overweging op zondag 21 februari 2021          De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

1e zondag van de Veertigdagentijd                 

 

uit de Bijbel: Johannes 12: 1-8 en Efeziërs 5: 1-2

 

1 Volg dus het voorbeeld van God, als kinderen die hij liefheeft, 2 en ga de weg van de liefde, zoals Christus, die ons heeft liefgehad en zich voor ons gegeven heeft als offer, als een geurige gave voor God.

 

Tienertalk

Als iets stinkt is het niet in de haak.

Als je ergens instinkt, ben je in een flauwe grap getrapt, of je hebt op een link geklikt in een mailtje waardoor je wordt opgelicht.

Een zaak die stinkt betekent dat je er niet op kunt vertrouwen dat het eerlijk verlopen is. En als iemand zit op te scheppen kun je zeggen: het stinkt hier. 

Denk ook aan ‘stank voor dank’.

Maar vandaag gaat het niet over stank. Het gaat over een lekker geurtje.

Van Jezus wordt gezegd: hij heeft zich gegeven als een geurige gave.

Er hing geen luchtje van wantrouwen of slechtheid om hem heen.

Dat voorbeeld moeten jullie volgen, zegt Paulus.

Jullie moeten ook zo’n geurig geschenk zijn voor God.

Hoe doe je dat?

Ik heb mijn geurkaars meegenomen.

Hij staat in de huiskamer.

Hij heeft best een leuke kleur maar als hij niet brandt heb ik er niet altijd erg in.

Dan zie ik hem over het hoofd.

Als hij wel brandt wordt hij niet heel veel zichtbaarder.

Hij wordt niet heel indrukwekkend.

Maar hij doet wat hij moet doen:

hij verspreidt een lekker luchtje door de hele kamer.

Hij beïnvloedt de sfeer in mijn huis.

 

Als je net als Jezus een geurige gave voor God wilt zijn

hoef je niet heel overdreven te doen. Je hoeft niet je stinkende best te doen.

Als je doet wat jij kan en bent wie jij bent

dan is dat voor God een groot geschenk.

Dit is toevallig een grote geurkaars

maar ze zijn er in soorten en maten.

Zo zullen ook wij verschillen in wát we kunnen doen

om te leven in de voetsporen van Jezus.

 

Maria

De ene Maria is de andere niet. De vele Maria’s in het Nieuwe Testament worden uit elkaar gehouden door de toevoeging ‘de moeder van’ (Jezus, Jacobus en Jozef), ‘de vrouw van… (Klopas) of ‘de zuster van..’ (Marta) Of met een plaatsaanduiding: ‘uit Magdala’. Toch blijft het soms lastig om te bepalen met welke Maria je te maken hebt.

Ik wil eerst een misverstand uit de weg ruimen. In de traditie zijn verschillende verhalen en Maria’s bij elkaar geveegd. Zo ontstond het beeld van Maria Magdalena, de zondares die door Jezus werd vergeven en die met haar loshangende haar zijn voeten heeft gedroogd. (zie ook Luc 7:36v, Luc 8: 2) De vroege kerk heeft vooral de nadruk gelegd op haar losbandige gedrag en haar boetedoening. Dat heeft lang bepaald hoe er vanuit de kerk naar vrouwen werd gekeken en hoe zij zich dienden te gedragen.

In kloosters met haar naam bijvoorbeeld werden jonge vrouwen opgevangen die ongetrouwd zwanger waren geworden. De bedoeling was om hun lot te verbeteren maar in de praktijk heeft het verdriet en onrecht veroorzaakt. Er zijn vrouwen door beschadigd, gescheiden van hun kinderen.  

Door die grote nadruk op haar seksualiteit en boetvaardigheid raakte een andere aspect helemaal ondergesneeuwd: Maria was de eerste getuige van de opstanding van de Heer en daarmee de eerste apostel. De traditie had haar haar stem en getuigenis ontnomen. Gelukkig is dat rechtgezet door de kerkelijke vernieuwingen in de jaren ’60 (Tweede Vaticaans Concilie 1962-1965) en werd bij pauselijk besluit vastgelegd dat Maria Magdalena vereerd dient te worden als apostel.

