Lyonne

Lyonne

overweging op zondag 15 oktober 2023  PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: Psalm 84

 

Regenboogdienst in de week van Coming Out Day (11 oktober)

 

een liedje van verlangen

Een liedje van verlangen, dat is Psalm 84.

Het zingt van het verlangen naar het huis van God, naar de tempel in Jeruzalem.

In Bijbelse tijden trokken pelgrims daar jaarlijks naar toe.

Om in Gods nabijheid te kunnen zijn.

Het is alsof een intens verlangen in het hart, heimwee diep in het lijf,

hen telkens weer terugroept naar die plek waar God woont.

Alsof ze kind aan huis zijn bij God.  

 

In de voorbereidingsgroep bespraken we met elkaar hoe het er uitziet,

zo’n huis waar je God kunt ontmoeten. Zo’n thuis.

We hebben met elkaar verdrietige ervaringen gedeeld.

Over afgewezen worden terwijl je dacht dat je thuis was.

Over niet mogen meedoen met de maaltijd van de Heer.

Over mensen die meenden te weten hoe het eruit ziet, leven zoals de Heer dat wil.

En dat jij dat niet deed. Dat verlangen van de pelgrim uit Psalm 84 herkenden we.

En ook dat het zeer kan doen in je hart en in je lijf.

 

Thuis zijn heeft te maken met je welkom voelen,

met mensen die ruimte voor je maken, voor jou en ook voor je vragen en onzekerheden,

voor je verdriet en je vreugde.

Het is een veilige plek waar je even op adem kunt komen als dat nodig is

en waar je verbondenheid voelt met anderen;

een plek waar wordt gedeeld, gezongen, gebeden.

Veel meer dus dan stenen, ramen, deuren.

 

Wat hebben we zo’n plek om thuis te komen nodig,

juist in een wereld die zo ellendig er aan toe is door de ene na de andere crisis.

Wat hebben we het nodig om ergens te kunnen te schuilen tegen verdrietigheden.

Een plek waar andere dingen belangrijk zijn dan alle informatie die op ons afkomt;

waar bronnen worden gevonden in droogte en dorheid, waar we nieuwe moed vinden,

Wat mogen we ons gelukkig prijzen als we weten waar we het zoeken moeten

als we een adres hebben, waar we onze gebeden aan kunnen sturen,

tégen het unheimische, beklemmende gevoel dat het niet goed gaat

met de wereld waarin we leven. Konden we daar maar altijd zijn.

 

Net als de mussen die in de tempel wonen.

En de zwaluwen die hun nestjes bouwen bij het altaar, nota bene onder Gods neus.

Zíj wel. Zij kunnen blijven. De dichter van de Psalm is er jaloers op.

Net als op de mensen die wonen in Gods huis, zij kunnen God altijd danken.

Wat zijn ze gelukkig dat ze zo dicht bij God leven! Ook daar kun je jaloers op zijn.

Op mensen die stevig in hun geloofsschoenen staan;

mensen die weten waar ze het zoeken moeten.

Gelukkig zijn de mensen die niet meer onderweg zijn,

niet meer vragenderwijs of struikelend en vallend hun leven leven

maar zijn thuisgekomen. Bij zichzelf, bij God.

 

onderweg

Maar óók gelukkig zijn de mensen die nog onderweg zijn.

Mensen met een verlangen in hun hart.

Misschien heb jij de ervaring dat je een weg te gaan hebt.

Dat je nog niet bent waar je wilt zijn.

Dat je er nog niet uit bent wie je bent of wat je te doen staat.

Sommigen van jullie weten hoe moeilijk het is als je je niet thuis voelt.

Als je eigen lijf geen fijne woning is.

Als je nog aan het verkennen bent wie je moet zijn

of als je het lastig hebt met je zelf, met deze wereld.

Vragen en onzekerheden kunnen het je moeilijk maken:

wie ben ik? Mag ik er zijn? Wie is God voor mij, en wie ben ik voor hem?

De tegenstelling met de mensen die als het ware wonen in Gods huis kan dan groot zijn.

Maar, gelukkig ben jij als je alleen al verlangt naar God.

En als dat je de weg wijst, je leven richting geeft.

