommige mensen stellen hun huis open voor vluchtelingen uit Oekraïne. Dat geeft zegen, ontmoeting, vriendschap. Maar, zo blijkt uit berichten, ook wrijving en spanning. Omdat onze gastvrijheid kennelijk tóch voorwaarden heeft.

Je huis openstellen, je hart openstellen…. het kan zo ongelegen komen. Het heetst van de dag, je bent net ziek geweest, verzin maar… Je huis openstellen, je hart openstellen, het kan zo riskant zijn. Nogmaals, je weet niet wat je in huis haalt. Je raakt dingen kwijt, mensen komen jouw veilige sfeer binnen, ze zijn zo weinig dankbaar, er wordt op je hart getrapt. En misschien zijn we er ook wel te zuinig voor om onze gastvrijheid zo breed uit te meten als Abraham dat deed.

Maar het blijft een sleutelwaarde. In de brieven van Paulus komen we de oproep om vriendelijk te zijn, gastvrij te zijn meerdere malen tegen. Logisch natuurlijk, want hij was als reizend apostel afhankelijk van die gastvrijheid.

Maar hij schrijft het vooral omdat dat een gelovig mens typeert. Je stelt je open. Voor een ander. Voor de Ander. (Rom 12:13, 1 Kor 11: 33, Fil 4:5, 1 Petrus 4:9) Je weet maar nooit wat je binnenhaalt. Je weet maar nooit wie je binnenhaalt. Het zouden zomaar engelen kunnen zijn. Iets van God. (Hebr 13:2)

 

Nu Sara nog

Het lijkt een mooi slot zo, een goed einde  voor een preek. Maar we hebben Sara nog.

Terwijl Abraham zich gastvrij opstelt, slaat Sara het geheel gade vanachter het tentdoek. Zij lacht vol ongeloof als de belofte wordt herhaald dat zij moeder zal worden. Ja ja, het zal wel.

Abraham en Sara, twee verhalen apart. Maar alleen dóór de gastvrijheid van Abraham kon de Heer naderen tot Sara. Zo kreeg Hij toegang tot haar en kon Hij zijn woorden herhalen. Het lijkt alsof het verhaal ons wil vertellen dat Gods beloften mensen bereiken door óns. En dat zijn beloften waar worden langs de weg van de gastvrijheid en de dienstbaarheid. In onze liefde leren anderen Gods liefde kennen. In onze betrouwbaarheid zijn trouw. En in onze vergeving zijn vergeving.

Ook hierbij denk ik aan wat Jezus deed vlak voor Hij afscheid nam van zijn vrienden. Hij stond op van tafel en waste hen de voeten als een dienaar. Dit is een voorbeeld, zei Hij. In de liefde die je elkaar toont, ben je dicht bij Mij. En als je dicht bij Mij bent, ben je dicht bij God. (Johannes 13:15; 14: 21; 15: 9-12) Gods beloften vinden kennelijk hun weg naar mensen door wat zij voor elkaar betekenen. Gods toekomst gaat open in die mate waarin wij ons voor elkaar, voor de ander, openstellen.

 

Het is een mooi stel waarmee God het heeft gewaagd. Abraham, gastvrij en open en Sara die het nog moet zien. Abraham vol vertrouwen, en Sara die het niet voor mogelijk houdt. Een mooi stel, maar ze horen wel bij elkaar. Ook in onze gemeente. Ook in onszelf. Dat vertrouwen ‘het is mogelijk, God heeft het beloofd’ en dat ongelovige ‘het is niet mogelijk’ , dat ruimhartige en dat zuinige, het kyrie en het gloria. Ons ja en ons nee. Ze trekken samen op. En zo, met die dubbelheid, met die middelmatigheid, is God met mensen op weg gegaan. Hij zocht geen model-gelovigen uit. Maar gewone mensen, jou en mij.

 

Abraham moest er om lachen. Sara moest erom lachen. En toch brak de dag aan waarop het geluk hen toelachte.