Dag Dominee - Mijmeringen

herfst

De herfst is de tijd van verzamelen: de zaaddozen van de bloemen in de tuin die volgend jaar terug mogen komen, de oogst van het land, de bladeren op een hoop om compost te worden. Terwijl om ons heen de natuur begint te sterven zijn we druk bezig met leven, met voortbestaan. Het kan bijna niet toevallig zijn dat wij, juist in de tijd van het jaar die ons wijst op de vergankelijkheid van het leven, de namen gedenken van geliefden die zijn overleden. Wij zijn druk bezig met voortbestaan. Soms lukt het maar ternauwernood. Maar als het goed is hebben we ook verzameld: zaadjes van liefde die ooit weer zullen bloeien, een rijke oogst van wat wij hebben gedeeld met hen, een hoop herinneringen. We zien hen terug in de ogen van onze kinderen, kleinkinderen. En als we zelf spreken, is het alsof we hen weer horen. Met onze ogen dicht roepen we beelden op van vrolijke dagen in de zon. Laat het zo mogen zijn als we namen noemen, kaarsen aansteken. Dat we ons gezegend weten met een rijke oogst en voortbestaan naar de zomer.

Toon mag ons troosten. ‘De bomen komen uit de grond en uit hun stam de twijgen. En iedereen vindt het heel gewoon dat zij weer bladeren krijgen. We zien ze vallen op de grond en dan opnieuw weer groeien. Zo heeft de aarde ons geleerd, dat ál wat sterft zal bloeien.’

Weekbrief 30 oktober; Allerzielen

Louter licht

 

Er is een land van louter licht

waar heiligen heerser zijn

nooit gaat de gouden dag daar dicht

in duisternis of pijn.

 

There is a land of pure delight,

where saints immortal reign;

infinite day excludes the night,

and pleasures banish pain.

 

Mijn moeder leerde mij dit lied. Na het Bijbellezen aan tafel, of bij de afwas, zong zij haar lievelingsliederen en wij zongen ze haar na. Ik hoor soms nog haar stem; een lyrische sopraan, daar was ze trots op. Het was niet meer dan logisch dat we dit lied zongen toen we afscheid van haar namen. Zo zal iedereen wel een lied of een tekst hebben die onmiddellijk de herinnering oproept aan een geliefde. Zondag 30 oktober noemen we de namen van gemeenteleden die het afgelopen zijn gestorven, maar anderen zijn nooit ver weg. We dragen ze mee in ons hart en af en toe komen ze even langs ‘in bloemengeuren of een lied, dat opklinkt uit verdriet.’ Op die zondag vertrouwen we ons toe aan liederen die stem geven aan wat we zo graag willen geloven maar niet altijd kunnen geloven; dat onze doden bij God zijn, in louter licht geborgen. ‘Pure delight’ zegt het Engelse origineel. Pure vreugde. Laat dat tot troost mogen zijn!

 

Mijn liefde voor dit lied raakt ook aan mijn liefde voor Mozes en het verhaal van de uittocht. Mozes ging Gods volk voor naar beloofd land. Hij zou er nooit binnentrekken maar mocht het wel zien. Vanaf de berg Nebo liet God hem het uitzicht zien. Zijn leven lang was hij er naar op weg geweest. De droom had hem in leven gehouden en met die droom voor ogen is hij gestorven. Zijn reis door de woestijn, de reis van zijn leven, is nooit zonder perspectief geweest.

Wat wacht ons na dit leven? Wat weten we ervan. Misschien is de droom van de overkant vooral bedoeld om het tijdens dit leven uit te houden. En geeft de belofte van louter licht ons leven de lichtheid die we nodig hebben. In alle kwetsbaarheid en sterfelijkheid leven we altijd vanuit de hoop.

Het verhaal gaat dat de dichter Isaac Watts (1674-1748) aan de kust van Southampton stond en aan de overkant de contouren zag van het eiland Wight. Misschien heeft hij wel gedacht: zo moet Israël gestaan hebben bij de Jordaan met aan de overkant het beloofde land. En zullen we niet ooit allemaal eens zo staan, slechts door de doodsrivier gescheiden van dat zalig land. We hoeven daar niet aan te twijfelen. Dát is de uiteindelijke boodschap van dit lied. De mist en het wolkendek zo zwart, die Watts het uitzicht benamen op de overkant, hoeven niet ons vertrouwen niet te verdonkeren. We hoeven niet bang te zijn voor de dood.

