Blog

vloek en zegen

overweging op zondag 11 juli 2021           PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: Genesis 11: 18-27

(afbeelding: Drunkenness of Noah, Bellini) 

 

een grote donkere man

‘De wijn maakte hem lichtzinnig en zorgeloos. Die oude man werd dronken. Toen leek het wel alsof hij zijn verstand niet meer had. Hij waggelde naar zijn tent en ging naakt op de grond liggen slapen. Zo dwaas had de wijn die oude wijze man gemaakt. Zo dwaas had de zonde van de onmatigheid hem gemaakt. Wie was die oude man? Dat was Noach.’ ‘De zondvloed had de zonde niet weggenomen van de aarde. Die was blijven wonen in de harten.’

‘Toen kwamen er voetstappen aan. Er klonk een spottende lach. Een grote donkere man kwam voor de open deur van de tent staan en keek naar de slapende Noach. Het was Cham. Hij lachte om zijn vader en bespotte hem. Daarna liep hij naar zijn broers om te vertellen wat hij gezien had.’

 

Dit komt uit de kinderbijbel van Anne de Vries, waarmee heel veel mensen zijn opgegroeid. Van dit citaat, dat ik overigens behoorlijk heb ingekort, zijn maar twee zinnen waar. Noach wordt dronken en gaat naakt liggen slapen. En Cham vertelt dat aan zijn broers. In de Bijbeltekst wordt het gedrag van Noach niet veroordeeld met termen als lichtzinnig, zonder verstand of gewaggel. Het gaat ook niet over de zonde. Maar de ergste uitglijder is dat de figuur van Cham wordt ingekleurd. Hij lacht zijn vader uit, bespot hem. Hij is groot en donker. En daarom, lieve jongens en meisjes, werd Cham vervloekt. Hij en zijn nakomelingen zullen voor altijd de knechten zijn van de andere volken.

 

Deze Bijbeltekst is lang gebruikt om de handel in slaven te verantwoorden. Donkere mensen, dat waren de nakomelingen van Cham. Knechten moesten die zijn. De verschillen in blank en zwart, apartheid en racisme, werden met de Bijbel in de hand verklaard. Ook ik ben opgegroeid met Anne de Vries. Op de tafel van de meester stond een spaarpotje voor de arme negertjes in de Derde Wereld waar elke maandag een kwartje in ging. Ik leerde ‘Moriaantje, zo zwart als roet’ en Zwarte Piet hoorde er gewoon bij. Het omstreden paneel van de gouden koets, dat als beschamend en beschadigend wordt ervaren, doet geen pijn aan míjn ogen. Dat soort plaatjes stond ook in de boeken waaruit ik les kreeg. Maar dat was díe tijd.

 

In ónze tijd wordt steeds nadrukkelijker gevraagd om erkenning van het leed dat mensen door de slavenhandel is aangedaan. Het maken van excuses is een onderwerp op de politieke agenda geworden en ook de gouden koets is het laatste woord nog niet gezegd. De kleinkinderen en achterkleinkinderen van tot slaaf gemaakten vertellen hoe de opgelopen achterstand tot op vandaag doorwerkt.

We zullen het er snel over eens zijn dat deze manier van Bijbel uitleggen nu écht niet meer kan. Het is dan ook een ándere tijd. Een belangrijke waarde is dat iedereen gelijk is, gelijke kansen mag hebben.

Tegelijkertijd zien en horen we dat dat lang niet altijd zo is. We verzetten ons tegen openlijk racisme. Maar in het verborgene kan er nog veel verbeterd worden. Niemand wil racist worden genoemd. Toch merken we dat racisme niet zomaar is uitgebannen. Ook niet in onszelf.

 

anders lezen

We gaan anders lezen. Dichter op de tekst. Wat lezen we dan?

Met de zonen van Noach begon de verspreiding van de mensheid over de hele aarde. Zeventig volken zijn het. (alle namen uit de lijst in Genesis 10) Zo had God het bedoeld: dat de mensheid zou groeien en de aarde bevolkt zou worden. (Gen 1:28 en Gen 9:7) Maar waarom dit wonderlijke intermezzo? Het is ook nu weer goed om te bedenken dat deze verhalen van het begin werden opgeschreven tijdens de ballingschap in Babel. Ver van huis vertellen zij hoe ze slaven waren in Egypte, hoe zij strijd hebben geleverd met de Filistijnen en de Kanaänieten en hoe ze als gevangenen zijn meegenomen door de Babyloniërs. En laten die volken nu allemaal afstammelingen zijn van Cham, de zoon van Noach. In hun geschiedenis spelen steden als Sodom, Gomorra en Nineve, een bedenkelijke rol. Daarin gebeurt wat je als gelovig mens níet zou moeten doen. Alle strijd die Israël heeft gevoerd is met nakomelingen van dat vervloekte Kanaän. En zo vertellen ze het dus ook: Kanaän -niet Cham!) is vervloekt. De volken die uit hem geboren worden vertegenwoordigen niet alleen dat waartegen de Tora zich verzet en waar de profeten kritiek op hebben maar ook datgene waarvoor Israël zelf ook gevoelig is.