Als je als een pelgrim, zingenderwijs onderweg bent naar hem, met hem

worden droge velden worden groen en fris.

Het dorre bomendal verandert in een oase; in het dal van tranen is troost.

en je wordt sterker en sterker.

Mensen vertellen van de zegen van vriendschap, van aandacht,

júist in tijden van moeite.  

Mensen kunnen je vertellen hoe ze sterker zijn geworden

juist op momenten dat ze zwak waren.

Bij het voorbereiden deelden we met elkaar dat ieder een weg te gaan heeft,

om thuis te komen bij zichzelf, bij God,

en dat jullie daarin ook de kracht hebben ontvangen van God

en de zegen hebben gevonden van God en mensen.

Op ons levenspad is Hij nooit ver.

De dichter weet het in ieder geval zo zeker dat hij ervan zingt,

zodat anderen het met hem mee kunnen zingen.

Heer, onze God,

U leidt ons, U beschermt ons,

U maakt ons sterk, U geeft ons geluk.

 

een lied van hoop

Als je deze woorden samen zingt wordt dit lied van verlangen een lied van hoop,

een lied dat je draagt, uittilt boven moeilijkheden,

een zachtjes zingen tegen het donker in.

Wie weet gaat jouw weg op dit moment door het dorre dal,

wéét dan van regen, van zegen, van groei. Zing ervan.

Vertrouw op God. Wie onderweg is met hem komt ook een keer thuis.

Sep 25, 2023

geroepen

overweging op zondag 24 september 2023            PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: Handelingen 9: 1-19

 

vallen

Als ik aan de bekering van Saulus denk, dan zie ik een paard voor me. Waarschijnlijk is dat ingegeven door de schilderijen die ervan gemaakt zijn. Of ik heb het er zelf bij verzonnen. Want het staat niet in ons verhaal. Saulus viel op de grond. Dat staat er.

Dat paard geeft wel een mooi contrast. Saulus, gezeten op zijn high-horse, stevig in het zadel van zijn eigen gelijk, valt.

Saulus is een Farizeeër. Hij heeft zich opgeworpen als beschermer van het Joods geloof. Daarom bedreigt hij de leerlingen van de Heer met de dood; die houden zich niet aan de wetten van Mozes. De Statenvertaling vertaalt heel kleurrijk: Saulus was blazende dreiging en moord. Briesend was hij. Ondertussen denkt hij goed bezig te zijn, een toegewijde dienaar aan de God van Israël. En dan maakt hij een harde val.

 

Ben jij ooit gevallen? Hardhandig stilgezet, teruggefloten om naar een andere bestemming te gaan? Heb je ooit moeten erkennen dat je helemaal fout zat, dat God voor jou een andere weg had? Hoe voelde dat?

Zou het sowieso niet af en toe goed zijn om ons af en toe te bezinnen op onszelf

en ons af te vragen: waar ben ik mee bezig? Dien ik er God mee?

Waar zou Hij mij nodig hebben? Dan zouden we misschien minder hard vallen.

De val die Saulus maakt is niet bedoeld om hem te kijk te zetten, of om hem pijn te doen, maar om de juiste vragen te kunnen stellen. Saul, Saul, waarom vervolg je mij?

Waar ben je mee bezig?

 

Saul! niet Saulus. Niet de vergriekste vorm maar de naam uit het Oude Testament, van koning Saul. De koning die zo verteerd was door woede en jaloezie dat hij achter David aanjoeg om hem te doden. ‘Waarom jaagt mijn heer toch zijn dienaar achterna? Wat heb ik misdaan?’ roept David naar Saul vanuit zijn schuilplaats. Saul, waarom vervolg je mij? (Dit staat in 1 Samuel 26:18)

Saulus heeft als kenner van de schrift het verhaal zeker gekend. Heeft misschien wel gedacht dat hij helemaal niet op zijn naamgenoot leek. Tot zijn ogen worden geopend en hij tot de ontdekking komt dat hij, Saul, de zoon van David, de gezalfde van God, heeft vervolgd. Hij zat verkeerd; hij is van zijn gelijk gevallen. Maar het is een genadige val.

 

opstaan

Hij is gevallen om op te staan. Dat zegt de stem uit de hemel tegen hem:

Sta op en ga de stad in. Daar zal je gezegd worden wat je moet doen.