 

Nu dit is gezegd kunnen we kijken naar Maria die, terwijl Jezus aanligt aan de maaltijd, een kruikje kostbare nardusolie neemt  - het échte zuivere spul dat met zijn geur het hele huis doortrekt -  en daarmee zijn voeten zalft. Dan droogt ze die nota bene af met haar haar. Je kunt je afvragen wat er meer indruk maakt: haar onbetaalbare geschenk – je moet toch wel aan een jaarsalaris denken-  of haar diepe diepe buiging.

Het lijkt zo’n nederige houding en toch beschouw ik het als een daad van grote liefde, zelfbewuste liefde. In die geknielde, kleine, houding is zij groter dan wie dan ook aan die tafel. Want zij doorziet en omarmt waar de Farizeeën en Schriftgeleerden alleen maar bang voor zijn (lees Joh 11:47v) : deze mens komt van God. Hij is een gezalfde. Een koning. De geur van haar nardusolie is als een reukoffer, bedoeld om God te bidden en te aanbidden. Het is een teken van haar toewijding, een besef van Gods heiligheid in Jezus.

Wij zien onszelf misschien geen jaarsalaris uitgeven of languit op de vloer liggen, en bij het woord ‘aanbidding’ voelt niet iedereen zich thuis, maar hoe brengen wij tot uitdrukking dat wij mensen klein zijn en God zo groot? Hoe máken wij hem groot? Hoe is het voor ons om ons kleín te maken en daardoor juist te worden opgericht en getuige te worden van de Opgestane?

Terwijl ik bezig was met de preek schoot steeds een oud lied door mijn hoofd: ‘Heer, ik geef me aan U volkomen. ’k Leg mijn al hier voor U neêr, opdat Gij in mij zoudt wonen met uw Geest, o Heer!’ Mijn alles, mijn leven en mijn dood, mijn hoop en verlangens, mijn tekortkomingen en waar ik trots op mag zijn, mijn tijd en mijn liefde.. ik geef het als geschenk aan God en ik ontvang er voor terug dat Hij met zijn Geest bij mij woont. Dat Hij bij mij is, wat er ook gebeurt. Wie zichzelf investeert, wie royaal is in het geven van zichzelf, krijgt er zoveel voor terug. Zou dat aanbidding kunnen zijn?

Ik moest ook denken aan de keren dat ik knielde voor God. Toen ik trouwde met Bas, in elke nieuwe gemeente weer… door mij klein te maken werd niet alleen Hij groter omdat ik hem de eer gaf die hem toekwam, maar ik ook.

Aanbidding is zingen. En wat zal het heerlijk zijn als we straks weer mogen zingen. Want God heeft zijn troon op onze lofzang. De lofzang gaande houden, ononderbroken God danken, Hem aanbídden, dat is toch onze belangrijkste taak als zijn gemeente? (Ik denk aan ‘Zodat de dank, U toegezonden, op aard nooit onderbroken wordt, maar steeds opnieuw door mensenmonden, gezongen en gesproken wordt. NL 248) Aanbidding is voor jou misschien stil zijn, mediteren, eenvoudiger leven door op de een of andere manier te vasten.

 

Judas

Natuurlijk is er altijd een zure tegenstem. Of iemand die het beter meent te weten. Is dit niet een beetje overdreven allemaal? Wat is het nut hiervan? Wat wordt de wereld beter van alleen maar zingen, of van mediteren. Wie heeft er wat aan als ik vast? Zo’n stem die bij de voorbereidingen van een feestje roept dat het zonde is van het geld en dat we beter iets voor de Voedselbank kunnen organiseren. In dit geval klinkt de stem van Judas: Had dat geld niet beter aan de armen gegeven kunnen worden?

Het past goed bij onze nuchtere inslag om ons te beperken tot een praktische manier van geloven. Het voelt minder ongemakkelijk en het nut is meteen zichtbaar.

Judas komt op voor de armen, voor een nuttige manier van God dienen.

Als jij af en toe Judas bent, de tegenstem, onderzoek dan ook hoe je positief vorm kunt geven aan jouw tegengeluid. Dat ontbreekt bij Judas in dit verhaal. Hij roept maar wat. Alsof het om het één of het ander moet gaan. Of er maar één manier is om God de eer te geven die hem toekomt.

