overweging op zondag 6 november 2022            PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: 1 Kronieken 29: 10-16 en Lucas 17: 11-19

 

Wat zeg je dan?

Ik hóór het mezelf nog zeggen tegen mijn dochters: Wat zeg je dan? Voor dat plakje worst of stukje koek moest tenslotte netjes bedankt worden. Dáár gaat het dus vandaag niet over. De Bijbel geeft ons diepere levenslessen mee dan gewone fatsoensregels. Het gaat niet over dank je wel zeggen maar over leven in dankbaarheid. Dankbaar leven. Omdat geloof zonder dankbaarheid niet compleet is. Van de tien die zich vol vertrouwen tot Jezus melden  -Jezus, meester, heb medelijden met ons-  is er uiteindelijk één die werkelijk verandert, die écht wordt genezen. Niet omdat hij terugkomt om netjes dank je wel te zeggen maar omdat zijn levensinstelling veranderd is.  

 

onrein

Van die tien weten we dat ze lijden aan huidvraat. Hun huid is aangetast. Het is pijnlijk en rauw. Door deze huidziekte -in eerdere vertalingen wordt ht ‘huidvraat’ of ‘melaatsheid’ genoemd-  kunnen ledematen afsterven of vergroeien. Maar veel meer dan een medische conditie, waar een dokter naar moet kijken, is het in de Bijbel een religieuze kwestie, waar een priester naar moet kijken. De priester stelt vast dat iemand ziek is, of genezen. (Leviticus 13) Of nee, de priester stelt vast of iemand onrein is of rein.

Wie onrein is mag niet in de tempel komen en zich niet onder de mensen begeven. Onrein zijn betekent leven in afzondering. Eenzaam, onverbonden. En alleen de priester kan die verbinding weer herstellen.

Bijbels gezien is ziekte niet zelden het gevolg van een verkeerde kijk op het leven, een verziekte houding tegenover God en mensen. In de Bijbel wordt Mirjam als voorbeeld genoemd. De zus van Mozes en Aaron roddelt en wordt daarom gestraft met huidvraat. (Numeri 12) Haar huid gaat stuk en is pijnlijk, omdat ze iets kostbaars stuk gemaakt heeft in de relatie met haar broers en in de gemeenschap. En wie iets stuk maakt tussen mensen, beschadigt daarmee ook de relatie met God.

 

huid

Het is riskant om daar een systeem van te maken. Het is riskant om een op een over te nemen dat jouw ziek-zijn herleidbaar is tot iets tussen jou en God. Daar blijven we dus ver vandaan. Wat we wél herkennen is de ervaring dat de verbondenheid met God beschadigd kan raken. We herkennen wél dat we de verbondenheid met mensen kwijt kunnen raken.

Onze huid is de meest kwetsbare verbinding tussen wie we van binnen zijn en de anderen daarbuiten. In onze taal hoor je terug hoe dat beschadigd kan raken. We zitten elkaar op de huid. Ongevoelig als we zijn. Er is sprake van onderhuidse spanningen. Je hebt een dikke huid gekregen omdat je te vaak bent gekwetst. Gevoelig zijn we ook, als we slecht in ons vel zitten, als onze pijn als een open zenuw aan de oppervlakte ligt; als we lijden aan huidhonger en verlangen naar een liefdevolle aanraking.

We doen het anderen aan, of het wordt ons aangedaan, dat de verbondenheid met God en mensen is verziekt.

 

tien

Die tien mensen, wij zouden het kunnen zijn. Want tien is het Joodse getal voor de gemeente. Als je met z’n tienen bent, kan de dienst in de synagoge doorgaan. Het is in dit geval een armzalig handje vol, een aangetaste gemeente. Een samenraapsel van mensen die zichzelf aan Jezus tonen met hun beschadigingen en hun schuld. Wij zijn niet veel meer dan dat als wij op zondag God bidden om ontferming.

We lijken op hen in hun vertrouwen. Want dat kan van alle tien worden gezegd: ze

vertróuwen erop dat Jezus hun gebed zal horen. Dat Hij hen niet zal afwijzen om wie ze zijn.

En als Hij hen opdraagt om zich aan de priester te laten zien, alsóf ze al genezen zouden zijn, gaan ze allemaal zonder vragen op weg. Meer is er niet nodig om in het reine te komen met God en mensen: gaan in vertrouwen. Wie de angst voorbij gaat, de schuld voorbij, die vindt heelheid. Alleen maar gaan. Meer is er niet nodig om de eenzaamheid op te heffen, of verzoening te vinden. Denk maar aan de vader die op de uitkijk stond, te wachten tot zijn verloren zoon weer zou terugkeren. En toen hij kwam, sloot de vader hem zonder verwijt in zijn armen.

