Sep 25, 2023

geroepen

overweging op zondag 24 september 2023            PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: Handelingen 9: 1-19

 

vallen

Als ik aan de bekering van Saulus denk, dan zie ik een paard voor me. Waarschijnlijk is dat ingegeven door de schilderijen die ervan gemaakt zijn. Of ik heb het er zelf bij verzonnen. Want het staat niet in ons verhaal. Saulus viel op de grond. Dat staat er.

Dat paard geeft wel een mooi contrast. Saulus, gezeten op zijn high-horse, stevig in het zadel van zijn eigen gelijk, valt.

Saulus is een Farizeeër. Hij heeft zich opgeworpen als beschermer van het Joods geloof. Daarom bedreigt hij de leerlingen van de Heer met de dood; die houden zich niet aan de wetten van Mozes. De Statenvertaling vertaalt heel kleurrijk: Saulus was blazende dreiging en moord. Briesend was hij. Ondertussen denkt hij goed bezig te zijn, een toegewijde dienaar aan de God van Israël. En dan maakt hij een harde val.

 

Ben jij ooit gevallen? Hardhandig stilgezet, teruggefloten om naar een andere bestemming te gaan? Heb je ooit moeten erkennen dat je helemaal fout zat, dat God voor jou een andere weg had? Hoe voelde dat?

Zou het sowieso niet af en toe goed zijn om ons af en toe te bezinnen op onszelf

en ons af te vragen: waar ben ik mee bezig? Dien ik er God mee?

Waar zou Hij mij nodig hebben? Dan zouden we misschien minder hard vallen.

De val die Saulus maakt is niet bedoeld om hem te kijk te zetten, of om hem pijn te doen, maar om de juiste vragen te kunnen stellen. Saul, Saul, waarom vervolg je mij?

Waar ben je mee bezig?

 

Saul! niet Saulus. Niet de vergriekste vorm maar de naam uit het Oude Testament, van koning Saul. De koning die zo verteerd was door woede en jaloezie dat hij achter David aanjoeg om hem te doden. ‘Waarom jaagt mijn heer toch zijn dienaar achterna? Wat heb ik misdaan?’ roept David naar Saul vanuit zijn schuilplaats. Saul, waarom vervolg je mij? (Dit staat in 1 Samuel 26:18)

Saulus heeft als kenner van de schrift het verhaal zeker gekend. Heeft misschien wel gedacht dat hij helemaal niet op zijn naamgenoot leek. Tot zijn ogen worden geopend en hij tot de ontdekking komt dat hij, Saul, de zoon van David, de gezalfde van God, heeft vervolgd. Hij zat verkeerd; hij is van zijn gelijk gevallen. Maar het is een genadige val.

 

opstaan

Hij is gevallen om op te staan. Dat zegt de stem uit de hemel tegen hem:

Sta op en ga de stad in. Daar zal je gezegd worden wat je moet doen.

Vooralsnog kan Saulus niet zoveel. Hij krabbelt overeind maar hij zit ziet niets.

Hij blijft in het donker en eet en drinkt niets. Een levende dode.

Drie beladen dagen lang, bijbels aftellen tot het moment dat God bevrijdend op zal treden. Op de derde dag hoort hij  opnieuw zijn naam hoort uit de mond van Ananias. Saul, broeder!

Dan vallen de schellen van zijn ogen en ziet Saulus waar hij al die tijd blind voor was geweest. Hij staat op en laat zich dopen. Het is een paasmoment dat aan Saulus gebeurt, daar in de Rechte Straat. Hij zal er later veel over schrijven. Over ondergaan in de doop, alsof je sterft met Christus om daarna met hem op te staan. Hij zal schrijven over je oude leven achter je laten om op het rechte pad te komen, om mens van de weg te zijn. (lees bijvoorbeeld Romeinen 6: 3-11 over de doop)

 

Het is door Saulus dat er steeds meer mensen ‘aanhangers van de Weg’ zullen worden. Niet alleen mensen met een joodse achtergrond maar ook heidenen worden geraakt door het evangelie dat Saulus verkondigt. Van een vervolger wordt hij een apostel, een instrument door God gekozen.

Het is een indrukwekkende bekering. En een radicale omzwaai in Saulus’ leven.