 

Jezus dient hem stevig van repliek: ‘De armen zijn altijd bij jullie.’ Daarmee bedoelt Jezus niet dat de armen wel even kunnen wachten. Hij haalt het boek Deuteronomium aan. Dat gaat in zijn geheel over het beloofde land en hoe het daar zal zijn als God wordt gediend met hart en ziel. Het land zal overstromen van melk en honing; God zal het zegenen met regen op zijn tijd en een rijke oogst. Dan is er dus ook geen armoede. En mocht die er wél zijn, schrijft de Tora voor, wees dan ruimhartig en leen mensen wat ze nodig hebben. En wees zelfs nog ruimhartiger: scheld elk zevende jaar hun schulden kwijt. (lees Deuteronomium 15: 1-11)

‘Armen zullen er altijd zijn bij u’ is een cynische constatering. Het wijst op de onverbeterlijkheid van mensen om vooral voor zichzelf te zorgen. Jezus zegt hier:

Het lukt jullie niet om vanuit de belofte te leven; alsof Gods nieuwe wereld al is aangebroken; jullie willen niet zien wat een rijkdom de Zoon van de Vader te bieden heeft. Dat is pas armoe. Vanuit dat perspectief begrijpen we nu ook waarom Jezus zichzelf straks even klein maakt als Maria om zijn leerlingen de voeten te wassen. ‘Ik geef jullie een voorbeeld’ zegt Hij. Er is niets kleins aan liefde en toewijding.   

overweging op zondag 31 januari 2021  PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: Johannes 3: 14-21

 

ziek

Wat een week hebben we achter de rug! We hoeven doorgaans na negen uur ’s avond niet meer naar buiten, maar het feit dat het niet kan maakt veel mensen Spaans benauwd. Als er aan onze vrijheid wordt gerommeld voelen we ons beknot, onvrij. Dat is natuurlijk op geen enkele manier een excuus voor de onrust, de vernielingen en plunderingen die in sommige steden hebben plaats gevonden. Dan wordt vrijheid op een ernstige manier misbruikt.

Niet alleen corona maakt ons ziek, maar we zien ook hoe onze samenleving door andere krachten wordt verziekt. Niet alleen op straat maar ook achter de voordeur komen problemen bovendrijven die we lang hebben kunnen negeren. We zien de verschillen opdoemen tussen arm en rijk, kansrijk en kansarm, oud en jong. We ontdekken ons eigen egoïsme. Corona haalt soms ook bij ons het slechtste naar boven. Onze vrijheid heeft te lang zwaarder gewogen dan onze verantwoordelijkheid voor elkaar en voor deze wereld. Onze vrijheid is ontaard in de geboorte van de dikke ik. En nu zijn we in allerlei opzichten ziek. Hoe worden we weer beter? Betere mensen. Beter voor elkaar.

 

Vandaag lezen we verder over het gesprek tussen Jezus en Nicodemus. Al is Nicodemus eigenlijk al buiten beeld geraakt. Om duidelijk te maken waar het om gaat roept Jezus de herinnering op aan het volk in de woestijn. Ze waren lang onderweg en ze waren er nóg niet. Ze kunnen geen manna meer zien en dan wil Mozes ze ook nog een omweg laten maken. Ze hadden beter in Egypte kunnen blijven! Ze mopperen en klagen en Mozes krijgt van alles de schuld. Lekker ongenuanceerd, giftige woorden en zure verwijten. Toen stuurde God giftige slangen op de Israëlieten af, die hen beten, zodat velen van hen stierven. (Numeri 21:4-9) Je zou kunnen zeggen: die slangenkuil hadden ze zelf al gemaakt.

Zo zien de Israëlieten het zelf ook. Als de plaag hen treft beseffen ze dat ze zelf de boel hebben verziekt. Dat dit wel een straf op hun zonde moet zijn, een straf van God. Ze bedoelen daarmee niet een goddelijke vergelding – zo van ‘jij slaat mij, dan sla ik jou’ maar een noodlottig gevolg van het verkeerde handelen van het volk. Het mechanisme van ‘boontje komt om zijn loontje’.