Want zij blijken vaak niet sterk genoeg om bij de Tora te blijven.

Het zijn volken die zich vestigen en steden bouwen. Samenlevingen die gebouwd worden op bezit en rijkdom, al te vaak ten koste van kwetsbaren en zwakken. Wat mensen kunnen bereiken wordt verafgood. De maakbaarheid van het leven wordt en de vruchtbaarheid worden geëerd met hoge heilige palen, enorme vruchtbaarheidssymbolen. (bijv: Ex 34:13, Rich 6: 25vv) En nu ligt daar Noach, met zijn symbool van vruchtbaarheid open en bloot.     

Daar laat Cham zijn broers naar kijken. De zonde van Cham is dat hij maar een deel ziet van zijn vader. Hij ziet niet zijn kwetsbaarheid maar de menselijke zelfoverschatting.  

 

Dit verhaal vertelt dus niet over rassenscheiding. God heeft de mensen ook niet verschillend van elkaar geschapen. Hij schiep de dieren in soorten. Maar de mens schiep Hij naar zijn evenbeeld, mannelijk en vrouwelijk, kleurrijk.

Dit verhaal wil niet een deel van de mensheid veroordelen, maar een manier van leven die slecht past bij het geloof in de God van Israël. Geloof in eigen macht en kracht kan makkelijk ontsporen. God kan misbruikt worden om structuren te sanctioneren; racisme, fascisme, maar bijvoorbeeld ook het machtsmisbruik van de kerken.

Maar God laat zich kennen als de bondgenoot van wie kwetsbaar is. Hij is niet de God van de vaste oude paden maar een God die mee beweegt en uitnodigt nieuwe wegen te verkennen. De focus ligt niet op wat mensen tot stand hebben gebracht maar op wat zij ontvangen mogen. Het gaat niet om hun macht maar om hun naakte weerloosheid, en om God die hen omgeven wil als een mantel.

 

Dat vervloekte Kanaän waar tegen ieder die gelooft in God vecht. Tegenover die vloek staat de zegen. Niet Sem wordt gezegend maar de God van Sem. Als je tegen Sem zou zeggen, je bent een gezegend mens, dan zou hij die eer direct aan God geven.

En ook Jafet wordt niet gezegend maar er wordt voor hem gebeden dat er ruimte zal zijn in de tenten van Sem. Sem is dus als oudste geroepen om onderdak te bieden aan Jafet. Om gastvrij en solidair te zijn. Uit Sem zal Abraham voortkomen, stamvader van Israël, Gods troetelkind. Maar God heeft meer kinderen.

En het is een Bijbelse droom dat eens alle volken één zullen zijn. Al zijn kinderen om één tafel. (bijv. Psalm 87, 72, Jes 2 en Micha 4)

Als Matteus vertelt over de geboorte van Gods Zoon, laat hij drie vreemdelingen op bezoek komen. De traditie vulde dat aan, drie koningen uit het land van Sem, van Cham en van Jafet. Omdat de Zoon alle mensen, alle volken, tot de Vader wil brengen. Om zo de droom van de profeten in vervulling te laten gaan.

Jesaja droomt van de dag dat God op een berg een feestmaal zal aanrichten. De volken zullen toestromen om te eten van de uitgelezen gerechten en te drinken van de belegen wijnen. (Jesaja 25: 6-9)

 

dronken

En zo komen we weer bij waar het begon, de wijngaard van Noach. In de eerste plaats is hij landbouwer. Om te eten zal hij moeten werken. Zwoegen en zweten zal dat zijn. (Lees Genesis 3: 17-19) Maar er valt ook te genieten. De dronkenschap van Noach is geen zonde, zoals Anne de Vries vertelt. Noach, de ontdekker van de wijn, moet alleen nog leren maat houden. De wijn van de vreugde mag rijkelijk vloeien en je helemaal dronken van geluk maken. Want daar staat de wijn voor, geluk met God. Hoe we soms ook ploeteren en zwoegen.

Denk aan de enorme druiventros die de twee verspieders tussen zich in meenamen uit het beloofde land. Of aan de profeet Micha, die droomt van vrede en rust, geen strijd meer tussen de volken, zodat mensen bij hun eigen wijnstok kunnen zitten. (Micha 4: 4)  En aan Jezus die de wijn liet vloeien als water. Kortom, het leven is goed voor Noach. Er rust zegen op. Voor zijn naaktheid hoeft hij zich niet te schamen. Die brengt ons weer even terug in het paradijs. Want uiteindelijk gaat het zondvloedverhaal over de vernieuwde schepping, waar de mens leert leven tussen goed en kwaad. Het blijft vallen en opstaan. Valkuilen genoeg. Maar ook het geduld van God is groot genoeg. Zijn boog in de wolken is nog altijd te zien.