Er wordt in Handelingen maar liefst drie keer over verteld. (in Handelingen 22 en 26)  

Ik ken niet veel mensen die op deze manier zijn bekeerd, van het ene op het andere moment omgekeerd. Dat is meer iets voor de televisie of social media. Ik ken vooral gewone mensen. Mensen als Ananias. Gewone gelovigen die doen wat ze moeten doen. Ze voelen zich wel geroepen maar hun antwoord is aarzelend, vol bezwaren of uitvluchten. Die mensen ken ik wél, mensen die zich liever niet te snel ergens in laten betrekken want voor je het weet zit je eraan vast. En eerlijk is eerlijk, soms ben ik ook zo iemand.

 

Ananias wordt in een droom door God geroepen om naar Saulus te gaan. Maar Ananias staat niet te springen. Weet God wel dat deze man gemeenteleden in Jeruzalem zoveel kwaad heeft aangedaan? Deze man heeft toestemming om mensen in de boeien te slaan en mee te sleuren naar Jeruzalem. Weet God het wel zeker?

Ja, God weet het zeker. God heeft Saulus nodig. En Saulus heeft het nodig om God te leren kennen zoals Hij is: barmhartig en vol goedheid. Het is vast niet toevallig dat dát de betekenis is van Ananias’ naam: God is barmhartig. Dat maakt Ananias de perfecte zendeling om naar Saulus te gaan en hem te helpen inzien wat God van hem vraagt.

 

Saul, broeder

Zo indrukwekkend als de roeping van Saulus was, zo aarzelend en verborgen is die van Ananias. Toch wordt ook hij geroepen door God om op te staan en te gaan. Om een instrument in Gods hand te zijn. Zijn eigen handen legt Ananias op het hoofd van Saulus, de man die hij vreest, oordeelt, misschien zelfs wel haat. Als een zegen. Een gebaar van vergeving en verzoening van ene voor de andere broeder.

Soms moeten wij over onze eigen schaduw heen stappen om daar te gaan waar God ons nodig heeft. Het gebed van Franciscus zouden we wel dagelijks kunnen bidden: ‘Maak mij een instrument van vrede. Laat mij liefde brengen waar haat heerst,

laat mij vergeven wie mij beledigde, laat mij verzoenen wie in onmin leven, laat mij geloof brengen aan wie twijfelt, laat mij waarheid brengen aan wie dwaalt, laat mij hoop brengen aan wie wanhoopt, laat mij licht brengen aan wie in duisternis is, laat mij vreugde brengen aan wie bedroefd zijn.’

 

Ananias is zo’n instrument van Gods vrede, in zijn eigen stad, op een klein stukje lopen van zijn huis. Hij maakt een klein gebaar dat spreekt van barmhartigheid en daardoor vallen bij Saulus de schellen van de ogen.

 

De Bijbel maakt geen onderscheid tussen dat grote en kleine, tussen dat radicale en alledaagse. ‘De kalme gang, de kleine taak, zijn ruim genoeg  voor Godes zaak’ zo zingt lied 215 uit het Liedboek.

 

We mogen ons allemaal geroepen weten om Christus te volgen. Voor sommigen zal dat een radicale breuk zijn, een ingrijpende keuze die hen brengt op ongedachte wegen vol hoogtepunten maar ook van lijden. We weten dat Saulus door zijn roeping veel geleden heeft. Het is goed om te benoemen dat ook vandaag velen in de gevangenis zitten, lijden, omwille van hun geloofsovertuiging of roeping. Dat er mensen zijn die zichzelf verloochenen, opzij zetten, om de belangen van anderen te dienen. Hun verhalen zijn groots en indrukwekkend.

Voor anderen ligt die roeping besloten in de bestendigheid, in de dagelijkse betrouwbaarheid, in de verantwoordelijkheid voor mensen dichtbij. Misschien moeten we onszelf wat vaker afvragen hoe wij elkaar kunnen aanmoedigen om op de weg van God te blijven, of we zelf nog wel op de goede weg zitten. We zouden onszelf kunnen  afvragen wat we nodig hebben om een ander zegenend en vergevingsgezind tegemoet te treden, óók als diegene ons onheus heeft behandeld of een slechte reputatie heeft.

 

Hoe God mensen roept maakt uiteindelijk niet zo veel uit. Zijn Geest komt als een bliksemflits uit de hemel of als een zachte aandrang, maar in de kern gaat het er om of wij bereid zijn op te staan. Om een instrument in Gods hand te zijn.

This entry was posted in Preken