Maar er is genezing mogelijk! Mozes moet een koperen slang maken die om een stok kronkelt. Iedereen die omhoog kijkt naar de slang zal in leven blijven. Wie omhoog kijkt en de slang ziet heeft zicht op wat er verkeerd is gegaan; die heeft inzicht in het kwaad, in de tekortkomingen en fouten.

En zo, betoogt Johannes, moet de Mensenzoon omhoog geheven worden. Zijn kruis geeft ons inzicht in de zonde en uitzicht op de vergeving. Wie het kruis ziet weet wat mensen elkaar aandoen, die weet van duisternis en gedrag dat Gods licht niet verdragen kan. Wie het kruis van Jezus ziet weet van oordeel en dat mensen bezwijken onder elkaar.

 

Jezus is niet gekomen om een oordeel over de wereld te vellen. Dat hoeft ook niet. Dat lukt de wereld prima zelf. De mens roept zijn eigen onheil over zichzelf af, zijn eigen veroordeling. Dat is een bijna onontkoombaar lot. De kwade krachten buiten ons en in ons lijken ons vaak mee te zuigen. We weten lang niet altijd hoe we er in verwikkeld zitten en hoe we zelf schuldig zijn. Daarom bidden we ook: leidt ons niet in verzoeking maar verlos ons van de boze. ‘Red ons uit de greep van het kwaad.’ (Mat 6:13) Johannes noemt dat consequent: duisternis. En in die duisternis is Jezus gekomen als licht.

Toen zijn levenslicht ruw werd gedoofd bleef de Vader niet alleen zijn Zoon trouw, niet alleen die ene mens, maar ieder mens. Want uit de dood ontstond nieuw leven. 

 

3:16

Johannes 3 vers 16 Want God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft is voor veel mensen de kern van het christelijk geloof. Dat is het ook.

De kern van het evangelie is Gods liefde. Niet zijn oordeel maar zijn redding. Voor mensen die al snel klaar staan met hun oordeel is dat moeilijk te begrijpen. Wij meten met andere maten dan God. In Jezus steekt God zijn hand uit en wie deze reddingsboei grijpt is gered. God is daar ruimhartig in. Het is voor de wéreld. Niet voor enkele uitverkorenen. Het is voor wie in Jezus gelooft; voor wie omhoog ziet naar het licht, weg van wat er om je heen krioelt, weg van wat je naar beneden zuigt of omlaag haalt als mens. Deze belijdenis vraagt dus om een beslissing. Hoe wil jij in het leven staan? Ben jij een mens die het licht opzoekt? Mag God in jou werkzaam zijn? Wil jij een tegenkracht zijn, een zachte kracht, geestkracht, kracht van liefde?

Als dat zo is, ben jij niet verloren. Dan hebben mensen wat aan jou. Dan heeft de samenleving wat aan jou. Dan kun jij niet gemist worden in Gods nieuwe wereld, zijn koninkrijk.

Dan heb je eeuwig leven. Dat betekent niet dat je onsterfelijk bent. Wij vermoeden en geloven dat ons na dit leven geborgenheid wacht bij God. Maar hier bedoelt Johannes dat niet. Wie gelooft in Jezus, wie wil leven in het licht, die brengt een bepaalde kwaliteit aan in het leven. Zijn leven, haar leven heeft eeuwigheidskwaliteit.

Wezenlijk voor eeuwigheidsleven is dat mensen nu al deel krijgen aan het leven zoals God dat heeft bedoeld. Het gaat om een bestendig en duurzaam leven dat God schenkt aan mensen die zich met hem verbonden weten. Die als nieuw willen leven. Denk aan dat mooie lied: ‘Eeuwigheidsleven zal hij ons geven als wij herboren hem toebehoren.’ (Nieuw Liedboek 675) Dat lied bidt om die verbondenheid en dat nieuwe leven: ‘Geest van hierboven, leer ons geloven, hopen en liefhebben door uw kracht.’

Jezus zelf zegt over dat eeuwige leven: ‘Het eeuwige leven is, dat zij U kennen, de enige ware God, en hem die U gezonden hebt, Jezus Christus.’ (Johannes 17:3)

Dus: eeuwig leven is God kennen en Jezus kennen. Wat God kennen inhoudt vertelt Johannes ook: dat is je houden aan Gods Woord. En wie zich houdt aan Gods woord heeft lief. (lees: Johannes 13: 34v; 14:23v) Die is bereid om de minste te zijn. Om anderen te dienen. Eeuwig leven zit dus in de verbondenheid met God en mensen, eeuwig leven is liefhebben.

