Jan 06, 2021

Drie dingen

overweging op zondag 3 januari 2021          PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: Micha 6: 1-8 en Matteus 2: 1-12

 

Micha

Hoor toch wat de HEER zegt!

Sta op, laat de bergen uw rechtsgeding horen,

laat de heuvels getuige zijn.

2 Luister, bergen, naar het pleidooi van de HEER,

hoor toe, onwrikbare fundamenten van de aarde.

De HEER heeft een geschil met zijn volk,

hij klaagt Israël aan:

 

God

3 ‘Mijn volk, wat heb ik je misdaan?

Waarmee heb ik je gekweld? Antwoord mij!

4 Ik heb je weggeleid,

bevrijd uit de slavernij in Egypte.

Ik zond Mozes, Aäron en Mirjam

om jullie voor te gaan.

5 Ben je dan vergeten, mijn volk,

wat Balak besloot, de koning van Moab,

wat Bileam, de zoon van Beor, hem antwoordde?

Ben je vergeten wat er gebeurde tussen Sittim en Gilgal?

Ken je de gerechtigheid van de HEER niet meer?’

Israël

6 ‘Wat kan ik de HEER aanbieden,

waarmee hulde brengen aan de verheven God?

Moet ik hem tegemoet treden met brandoffers,

zou hij eenjarige stieren aanvaarden?

7 Kan ik hem gunstig stemmen met duizenden rammen,

met olie, stromend in tienduizend beken?

Moet ik mijn oudste kind geven voor wat ik heb misdaan,

de vrucht van mijn schoot voor mijn zondig leven?’

 

God

8 Er is jou, mens, gezegd wat goed is,

je weet wat de HEER van je wil:

niets anders dan recht te doen, trouw te betrachten

en nederig de weg te gaan van je God.

 

hier ben ik veilig

Weet u nog, maart vorig jaar. We waanden ons veilig; het virus was ver ons bed.

Ons zou niets gebeuren. Inmiddels weten we beter. Al betrappen we anderen, maar vast en zeker ook ons zelf, af en toe op de gedachte: mij kan niets gebeuren. Ik heb er alles aan gedaan. De mensen om mij heen ook. Die ene extra maakt toch niets uit. Ik droeg toch mijn mondkapje…

Met zulke argumenten heeft Micha ook te maken. Hij is profeet in Jeruzalem. Maar niemand wil naar zijn profetieën luisteren. Zij ontkennen dat er gevaar dreigt, dat er crisis is. Het Noordelijke deel van het land is al onder de voet gelopen door de Assyriërs. Maar zover zal het toch niet komen in het Zuidelijke Rijk? Nee, wij hebben Jeruzalem. Wij hebben de tempel. Wij hebben God in ons midden. (Micha 3: 11) God zal nooit toestaan dat ons hier iets overkomt. Hij zal ons bewaren. Zeker weten!

Het zijn niet de minsten waar Micha mee te maken heeft. Het zijn de profeten aan het hof, de priesters, de mensen die het voor het zeggen hebben. En als zij zeggen: wij en God denken dat het zo’n vaart niet zal lopen, wat moet je dan als profeet uit de provincie? Maar Micha is een vasthoudend en dapper mens. Hij laat zich niet opzij zetten of belachelijk maken. (Micha 2: 6 Houd toch op met dat geprofeteer.)  

 

Jullie zijn niet veilig, zegt Micha. Dat huis van God in jullie stad biedt geen enkele garantie voor de toekomst. Gods nabijheid beschermt je niet tegen ruwe stormen die gaan woeden en het vrijwaart je niet van ellende. Bovendien hebben jullie deze ellende zelf over je afgeroepen. Wat hebben ze dan toch gedaan, daar in Jeruzalem?  Alles wat God verboden heeft. Er wordt misbruik gemaakt van hoge posities om mensen hun huizen af te nemen. Boeren worden onteigend. Vrouwen, kinderen worden rechteloos. Rechters zijn om te kopen en tegen betaling vertelt de profeet wat je wil horen.

Het bestaat niet dat God daar woont. God woont niet bij de mensen die menen hem in hun zak te hebben. Ze hebben hem zelf weggejaagd. Daarom, vertelt Matteus later, daarom wordt de beloofde koning ook niet in Jeruzalem geboren. Voor Immanuel, ‘God met ons’, is immers geen plaats als er geen liefde en gerechtigheid zijn. Maar ze moeten er wel van weten, daar in Jeruzalem. Daarom gaan de wijzen uit het oosten ‘per ongeluk’ even langs.

 

wat heb ik je misdaan?

Meestal is het andersom. Dan klagen de mensen God aan. Waarom toch? Waarom doe je niets? Maar volgens Micha is God degene die recht van klagen heeft. Hij herinnert zijn volk er nog eens aan wat Hij allemaal voor hen heeft gedaan.

Weten jullie dan niet meer? Mozes, Aaron en Mirjam. Zij gingen jullie voor, Egypte uit naar de vrijheid. Dat was de uittocht. (Exodus 12 ev)

Weten jullie dan niet meer? Balak en Bileam. Zij wilden jullie tegenhouden en vervloeken onderweg. Maar Bileam kon niets anders dan jullie zegenen. Dat was de doortocht! (Numeri 22)

 

Weten jullie dan niet meer? Sittim en Gilgal. (Jozua 2, Jozua 4) Op de ene oever van de Jordaan, en op de andere oever van de Jordaan. Dat was de intocht. Wat heb ik jullie misdaan? Het enige dat jullie mij kunnen verwijten is dat ik jullie nooit in de steek heb gelaten. Hoe hebben ze kunnen vergeten wat de grond van hun bestaan is.