Vooralsnog kan Saulus niet zoveel. Hij krabbelt overeind maar hij zit ziet niets.

Hij blijft in het donker en eet en drinkt niets. Een levende dode.

Drie beladen dagen lang, bijbels aftellen tot het moment dat God bevrijdend op zal treden. Op de derde dag hoort hij  opnieuw zijn naam hoort uit de mond van Ananias. Saul, broeder!

Dan vallen de schellen van zijn ogen en ziet Saulus waar hij al die tijd blind voor was geweest. Hij staat op en laat zich dopen. Het is een paasmoment dat aan Saulus gebeurt, daar in de Rechte Straat. Hij zal er later veel over schrijven. Over ondergaan in de doop, alsof je sterft met Christus om daarna met hem op te staan. Hij zal schrijven over je oude leven achter je laten om op het rechte pad te komen, om mens van de weg te zijn. (lees bijvoorbeeld Romeinen 6: 3-11 over de doop)

 

Het is door Saulus dat er steeds meer mensen ‘aanhangers van de Weg’ zullen worden. Niet alleen mensen met een joodse achtergrond maar ook heidenen worden geraakt door het evangelie dat Saulus verkondigt. Van een vervolger wordt hij een apostel, een instrument door God gekozen.

Het is een indrukwekkende bekering. En een radicale omzwaai in Saulus’ leven.

Er wordt in Handelingen maar liefst drie keer over verteld. (in Handelingen 22 en 26)  

Ik ken niet veel mensen die op deze manier zijn bekeerd, van het ene op het andere moment omgekeerd. Dat is meer iets voor de televisie of social media. Ik ken vooral gewone mensen. Mensen als Ananias. Gewone gelovigen die doen wat ze moeten doen. Ze voelen zich wel geroepen maar hun antwoord is aarzelend, vol bezwaren of uitvluchten. Die mensen ken ik wél, mensen die zich liever niet te snel ergens in laten betrekken want voor je het weet zit je eraan vast. En eerlijk is eerlijk, soms ben ik ook zo iemand.

 

Ananias wordt in een droom door God geroepen om naar Saulus te gaan. Maar Ananias staat niet te springen. Weet God wel dat deze man gemeenteleden in Jeruzalem zoveel kwaad heeft aangedaan? Deze man heeft toestemming om mensen in de boeien te slaan en mee te sleuren naar Jeruzalem. Weet God het wel zeker?

Ja, God weet het zeker. God heeft Saulus nodig. En Saulus heeft het nodig om God te leren kennen zoals Hij is: barmhartig en vol goedheid. Het is vast niet toevallig dat dát de betekenis is van Ananias’ naam: God is barmhartig. Dat maakt Ananias de perfecte zendeling om naar Saulus te gaan en hem te helpen inzien wat God van hem vraagt.

 

Saul, broeder

Zo indrukwekkend als de roeping van Saulus was, zo aarzelend en verborgen is die van Ananias. Toch wordt ook hij geroepen door God om op te staan en te gaan. Om een instrument in Gods hand te zijn. Zijn eigen handen legt Ananias op het hoofd van Saulus, de man die hij vreest, oordeelt, misschien zelfs wel haat. Als een zegen. Een gebaar van vergeving en verzoening van ene voor de andere broeder.

Soms moeten wij over onze eigen schaduw heen stappen om daar te gaan waar God ons nodig heeft. Het gebed van Franciscus zouden we wel dagelijks kunnen bidden: ‘Maak mij een instrument van vrede. Laat mij liefde brengen waar haat heerst,

laat mij vergeven wie mij beledigde, laat mij verzoenen wie in onmin leven, laat mij geloof brengen aan wie twijfelt, laat mij waarheid brengen aan wie dwaalt, laat mij hoop brengen aan wie wanhoopt, laat mij licht brengen aan wie in duisternis is, laat mij vreugde brengen aan wie bedroefd zijn.’

 

Ananias is zo’n instrument van Gods vrede, in zijn eigen stad, op een klein stukje lopen van zijn huis. Hij maakt een klein gebaar dat spreekt van barmhartigheid en daardoor vallen bij Saulus de schellen van de ogen.