 

Johannes is de evangelist die het ons niet makkelijk maakt. Als je denkt te begrijpen waar het om gaat ontglipt het je ook weer. Hij deelt met ons het geheim van Jezus’ dood en opstanding. Een geheim waarvan wij de diepte niet kunnen peilen. Een geheim dat we niet kunnen doorgronden maar waarvan we wel aanvoelen dat het ons draagt. Onze wereld is ziek én genezen. Laten de mensen dat aan ons kunnen aflezen. Dan zien zij ook de werkzame kracht van God.

'Want is er altijd licht. Als we maar dapper genoeg zijn om het te zien, als we maar dapper genoeg zijn om het te zijn.’ (Amanda Gorman, ‘The hill we climb, voorgedragen bij de inauguratie van Joe Biden als president van de VS)

overweging op zondag 17 januari 2020                 

 

PG De Open Hof ~Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: Johannes 2: 1-11

(afbeelding: James B. Janknegt) 

Ze hebben geen wijn meer.

Ons geluk laat zich niet afmeten aan hoeveel we verdienen of in het schooladvies van onze kinderen. Het zit hem niet in het aantal landen dat we tijdens vakanties hebben bezocht of in de grootte van ons huis. Ons geluk zit zelfs niet altijd in gezondheid of voorspoed. Soms is het zelfs andersom: juist díe mensen die tegenslag ervaren hebben prijzen zichzelf gelukkig. Omdat ze sterker waren dan ze hadden gehoopt of vermoed; omdat er mensen waren die steun boden, er wáren.

Achteraf zijn de moeilijkste momenten, het uur dat we waakten, dat we herinneringen ophaalden bij een geliefde, ook de mooiste geweest.

Wat ons op de been houdt is niet tastbaar, niet te koop. Wat ons gelukkig maakt is vriendschap, ons geloof. De slingers die van ons leven een feest maken zijn hoop voor de toekomst en vertrouwen in mensen. De wijn die we drinken, wat ons hart warm maakt en soms dronken van geluk, dat is de liefde.

 

Johannes begint met het eerste wonderteken. Het begin van zeven wondertekenen. Het basisprincipe waarop zijn evangelie rust. Want het gaat Johannes er niet om hóe Jezus begonnen is, maar wáár het hem om begonnen is. En om dat zo mooi en goed mogelijk te doen gebruikt Johannes de beeldtaal van het Oude Testament.

(Dit beginsel der tekenen heeft Jezus gedaan te Kana in Galiléa, en heeft Zijn heerlijkheid geopenbaard; en Zijn discipelen geloofden in Hem. vers 11 Statenvertaling)

 

Het is op de derde dag. Die Bijbelse, alles beslissende dag. Die derde dag die altijd gaat over leven, over kansen. De dag dat Abraham ervan weerhouden werd zijn zoon Isaak te offeren (Gen 22), de dag dat God een verbond sloot met Mozes (Ex 19:16), dat Jona op het droge werd gespuugd (Jona 2) en het graf van Jezus leeg was. Op die dag wordt het feest van de liefde gevierd; het feest van beloften over en weer, van trouw zijn aan elkaar. Een bruiloft, beeld van het verbond tussen God en mensen. Hoopvol toekomstbeeld. In Kana. Dat de herinnering oproept aan het land dat God beloofde. In beeldtaal vertelt Johannes dat Jezus door God gezonden is om het huwelijk tussen God en mensen te redden als de wijn dreigt op te raken. Daarom is Jezus op dit feest, om de glazen te vullen met vertrouwen, geloof. 

 

Opvallend is dat Johannes als enige van de evangelisten niet vertelt over de instelling van het avondmaal. Hij vertelt wel dat Jezus wijn geeft in overvloed, en later ook brood in overvloed. (Joh 6) Zo heeft hij uitgedeeld van zijn liefde, zijn leven, zijn lichaam.

