1. niemand
we vragen
waar ben je
roepen naar de hemel
waarom doe je niets
jij God van liefde
waarom laat jij dit toe
jij God van bevrijding
en jij
ik roep jullie
maar
er is niemand
Nu kom ik bij jullie terug, ik roep jullie.
Maar er is niemand, niemand geeft antwoord.
Waarom niet?
Jesaja 50: 2, Bijbel in Gewone Taal.
2. niemand
iemand moet het doen
zeggen we
maar uiteindelijk
doet niemand het
iedereen doet het
beweren we
en toch
pleit dat niemand vrij
laat niemand het doen
3. niemand
niemand weet hoe laat het is
niemand is te vertrouwen
niemand luistert
het kan niemand wat schelen
niemand heeft tijd
wees niemand
want niemand is vrij
Een twijfelaar is een bed; te breed om er alleen in te slapen, maar net te smal om er samen in te slapen.
Binnen het christelijk geloof is geen ruimte voor twijfelaars. Althans volgens de Catechismus. Een christen heeft een ongetwijfeld geloof. (Zondag 7, vraag 21 en 22) Dat typeert de ware gelovige. Vanuit dit perspectief heeft degene die twijfels heeft dan ook een probleem. Je bent niet zeker genoeg. Het is niet goed genoeg. Wie twijfelt is als een golf in zee, die door de wind heen en weer wordt bewogen, schrijft Jacobus. (Jacobus 1: 6) Willoos. Doelloos.
In pastorale gesprekken is twijfel ook regelmatig onderwerp van gesprek. Twijfel aan het geloof zoals dat vanaf de jeugd is meegegaan; twijfel aan de liefdevolle God in een harde en liefdeloze wereld; twijfel omdat het hoofd denkt over God maar het hart niets voelt. Twijfel slaat vaak toe als het plaatje niet meer klopt. Als er dingen gebeuren die vragen oproepen; als door een crisis je leven overhoop wordt gegooid en de plaats van God daarin niet meer duidelijk is. Waarom doet God niets? Kan ik hem niets schelen?
Twijfel en geloof, twijfel aan geloof; het wordt een probleem als je er een tegenstelling in ziet; als je twijfel ziet als de trekkracht die jou bij geloven vandaan houdt. Bij God vandaan. Maar twijfels bezitten een kracht die antwoorden niet hebben: zij bieden openingen voor ontmoeting en gesprek. Vragen zijn de motivatie om op zoek te gaan; te leren en af te leren. Twijfels die tot zoeken leiden brengen je dichter bij God. Al voelt hij ver weg.
Het loslaten van oude zekerheden, van antwoorden die niet meer voldoen, het legen van je geloofsrugzak mag dan beangstigend zijn, het is ook een teken van groeien naar een volwassen geloof en een eigen verbinding met God. Twijfels bieden meer garantie voor verbinding met hem dan vaste zekerheden en stellige antwoorden.
Een twijfelaar is eigenlijk precies breed genoeg om er samen in te slapen; als je van elkaar houdt. Als je je aan elkaar wilt vasthouden om er niet uit te vallen. Ik denk dat het met geloven ook zo is. We houden elkaar vast om er niet uit te vallen, uit het zinvol verband dat we samen vormen, God en ik. Gerard Reve verwoordde dat zo kernachtig:
Eigenlijk geloof ik niets en twijfel ik aan alles,
zelfs aan U.
Maar soms, wanneer ik denk dat Gij waarachtig leeft,
dan denk ik dat Gij liefde zijt, en eenzaam,
en dat, in zelfde wanhoop, Gij mij zoekt,
zoals ik U. (Dagsluiting, in: Nader tot U)
Als Jezus afscheid neemt van zijn leerlingen, hen de opdracht geeft om alle volken tot geloofsleerling te maken, twijfelen sommigen nog. (Matteus 28: 16v) Desondanks ontvangen zij hun roeping. Geen woord van verwijt komt over Jezus’ lippen, geen veroordeling. Alleen de toezegging: ik ben met jullie. Want geloof gaat ook over ongeloof; vertrouwen gaat ook over angst. Bij Jezus hoef je je daarvoor niet te schamen. (geleend van Nico ter Linden, Het verhaal gaat 2, 285)
Deze mijmering had zijn plek in de vesper op 27 november in De Open Hof in Oud-Beijerland.
Ze was niet van een kerk en had me gevraagd te spreken bij haar uitvaart. Zesenveertig was ze. We spraken over haar leven en de waarden die ze wilde doorgeven aan haar dochter. Eerlijkheid, zei ze. En behulpzaamheid en rechtvaardigheid. Waarden die ook Jezus achterliet toen hij zijn leerlingen opdroeg voor elkaar te zorgen zoals hij voor hen had gezorgd. En ze was niet van een kerk. De muziek voor de plechtigheid hadden ze samen al uitgezocht. Heaven, van Bryan Adams, omdat ze hoopte dat ze haar moeder weer zou zien, die net als zij jong stierf en een dochter achterliet. Ze verlangde er ook naar weer bij haar vader te zijn, die nog niet zo lang geleden stierf. Dat er een hemel zou kunnen bestaan troostte haar en gaf haar de rust zich over te geven aan wat ging komen. Bij het uitdragen zou Angels are Calling (Ari Koivunen) klinken. Hemel en engelen, daarover moest het gaan. En ze was niet van een kerk.