 

De Bijbel maakt geen onderscheid tussen dat grote en kleine, tussen dat radicale en alledaagse. ‘De kalme gang, de kleine taak, zijn ruim genoeg  voor Godes zaak’ zo zingt lied 215 uit het Liedboek.

 

We mogen ons allemaal geroepen weten om Christus te volgen. Voor sommigen zal dat een radicale breuk zijn, een ingrijpende keuze die hen brengt op ongedachte wegen vol hoogtepunten maar ook van lijden. We weten dat Saulus door zijn roeping veel geleden heeft. Het is goed om te benoemen dat ook vandaag velen in de gevangenis zitten, lijden, omwille van hun geloofsovertuiging of roeping. Dat er mensen zijn die zichzelf verloochenen, opzij zetten, om de belangen van anderen te dienen. Hun verhalen zijn groots en indrukwekkend.

Voor anderen ligt die roeping besloten in de bestendigheid, in de dagelijkse betrouwbaarheid, in de verantwoordelijkheid voor mensen dichtbij. Misschien moeten we onszelf wat vaker afvragen hoe wij elkaar kunnen aanmoedigen om op de weg van God te blijven, of we zelf nog wel op de goede weg zitten. We zouden onszelf kunnen  afvragen wat we nodig hebben om een ander zegenend en vergevingsgezind tegemoet te treden, óók als diegene ons onheus heeft behandeld of een slechte reputatie heeft.

 

Hoe God mensen roept maakt uiteindelijk niet zo veel uit. Zijn Geest komt als een bliksemflits uit de hemel of als een zachte aandrang, maar in de kern gaat het er om of wij bereid zijn op te staan. Om een instrument in Gods hand te zijn.

Sep 18, 2023

een schuilplaats

overweging op zondag 17 september 2023            PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: Psalm 46

 

al wankelt de aarde

Het beeld dat in Psalm 46 wordt geschetst kennen wij.

De aarde beefde en wankelde in Marokko.

De watervloed kolkte en kookte in Libië.

Duizenden mensen vonden de dood. Velen raakten alles kwijt.

Het waren niet de eerste rampen dit jaar. En vast niet de laatste.

Het lijkt wel of onze tijd wordt gekenmerkt door rampen.

Of dreigende rampen.

De grote hitte van afgelopen zomer lijkt een teken te zijn van de opwarming van de aarde. De zeespiegel stijgt en vormt een serieuze dreiging.

Misschien moeten we er wel rekening mee houden dat de aarde haar ondergang tegemoet gaat.

Zijn wij wel opgewassen tegen de oerkrachten van de schepping?

Wat kunnen we er tegenover zetten, tegenover stormen, vulkanen, aardbevingen?

En wat als die oerkrachten tekeer gaan in ons eigen lijf, of dat van een lieve ander,

en daar verwoesting aanrichten, de dood dichtbij brengen?

Ziekte en de gevolgen van ouderdom kunnen immers net zo meedogenloos zijn;

Ze gooien onze wereld omver en werpen ons machteloos terug op onszelf.

Er komen momenten in ons leven dat we ons er indringend van bewust zijn dat wij niet alles in de hand hebben; dan realiseren we ons tot onze schrik dat onze wereld niet maakbaar is, al leven we vaak wel zo.

 

In Psalm 46 wankelt de aarde, kolken de wateren en volken roeren zich.

Er is dreiging. Dat wordt niet ontkend.

Het is nu eenmaal niet zo dat wie gelooft in God een rustig leven krijgt en gespaard wordt voor allerlei ellende.

Maar er is wel iets anders. Wij zijn niet bang, zingt de Psalm.

God is voor ons een veilige schuilplaats, een betrouwbare hulp in de nood.

Met die belijdenis opent de Psalm, met een diepgeworteld vertrouwen.  

Wat er ook wankelt of omvalt, God is onwankelbaar.

Wat er ook verandert, ten goede of ten kwade, God is trouw en betrouwbaar.

Dat verandert niet.

God trekt zich niet terug in de veilige hoogte van de hemel.

Hij zoekt niet de luwte maar ís de luwte bij nacht en ontij.

 

Deze belijdenis moet wel van een ervaringsdeskundige komen.