Ik ben de wijnstok, zegt Jezus. (Joh 15) Ik ben het brood dat leven geeft. (Joh 6: 48)

De wijn die wij van die wijnstok drinken wij om hem te gedenken. Evenzo eten wij van het brood om hem te gedenken. Er is meer dan genoeg. Jezus belooft: Wie bij mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in mij gelooft zal nooit meer dorst hebben. Wat je nodig hebt om overeind te blijven in dit leven, word je gegeven.

 

Mijn tijd is nog niet gekomen.

De moeder van Jezus signaleert als eerste dat de wijn bijna op is. Ze geeft geen oordeel over hoe het zover heeft kunnen komen. Hebben de gasten teveel gedronken? Heeft de gastheer te zuinig ingekocht? Uiteindelijk maakt het antwoord op die vragen niet uit voor haar zorg om het feest. Goed om dat te onthouden. Want we zijn nogal eens geneigd om vooral te focussen op hóe het tekort heeft kunnen ontstaan. Om een verantwoordelijke of schuldige aan te wijzen. Terwijl dat niet is wat nodig is. Want daar komen we niet mee verder.

Wat fijn als mensen opmerkzaam zijn en zien dat het niet meer gaat. Daar moeten we het in deze tijd van hebben. Mensen die ons tekort zien, erkennen dat we er even doorheen zitten. Mensen die ons tekort aanvullen met hun aansporing ‘houd moed, heb lief, wees eerlijk, geef nooit op – als het slecht gaat, zal het beter gaan.’ (Ingmar Heytze) Van die mensen die ons tekort onder de aandacht brengen van Jezus, van God, in hun gebed.

In een kort gesprekje in het park zei iemand: Ik heb even gehuild. Ik had het er moeilijk mee en het duurt zo lang. Zou God soms nog steeds boos op ons zijn. Ik antwoordde: Hij heeft ons ook deskundigen gegeven die al binnen een jaar een vaccin hebben gevonden. Misschien moeten we hem bidden om geduld.

 

Want we kunnen ons geluk niet afdwingen bij God. Als Maria Jezus aanspreekt ‘ze hebben geen wijn meer’ reageert hij een beetje bot: ‘Wat wilt u van me? Mijn tijd is nog niet gekomen.’ Hij is dan ook niet in de eerste plaats het kind van zijn moeder maar de zoon van zijn vader. Die zal hem laten weten wanneer zijn tijd is gekomen.

Het liefst zouden we alles repareren wat er stuk gaat in ons leven. En graag ook snel. Het liefst zouden we moeilijkheden en pijn voorkomen; onze kinderen sparen voor verdriet en hen vrijwaren van verdriet; we zouden vooruit willen grijpen op de dag dat alles weer goed is. Maar zo werkt het niet.

 

We krijgen het nooit zo georganiseerd dat de rimpels uit het leven worden gladgestreken. Soms kunnen we zelfs helemaal niets doen om de brokken te lijmen. Omdat de liefde verdwenen is, de dood heeft ingebroken. Dat zijn de momenten dat ons vertrouwen wordt aangesproken. Dat we ons geloof en onze hoop uit onze tenen moeten halen. Dan mogen we weten: onze tijden zijn in Gods hand. Hij neemt ons lot niet weg maar helpt wel om het te dragen. Hij is erbij. Want dat doe je in een huwelijk: in voorspoed en tegenspoed, in rijkdom en armoede, in alle seizoenen van het leven.

 

Doe maar wat hij jullie zegt, wat het ook is.

Nu kan de moeder van Jezus het toch niet laten om zich ermee te bemoeien. Dat is nu eenmaal wat moeders doen. ‘Doe maar wat hij jullie zegt, wat het ook is.’ zegt ze tegen de dienaren. En gehoorzaam vullen die de vaten met water. Twee a drie metrete, dat is zo’n 100 liter per vat. Het lijkt een onzinnige actie. Ze hebben geen idee waar het goed voor is en hoe het mee zal werken aan de goede afloop. Maar Maria is vol vertrouwen, de bedienden bereid tot meewerken. En daarmee redden ze het feest. Er wordt geen al te grote ophef over gemaakt. Het wordt wel een wonderteken genoemd maar er is geen drama omheen. In dat kleine, in vertrouwen en bereidheid, kan een wonder gedijen.