De Protestantse Kerk in Nederland lanceert in de maand van de spiritualiteit (januari 2017) een campagne met als thema Geloven doe je in de kerk. Ze hoopt daarmee al die zinzoekers te prikkelen om ook eens naar de kerk te komen, om daar te zoeken naar zin. Je hoeft namelijk geen volleerd gelovige te zijn om binnen te mogen en mee te doen. En gaat het in de kerk niet om veel meer dan alleen om God. Ook om troost, gemeenschap, nadenken, twijfelen, verwondering.... Een mooie campagne. Er zit wat in om zinzoekers naar binnen te halen. Maar wat was het goed om ook buiten de kerk samen zingeving te vinden en, zoekend naar woorden, elkaar vast te houden.
Vallen
De astrologische herfst is aangebroken. De esdoorn in de voortuin kleurt al een beetje rood. In het park raapte ik al kastanjes op die liggen te glanzen in de vensterbank. Binnenkort steekt de wind op en zullen de eerste bladeren vallen.
Rainier Maria Rilke schreef er een prachtig gedicht over.
De bladeren vallen, vallen als van ver,
als welkten in de hemel verre tuinen;
ze vallen met ontkennende gebaren.
En in de nachten valt de zwarte aarde
uit alle sterren in de eenzaamheid.
Wij allen vallen. Deze hand zal vallen.
En kijk je naar de andere: het is in allen.
Maar Éen is er. Hij vangt dit allen
oneindig teder in zijn handen op.
Het vallend blad lijkt wel uit de hemel afkomstig; alsof niet alleen op aarde maar ook in de hemel de bomen verwelken. De blaadjes dwarrelen heen en weer voordat ze de grond bereiken, alsof ze ‘nee’ schudden. De nachten worden langer en de aarde vervalt in eenzaamheid. Wie wil er aan geloven, aan dit verval? Wie durft zich over te geven aan koude en eenzaamheid? Wie heeft voldoende vertrouwen dat wij niet te pletter vallen?
vallen
Een maand geleden vielen wij. Ons kind werd met spoed naar het ziekenhuis gebracht. We vielen en vielen. We vielen van het overmoedig denken dat gezondheid en geluk vanzelfsprekend zijn. We vielen pardoes van onze onbevangenheid. We vielen en we wilden er niet aan. Alles in ons één grote ontkenning: nee, dit overkomt ons niet. Nee, dit mag niet.
Wie is er niet ooit gevallen? Wie werd nooit opgeschrikt door een plotselinge wending van het lot; overvallen door het besef dat je als mens plannen kunt maken wat je wilt maar dat je je uiteindelijk hebt neer te leggen bij wat je overkomt. Sommige mensen vallen zelfs van hun geloof als het kwaad hen treft. Een laatste tegenvaller is voor velen het ouder worden. De herfst van het leven smaakt lang naar meer tot het verval de onafhankelijkheid aantast; de wereld kleiner wordt en een mens vervalt in eenzaamheid. Vallen hoort bij de tragiek van het mens-zijn.
zomer
Twee dingen wil ik niet vergeten. Twee dingen die o zo makkelijk onder druk komen te staan als de stormwind opsteekt en het vallen begint. Het eerste is de zomer. De kleuren, het zonlicht, het geluk, de zegeningen en de oogst van de zomer gaan altijd aan de herfst vooraf. De zomer zal ons voorzien van voorraad om de herfst en de naderende winter te doorstaan. In de zomer van het leven genieten wij de liefde en warmte. In de zomer van het leven vieren wij het geloof. We mogen de vruchten ervan plukken en er van nemen in de herfst. Alles wat ons nu goed doet, kan straks tot troost of krachtbron zijn. Ik denk maar aan de oude dame die de psalmen die zij vroeger op school leerde voor zich heen neuriet als ze niet kan slapen en de nacht eindeloos duurt.
opgevangen
Het tweede dat ik niet wil vergeten is dat ons vallen opgevangen wordt door oneindig tedere handen. De mens is zo kwetsbaar. Als een hand die hulpeloos valt, en de andere is net zo. Maar de Éne, wiens hand de mens vormde uit aarde, vangt ons op. Er is geen duisternis of Hij schept een doorgang naar het licht. Geen schuld zo groot of er is bij hem vergeving.
De dichter Arno Pötzsch schreef ook een gedicht over vallen. Hij was predikant in de WOII, behorend tot de Bekennende Kirche en fel tegenstander van het Hitler-regime. Gelegerd in Nederland was het zijn taak als aalmoezenier om soldaten die waren gedeserteerd of ter dood veroordeeld in hun moeilijke uren bij te staan. Een vertaling van zijn prachtige lied is opgenomen in het Nieuwe Liedboek. (916)
Je kunt niet dieper vallen dan louter in Gods hand
waarmee zijn heil ons allen barmhartig ondervangt.
Ooit monden alle paden door schade, schuld en dood
toch uit in Gods genade hoe groot ook onze nood.
Wij zijn door God omgeven ook hier in ruimt’ en tijd
en zullen in Hem leven en zijn in eeuwigheid.
Dat de bladeren straks gaan vallen hoeft ons niet droevig te stemmen maar juist oneindig dankbaar.