Iemand die weet heeft van de gevaren van het leven;  

waarschijnlijk spreken de dichters, de Korachieten, namens het volk

dat door de tijden heen zo op de proef is gesteld.

Het gaat in ieder geval over geloof dat gerijpt is in tijden van moeilijkheden.

Het gaat over vertrouwen dat gegroeid is tégen de beproeving in.

Schuilen bij God leek deze week een rode draad te zijn in de pastorale gesprekken.

 ‘God is mijn houvast’ zei iemand, terwijl haar wereld wankelt door dementie.

‘Ik weet niet wat er na de dood is, maar ik denk dat er geborgenheid is’

zei een ander die de krachten voelt afnemen. Beide zochten onderdak bij hun geloof.

 

tegen de wind in zingen

Schuilen bij God betekent niet dat je niets meer doet.

Het is iets anders dan angstig je hoofd in het zand steken,

hopend dat de ellende vanzelf voorbij gaat.

Je toevlucht zoeken bij God is ook iets anders dan wegvluchten.

Het is geen ontkenning van de ernst van de situatie of juist een bagatelliseren ervan.  

Het vertrouwen van Psalm 46 opent een weg om iets te betekenen.

Die weg gaat voorbij aan de angst van de verlamming.

Die weg gaat voorbij aan het wegvluchten in ontkenning of in het opgewekte verder leven alsof er niets is gebeurd.

Oog in oog met de wereld waarin we leven, zingt het van vertrouwen op God die vrede zal brengen in een roerige wereld; oorlogen uit zal bannen, bogen zal breken en lansen zal verbrijzelen. Het is een tegendraads lied.

Dwars tegen de woest kolkende tekens van de tijd in zingt het van vrede,

van een andere tijd, een andere plaats, de stad van God, gelegen aan een rivier,

een waterstroom in een oase van groen.

Psalm 46 is een lied om tegen de wind in te zingen. (Willem Barnard, in Zangen van Zoeken en Zien, 433)  Een lied dat tekeer gaat tegen onweer en onheil.

Het zingt van vergezichten,

van in het verleden behaalde resultaten met garantie voor de toekomst

omdat God in zijn liefde voor de mensen dezelfde blijft.

Het is een lied dat zingt ‘Ik zal er zijn’

voor wie zich van God en mensen verlaten voelt;

het is een lied dat droomt van vrede. 

Dat lied opent onze ogen voor tekenen van die vrede.

In het terugkerende refrein horen we: De Heer van de hemelse machten is met ons.

God met ons, Immanuel. Voor wie het wil horen gaat het daar ook over Jezus.

Hij kleurde met zijn eigen woorden de woorden van Psalm 46 in.

Tegen zijn leerlingen, vechtend tegen de storm op zee en tegen hun eigen angsten,

zei hij: Wees niet bang, vertrouw op mij.

Je geloof heeft je gered, zei hij tegen mensen die niet meer wisten waar ze het zoeken moesten, maar toch het vermoeden hadden dat ze bij hem moesten zijn.

En toen zijn eigen leven wankelde en de dood dreigde,

legde Hij vol vertrouwen zijn leven in Gods hand.

Als we brood en wijn delen klinkt daar in door dat wij niet bang hoeven zijn.

Dat er altijd een weg doorheen is. Door stormen, door gevaren. Zelfs door de dood.

De Heer van de hemelse machten is met ons. Toevlucht en kracht.

Laten we blijven zingen, een tegenstem zijn voor onze aarde, voor een medemens.

En moge God ons daarvoor de adem geven. Amen.

Sep 11, 2023

Alles

overweging op zondag 10 september 2023            PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: Matteus 13: 44-46

 

alles

Woensdag begon op drie plaatsen de klimaatmars; groepen mensen -klimaatactivisten, bezorgde burgers- verzamelden zich en trokken op naar Den Haag voor de grote demonstratie van gisteren, de blokkade van de A12.

Een journalist liep een stukje mee en vroeg: Is het klimaat jou een strafblad waard?

Want het zou zo maar kunnen dat je als deelnemer aan de blokkade wordt gearresteerd.  

‘Daar heb ik nog niet over nagedacht’, zei iemand. Ik vind het klimaat belangrijk maar als het me een straf zou opleveren, dan weet ik het nog niet.