Hoezeer we soms ook een kijkje zouden willen hebben in de toekomst – hoe ziet mijn leven er uit over een jaar, over tien jaar- dat is ons niet gegund. We kunnen er geen voorschot op nemen. We kunnen er wel op een positieve manier aan meewerken. Door vertrouwen te hebben. Door bereidwillig de mogelijkheden die zich voordoen aan te grijpen. Wie weet of die kans daar ligt omdat God hem geeft. En nee, je weet niet of dat wat je doet iets oplevert of op welke manier het zal helpen. Maar we voelen wel aan dat het opbouwender is om hoopvolle dingen te doen, dan lijdzaam toe te kijken hoe de laatste druppel wijn verdampt.

 

In dit eerste wonderteken toont Jezus zijn grootheid, ‘de grootheid van de enige Zoon van de Vader’. (Joh 1: 14-16) In dit teken wordt openbaar waar Jezus’ kracht zijn basis vindt. Hij is sprekend zijn Vader. Gods liefde komt in hem tot leven. Later zal Jezus afscheid nemen van zijn leerlingen met de opdracht om op dezelfde wijze Gods liefde te belichamen. Want waar liefde is en vriendschap, daar is God.

Oudejaarsavond 2020       PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: Psalm 37: 1-9 

 

Erger je niet aan slechte mensen,

wees niet jaloers op wie kwaad doen,

zij verdorren snel als gras,

zij verwelken als het jonge groen.

Vertrouw op de HEER en doe het goede,

bewoon het land en leef er veilig.

Zoek je geluk bij de HEER,

hij zal geven wat je hart verlangt.

Leg je leven in de handen van de HEER,

vertrouw op hem, hij zal dit voor je doen:

het recht zal dagen als het morgenlicht,

de gerechtigheid stralen als de middagzon.

Blijf kalm en wacht op de HEER,

erger je niet aan wie slaagt in het leven,

aan wie met listen te werk gaat.

Wind je niet op, laat je woede varen,

erger je niet, dat brengt maar onheil.

Slechte mensen worden verdelgd,

wie hopen op de HEER, zullen het land bezitten.

 

Gebed om kalmte, toegeschreven aan Reinhold Niebuhr

 

God, schenk mij de kalmte om te aanvaarden wat ik niet kan veranderen;

Schenk mij de moed om te veranderen wat in mijn vermogen ligt.

En God, schenk mij de wijsheid om het verschil tussen deze twee te zien.

Leer me om één dag tegelijk te leven;

en om van één moment tegelijk te genieten;

Leer me om in moeilijke tijden vol te houden

en te zien hoe ik ook dan bij u vrede kan vinden;

Leer me om deze onaffe wereld, te nemen zoals die is – net als Hij deed,

en te accepteren dat die niet is zoals ik haar zou willen;

Leer me ervaren dat u de rust geeft die ik nodig heb;

en erop te vertrouwen dat ik mij aan U kan overgeven.

Leer me dat ik het waard ben om in dit leven gelukkig te zijn

en te geloven dat ik overgelukkig zal zijn met U in de eeuwigheid. Amen.

 

In deze stilte (Sela)

Geef ons uw vrede, in deze stilte, breng onze onrust tot rust.

Geef ons uw vreugde, in deze stilte, breng onze onrust tot rust.

Geef ons uw zegen, in deze stilte, breng onze onrust tot rust.

 


 

een enkel woord ter overweging

 

Tien maanden geleden hadden we nog geen idee. Op zondag 1 maart zeiden we nog tegen elkaar dat het een hand geven na de dienst niet per se hoefde. Zondag 15 maart was de kerk gesloten. De eerste mensen in onze directe omgeving werden ziek; er was dat grote verdriet om de eenzaamheid van ouders en grootouders in verpleeghuizen, het stille afscheid moeten nemen, mensen die we, straks als alles weer gewoon is, niet meer zullen zien op hun vaste plekje hier in de kerk. Veel ging er níet door of was zo heel anders, de CITO, de eerste schooldag, de examens, het zoveel jarig jubileum, een verjaardag… daar zijn we verdrietig om geweest, en nog.