 

oppervlakkig

Tien mensen worden weer rein. Hun afzondering wordt opgeheven. Eentje keert er terug om te danken. Zijn die andere negen dan ondankbaar? Vast niet. Ongetwijfeld zullen ze nog eens terugdenken aan dat moment dat ze Jezus’ aandacht wisten te trekken. Dankbaarheid zal hen dan opnieuw vullen. Maar het blijft aan de oppervlakte. Ze zijn er niet wezenlijk door geraakt. Ze zijn blij dat ze hun gezondheid weer terug hebben en terug kunnen gaan naar hun oude leven. De gave is belangrijk, maar de Gever niet.

Die tiende, waarvan het het meest onwaarschijnlijk was, die vreemdeling keert terug. Hij zág dat hij genezen was. Hij zag in wat dat betekende en keerde terug. Terug naar waar de genezing begonnen was. Hij valt voor Jezus’ voeten neer om te danken. Jezus zegt: Sta op, uw geloof heeft u gered. Niet de genezing heeft de verandering in hem tot stand gebracht maar de dankbaarheid. Die negen kregen heelheid, die tiende kreeg heil. Die zag in wie zijn Heiland was, om dat oude woord maar eens te gebruiken. Vanaf dat moment was zijn leven anders.

 

dankbaar leven

Dankbaarheid maakte van die ene een ander mens. Een compleet mens. Want zonder dankbaarheid is ons geloof niet compleet.

Misschien begint het zelfs wel bij de dankbaarheid. Bij het besef dat ons leven vóór alles een geschenk is. En dat alles wat we winnen, verwerven, ons eigen maken, terug te voeren is naar die ene bron van goedheid en genade. Zo beleeft David dat. Hij heeft ontzettend veel kunnen bijdragen aan de bouw van de tempel. Als hij opsomt hóeveel klinkt het bijna als opschepperij: mijn hele persoonlijke vermogen aan goud en zilver stel ik ter beschikking. Drieduizend talent goud, zevenduizend talent puur zilver.

Dat komt nog bovenop alle ijzer en koper, alle edelstenen, die hij ook heeft gegeven. Het ís geen opschepperij want David belijdt dat alles wat hij heeft kunnen geven, allereerst door hem ontvangen is uit Gods hand.

Wie leeft en gelooft vanuit de dankbaarheid heeft dáár oog voor. Die is niet alleen blij en tevreden met wat hij of zij bezit, maar die weet ook dat niets vanzelfsprekend is. Wat je hebt kun je tenslotte ook weer kwijtraken. Je kunt je erop laten voorstaan, maar uiteindelijk zitten we allemaal in datzelfde kwetsbare vel.

Leven in dankbaarheid maakt een ander mens van je. Want je ziet ineens waarvoor je allemaal kunt danken. En als ik nu de vraag aan u zou stellen, dan ziet u waarvoor u allemaal dankbaar bent. Grote en kleine dingen. Alleen door je ervan bewust te zijn, word je zuiniger op wat je hebt ontvangen.

Leven in dankbaarheid verandert de relatie met God. In een dankbaar hart is ruimte voor de verwondering. Hoe prachtig de aarde is; hoe wonderlijk mooi een lichaam in elkaar zit. Dat wij leven van zijn genade. Het besef dat wij uiteindelijk klein zijn maakt God groot. We hebben ontzag voor Hem en geven Hem de eer die Hem toekomt.  ‘Dankbaarheid zoekt achter de gave de Gever.’ (citaat: Dietrich Bonhoeffer, Predigten-Auslegungen-Meditationen, 1935-1945)

Een dankbaar hart verandert hoe jij omgaat met tegenslag en moeilijkheden. Omdat je zoekt en vindt: kleine zegeningen.

Leven in dankbaarheid verandert ook de relatie met elkaar. Door te waarderen wat je zélf hebt -of dat nu geld is, of mogelijkheden, gezondheid, talent, liefde of wat niet al- kan ook waardering opbrengen voor wat de ander heeft.

Wie vreugde ervaart bij wat zij bezit als ware schat, schept er ook vreugde in om te delen met anderen. Dankbaarheid gaat onder je huid zitten. Het maakt ons heel; in onze verbondenheid met God, de aarde en elkaar.

This entry was posted in Preken