Een ander zei: Iedereen moet die afweging voor zichzelf maken. Maar ik vind de toekomst van de aarde belangrijk genoeg om er een persoonlijk offer voor te brengen.

(Algemeen Dagblad, 8 september, Chris van Mersbergen)

 

Wat heb je er voor over?

Als Jezus vertelt over de schat in de akker en de waardevolle parel, is dát wat deze verhalen gemeen hebben. De mens die de schat vindt verkoopt alles wat hij heeft en koopt die akker. De koopman die op zoek was naar mooie parels verkoopt alles wat hij heeft en koopt die ene parel. Beide hebben er alles voor over. Ze vragen zich niet af: wat zullen we nu eten of drinken. Dat komt wel. Eerst die schat, eerst dat koninkrijk.

Jezus’ leerlingen zullen precies begrepen hebben waar Hij het over heeft. Zij hebben er ook alles voor over gehad om hem te volgen. Toen Hij hen riep lieten ze alles achter. Was het een rationele beslissing? Misschien niet. Waren ze zich bewust van de consequenties? Misschien ook niet. Maar ze waren wel bereid om die consequenties op zich te nemen.

De vraag is of wíj die bereidheid ook hebben. Kunnen wij het opbrengen dat Jezus volgen ons iets kost? Zetten wij ook alles op alles voor het koninkrijk van de hemel?

 

koninkrijk

De miniatuurtjes over de schat en de parel maken deel uit van een lange toespraak van Jezus. Hij probeert op allerlei manieren duidelijk te maken wat dat is, dat koninkrijk van de hemel. Het is een zaadje, verstopt in de aarde, dat ontkiemt en groeit; een mosterdzaadje zelfs, klein maar uiteindelijk een grote struik waarin vogels nesten bouwen. Het is zuurdesem in het deeg. Je ziet het niet maar het werkt wel door in het brood. Jezus probeert de ogen en de harten van de mensen te openen voor dat verborgene.

Híj heeft de schat gevonden. Hij beseft dat God van hem houdt. Dankbaar voor die liefde ervaart Hij het als zijn roeping om die liefde door te geven. En vanaf dat moment staat zijn leven in dienst van anderen. Hij heelt mensen naar lichaam en ziel; Hij vergeeft. Hij deelt en verbindt en Hij vertelt het goede nieuws van het koninkrijk van de hemel. Waar Híj is, houden mensen voor mogelijk dat het kan, dat koninkrijk, die goede aarde.

In hem, door hem zie je dat er genoeg is voor iedereen; dat iedereen de moeite waard is, dat God van mensen houdt. Jezus doet wat Hij zegt: zoek eerst het koninkrijk en zijn gerechtigheid. En laat je niet in beslag nemen door eten, drinken, kleding. Laat die zorg niet de prioriteit hebben. Wat heb je aan schatten op aarde? Zoek liever de hemelse schat. (Mat 6 : 33, 19-21) En die hemelse schat heeft te maken met je hart. Want, zegt Jezus, waar je schat is, daar zal ook je hart zijn.

 

hart

Het begint in ons eigen hart. Bij het overweldigende besef dat er van ons gehouden wórdt. Door onze geliefden natuurlijk. Maar ook door God. Wij zijn zijn grootste schat, een parel in zijn hand.

God zegt tegen ons: Jij bent zo kostbaar in mijn ogen, zo waardevol, en Ik houd zo veel van je dat Ik de mensheid geef in ruil voor jou, ja alle volken om jou te behouden. (Jesaja 43:4) Alles heeft God over voor de mens die Hij geschapen heeft.

Dát heeft God als een zaad op de akker van onze ziel gezaaid. (beeldspraak van Anselm Grun). Dát zit in ons leven ingebakken, als zuurdesem in een brood. Ieder van ons is een kostbare parel, door God geschapen en gewild. Die liefde en acceptatie liggen verborgen in ieder van ons als een schat.