Na de eerste verlamming vlamde in al die onzekerheid nieuwe energie op, zachtheid, hoop, oog voor elkaar. Na die 15e maart heeft in De Open Hof steeds de lofzang geklonken. En het heeft hier niet ontbroken aan bemoedigende woorden, aan gebed voor elkaar en onze wereld, aan lijntjes naar elkaar toe.

Deze weken wordt er opnieuw een groot beroep gedaan op onze draagkracht. De beperkingen gaan knellen. Hoe houden we het met elkaar vol. We zijn het beu. Ook de zachtheid van het begin staat onder druk. Onze verdraagzaamheid naar elkaar wordt kleiner. We zetten sneller onze stekels uit.

We nemen elkaar maat en spreken er schande van dat mensen nog nét het laatste vliegtuig pakken naar Tenerife, massaal liepen te winkelen of luidkeels verkondigden dat ze gewoon hun verjaardag hadden gevierd omdat het toch allemaal onzin is. En dan worden juist díe mensen ook nog eens niet ziek. Terwijl een ander, die alle voorzorgsmaatregelen in acht heeft genomen, dat wél werd. Oneerlijk is het. Dat is het altijd als de goede mensen lijden onder de kwaadwillige mensen; als het lot eerlijke mensen treft en niet die anderen die maar raak leven.

 

Díe pijn is de kern van Psalm 37. Hoe dát toch kan. Hoe het leven zo onbarmhartig onrechtvaardig kan zijn. Anders dan alle andere psalmen horen we geen gebed. David richt zich op geen enkele wijze tot God met een klacht, met een vraag om hulp. Hij richt zich ook niet tot de Eeuwige met een lied, een lofprijzing.

 

Psalm 37 is een opvoedkundige psalm. Het zit vol met adviezen. Erger je niet. Wees niet jaloers. Vertrouw. Doe het goede. Blijf kalm en wacht. Wind je niet op. De hele psalm zit vol instructies en opdrachten. Doe dit, doe dat niet. Eigenlijk is het een ouderwetse preek; zoals een ouder die kan geven aan een kind.

We mogen veronderstellen dat David deze woorden tegen zichzelf heeft gezegd. Hij preekt tegen zijn eigen hart. Dat zijn de beste preken met de meeste kans van slagen. Ja, we zien om ons heen wat anderen doen. Verbaas je erover maar verder hoef je er niets mee. Je druk maken, boos worden, iets lelijks roepen, het levert niets op. Wij hebben ons oordeel klaar maar uiteindelijk is dat niet aan ons.

 

Daarom doet deze psalm een beroep op ons geduld en onze verdraagzaamheid. Wie het goede doet, wie vertrouwt op God, is uiteindelijk beter af. Dat is een mechanisme dat we kennen en herkennen: wie goed doet goed ontmoet. Wat goed is, wat eerlijk is, wat trouw en mededeelzaam is, beklijft voor altijd. Het wordt door mensen en God gezien en het bouwt aan land waar mensen gelukkig leven.

 

Slechte mensen worden verdelgd, houdt David zichzelf voor. Boontje komt om zijn loontje.

 

We luiden dit oude jaar uit en het nieuwe jaar in met deze vaderlijke preek van David aan zichzelf. Leg je leven in de handen van de Heer, vertrouw op Hem. In de oude vertaling stond : wentel je weg op de Heer.

 

We zijn er met onze neus weer even opgedrukt dat onverwachte dingen onze plannen en zekerheden maar zo in de war kunnen sturen. Het leven kan daardoor ingewikkelder worden dan je had voorzien. Zorgen, of de consequenties van je beslissingen, kunnen als een molensteen om je nek hangen. En daarvan zegt de Psalm: wentel die op de Here. Vertrouw je leven toe aan God door hem je breekbaarheid en je gebrokenheid in bewaring te geven. Morgenlicht en middagzon zullen dan vertellen dat God ons recht zal doen. Dat Hij ons ziet.

 

Vanavond spreken we vooral onszelf toe. En als het moet trekken we onszelf aan onze eigen haren uit het moeras. Want wij zijn van die mensen. Die vertrouwen hebben. En die geduld hebben. Want ook dit jaar ging voorbij. En een nieuw jaar ontvouwt zich. 

Page 25 of 26