‘Alles is heimwee, wolken en water.
Alles is heimwee, naar vroeger naar later.’
Toon Hermans
Wolken drijven voorbij. Ze brengen schaduw, een bui en laten de zon door en komen nooit meer terug. Het water stroomt vanuit de zee, een bron. Het verdampt, wordt regen en dauw.
Ik heb heimwee naar hoe het was; de argeloosheid waarmee we de dingen deden, het samen, het spontane. Als wolken en water is het voorbij en het komt niet meer terug. Tegelijkertijd is er de onzekerheid over wat het nieuwe normaal dan zal worden en wanneer. Zullen we ons daarin thuis voelen of zal het even ‘unheimisch’ zijn als vandaag?
Wat zullen we meenemen van wat voorbij is? Want wolken, met hun licht en schaduw, en water dat stroomt, hebben invloed op wat wordt vernietigd en wat groeien mag. Deze tijd zal ons ook goede en mooie dingen gaan brengen. We weten misschien alleen nog niet wat.
In zekere zin bevinden we ons tussen vroeger en later. Later, als we weer mogen knuffelen. Later, als we weer mogen zingen. Later, als we weten waar we aan toe zijn. Later, als we kunnen zeggen dat het voorbij is. Tussen vroeger en later is een onzekere plek. Zo ervaar ik het nu en velen met mij. Om mezelf omhoog te houden grijp ik dan nog een keer naar Toon.
‘Vandaag is de dag, hij komt maar één keer.
Morgen dan is het vandaag al niet meer.
Niet zeuren, geniet van het leven, het mag,
maar doe het vandaag, want vandaag is de dag.’
juni 2020