 

O could we make our doubts remove,

those gloomy doubts that rise,

and see the Canaan that we love

with unbeclouded eyes;

 

Hing niet het wolkendek zo zwart

van twijfel om ons heen,

wij zouden ’t land zien van ons hart,

dat ’t hemels licht bescheen.

(afbeelding Ted Harrison, TheLand of Pure Delight, Acrylic on Canvas, december 2022)

Dit artikel verscheen in Kerkmagazin okt/nov 2022

We kunnen niet zonder kerk en rituelen. Dat bedacht ik bij de uitvaart van Queen Elisabeth II. Strak georganiseerd, iedereen wist wat te doen, waar te staan, wanneer te buigen. Het dwong niet alleen een eerbiedige stilte af -wat mis ik die soms bij ons- maar gaf ook vorm aan het verdriet van velen. Dat is wat rituelen doen; ze kanaliseren onze emoties. Ze dragen ons door dat wat het allermoeilijkste is heen: afscheid nemen voorgoed. Het koor zong prachtig en verwoordde de hoop die we niet altijd dichtbij ons hebben maar waar we ons wel aan vastklampen, dat ons leven niet vergeefs geleefd wordt en dat onze dood niet het laatste is. De doedelzakspeler, die de Queen elke morgen wekte, liet nu zijn lied langzaam wegsterven. Een klaagzang over wie wordt gemist. We herkennen dat verdriet omdat we weten hoe het is om afscheid te nemen van een moeder, een oma, een geliefde. Het mocht er maandag beide zijn, verdriet en hoop. ‘Een mens gaat naar zijn eeuwig huis, een klaagzang vult de straat.’

 

eerder gepubliceerd op de Weekbrief van 25 september 2022

Mooier dan nu zal het nooit gaan

‘Mooier dan nu zal de wind nooit over dit water waaien,

zal geen sleepboot ooit in dit laatste zonlicht draaien,

zullen wij niet langs de kant te kijken staan.

Mooier dan nu zal het nooit gaan.’

Dit is een liedje van De Dijk. Ik ben altijd wel gecharmeerd van de teksten die frontman Huub van der Lubbe schrijft. Jammer dat ze stoppen. Dit liedje treft me vooral omdat het ons vertraagt, stil zet. Het ontslaat ons van het eeuwig gejaag dat het altijd nog beter kan en van de angst dat we misschien ergens anders iets leuks missen als we hier en nu blijven stilstaan.

Kijk toch eens hoe mooi de zon door de ramen schijnt, hoe mooi de wolken zijn. Sta even stil en bewonder. Ik weet het wel en toch vlieg ik vaak zonder te kijken aan de dingen voorbij. Mensen horen me altijd aankomen aan het vinnig klikken van mijn hakken. Dat zegt wel wat, vrees ik. De dichter K. Schipper noemt het liefde als hij schrijft: ‘Liefdesgedicht - Jij hebt de dingen niet nodig

om te kunnen zien. De dingen hebben jou nodig om gezien te kunnen worden.’ Met mensen is dat natuurlijk niet anders. Die hebben ons nodig om gezien te worden. We hebben allemaal de ander nodig om ons tevoorschijn te luisteren. Willen we er echt voor iemand kunnen zijn, dan moeten we daarvoor de tijd nemen. Vertragen, stil staan en samen een mooi moment hebben, in het nu zijn.

‘Mooier dan nu zal het licht aan de overkant nooit schijnen; Zullen wij niet in de duisternis verdwijnen en begint het morgen weer van vooraf aan. Mooier dan nu zal het nooit gaan.’  Misschien heeft de Prediker dat wel bedoeld toen hij schreef: ‘Geniet op elke dag. Het is het loon dat God je heeft gegeven. Doe wat je hand vindt om te doen.’ Mooier dan nu zal het nooit gaan. 

verschenen op de Weekbrief 18 september 2022

afbeelding: Laningpark, Oud-Beijerland

Page 9 of 27