Deze klacht van God lezen we volgens de traditie in de liturgie van Goede Vrijdag. Wat hebben wij gedaan met het goede dat wij ontvangen? Als we lezen hoe Jezus’ leven stuk liep op alle onvermogen, buigen we ons hoofd vanuit het besef dat ook wij aan onze bevrijding voorbij leven. We laten ons de spiegel voorhouden, omdat ook wij in staat zijn God kwijt te raken.

wat goed is

Je bent niet veilig voor puinhopen die jezelf veroorzaakt. Je bent niet onschuldig als anderen door jouw toedoen tekort komen of in tijden van crisis. God woont niet in je midden als er geen gerechtigheid is. Dat is geen populaire boodschap. Israël sputtert ook tegen. Maar wel lichtelijk overdreven.

Wat moet ik doen dan? Kostbare kalveren offeren? Of net als koning Salomo duizenden rammen om God gunstig te stemmen? Of moet er olie stromen als tienduizend beken? Mijn oudste kind, moet ik dat soms offeren?

Wat denk je zelf?! Op geen enkele manier zijn dit zinvolle antwoorden op de klacht van God. Dit soort cynisme brengt dat beloofde land op geen enkele manier dichterbij. Vraag je af wat je wél kunt doen. Je zou dan uit moeten komen bij de basis, bij Tien Woorden. Maar het kan korter. Wat God van je wil zijn drie dingen.

 

Recht te doen. Niet ergens recht op hebben maar zorgen dat de ander bestaansrecht heeft. Hoe kun je jezelf veilig en geborgen achten bij God als een ander dat niet is. Hoe kun je schuilen op zondag en op alle andere dagen de deur van je hart dicht houden.  

Nee, het past je om trouw te betrachten. De trouw die past bij ouders en hun kinderen, bij geliefden, bij vrienden voor het leven. Die trouw kan wat hebben. Het heeft te maken met verdraagzaamheid. Met mildheid. Het is trouw die vasthoudt en niet laat vallen. Die solidariteit met je medemens is niet iets eenmaligs maar een levenshouding.

Recht te doen, trouw te betrachten en nederig de weg te gaan van je God. ‘Ootmoedig te wandelen met God’, leest de oude vertaling. Denk aan Henoch, die wandelde met God en het werd hem als gerechtigheid aangerekend. Denk aan de nederigheid van Maria. Zij, ‘de minste dienares’ toonde haar bereidwilligheid toen de engel haar leven binnenviel met de boodschap dat zij de moeder zou worden van Gods Zoon. (Luc 1: 38 en 48) Zij liet zich van harte voor Gods karretje spannen en wilde betrokken zijn in zijn toekomstplannen. Maar denk ook aan Jezus die als een koning Jeruzalem binnenreed, maar dan wel een nederige koning op een ezel. Het was hem te doen om vrede en gerechtigheid en in alle gehoorzaamheid ging Hij de weg van God.

Van de Tien Woorden gaat Micha naar drie. Maar het kan nog korter. Jezus zegt kort en bondig: ‘Barmhartigheid wil ik, geen offers.’ (Mat 9:13, zie ook Hos 6:6) En op die weg is Hij ons voorgegaan.

 

Wie is een God als u?

Eigenlijk zegt Micha: eigen schuld dikke bult. Het is niet zo dat Gods redding onvoorwaardelijk is. Het is niet zo dat de toekomst van God los staat van het gedrag van mensen, zoals door de profeten van Jeruzalem werd gedacht. Het doet er wel degelijk toe wat jij doet, hoe jij leeft. Micha is de onheilsprofeet die roept dat we op ondergang afstevenen als we zo doorgaan.

Maar Micha leert ons ook hóe we met dat onheil moeten omgaan; hoe we met Gods klacht over ons moeten omgaan. Hij leert ons Gods boosheid te aanvaarden en te dragen. En dat lukt ons omdat we enerzijds inzien dat we als mens niet altijd even betrouwbaar zijn en anderzijds omdat we weten dat Gods boosheid niet betekent dat Hij ons laat vallen. Er is altijd mededogen in die boosheid. Micha verwoordt dat vertrouwen prachtig: ‘Wie is een God als u, die schuld vergeeft en aan zonde voorbijgaat?’ (Mi 7:18v)  God blijft nooit boos. Dat is eigen aan Hem. We kunnen een potje bij hem breken, brokken maken.

Dat ontslaat ons op geen enkele manier van de verplichting om het in ieder geval te proberen, recht te doen, trouw te betrachten en te wandelen met God. Gods vergeving vergroot juist onze verantwoordelijkheid. Bij God ben je nooit ‘af’ maar je blijft in het spel. Je hoeft niet aan de kant te gaan zitten, verloren, verlamd door schuld of schuldgevoel, veroordeeld. Nee, je wordt verlost en doet weer mee. Want de fouten uit het verleden mogen de toekomst niet frustreren. Daarom moet je soms door de hemel laten corrigeren en een andere weg kiezen. Net als de drie wijzen. God heeft ons nodig. Ik vind het mooi om met dat vertrouwen het nieuwe jaar in te gaan. Een schone lei.

Wie is een God als u? Die zich houdt aan zijn belofte; die in een kind redding brengt voor de wereld en de duisternis van zijn dood openbreekt met zijn licht? 

This entry was posted in Preken