En als je die gevonden hebt, als je beseft dat hoe waardevol jij bent, dan weet je dat wie jij bent, en wat jij betekent, niet afhangt van hoeveel schatten jij hebt verzamel; het gaat niet om hoe je je kleedt of hoe groot je huis is. Als je weet hoezeer je wordt liefgehad, dan weet je ook je dat het er niet om draait hoe goed jij presteert. De schat van Gods liefde is innerlijke rijkdom. Die ons beseffen doet dat niet wij zelf het middelpunt zijn maar dat ons geluk altijd verweven is met dat van de ander, met de wereld waarin we leven. Weten dat er van je gehouden wordt, 100%!, kan niet anders dan er toe leiden dat we ook 100% liefhebben.

Durven we dan al die andere dingen waarmee wij ons rijk rekenen los te laten? Durven we het aan om niet onszelf en wat wij denken nodig te hebben minder belangrijk te maken en bijvoorbeeld de schepping centraal te stellen. Of een mens. En dat niet zien als verlies.

Toen er eens een rijke jongeman bij Jezus kwam met de vraag wat hij moest doen om eeuwig leven te krijgen, terwijl hij daar ook al veel voor deed, zei Jezus tegen hem: laat los wat jou vasthoudt. Verkoop alles en geef het aan de armen. Dan zul je een schat in de hemel bezitten. Maar zijn rijkdom los te laten was een brug te ver en terneergeslagen ging hij weg. (Dit kun je lezen in Matteus 19: 16vv)

 

vreugde

Terwijl de mens die de schat in de akker koopt juist vol vreugde alles verkoopt wat hij heeft. Hij zet alles op alles en het vult hem met blijdschap. Van harte wijzigt zij haar levenskoers. Zoals de ene mens kan opgaan in de ander in voorspoed en tegenspoed, in ziekte en gezondheid….

Zoals er mensen zijn die van harte meedoen met een blokkade van de snelweg.

Zoals er mensen zijn die vol vreugde zichzelf wegcijferen om voor een ander te zorgen;

of een taak op zich nemen als vrijwilliger;

zoals er mensen die zich laten roepen om Gods gemeente te dienen.

Als wij bereid zijn onszelf weg te schenken, zullen we beseffen hoe rijk we zijn.

 

Wat moet ik dan doen met deze schat?

Moet ik de volgende keer ook op de A12 gaan staan?

Ik val terug op wat Augustinus zegt:

Heb lief en doe dan wat je wilt:

wil je zwijgen, zwijg uit liefde,

wil je schreeuwen, schreeuw uit liefde,

wil je corrigeren, doe het uit liefde,

wil je vergeven, vergeef uit liefde.

Draag de bron van liefde in je hart,

want uit liefde kan alleen het goede voortkomen.

Sep 08, 2023

licht

Over de maand september zijn ontzettend veel liedjes geschreven. Kennelijk is het een maand die tot de verbeelding spreekt en uitnodigt tot dichten en zingen. Het licht is zoveel zachter en de kleuren -goud, blauw, groen- lijken zo intens. We zien wel dat de dagen korter worden maar er is nog voldoende dag om nog geen heimwee te hebben naar de zomer.

In het park zien we ’s morgens vroeg de lichtharpen, stralen zacht zonlicht vallen door het gebladerte heen. Daar word je vanzelf een dichter van. Zo’n lichtharp wordt ook wel een Jacobsladder genoemd, de trap die Jacob zag in zijn droom waarlangs engelen omhoog gaan en afdalen. Ik heb me over die volgorde altijd verbaasd. Omhoog en omlaag. Van een engel zou je dat andersom verwachten. Misschien, bedenk ik mij, verzamelen de engelen beneden wat onder Gods aandacht gebracht moet worden. Van Jacob, gevlucht voor de woede van Ezau, namen zij de angst mee en de onzekerheid over de toekomst. Misschien brachten zij ook zijn schuldgevoel over het bedriegen van zijn oude vader voor Gods aangezicht. Laten het dan ook de engelen zijn die onze gebeden voor God brengen.

Mijmerend over het septemberlicht moet ik wel eindigen met Hans Andreus, de dichter van het licht. ‘Gelukkig dat het licht bestaat en dat het met me doet en praat en dat ik weet dat ik er vandaan kom, van het licht. Of hoe dat heet.’

Laten we maar genieten van deze mooie maand. Een hartelijke groet voor u allen, ds. Lyonne Verschoor-Schuijer

overweging op zondag 6 augustus 2023          PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

afbeelding: Dansje in de kerk, Marius van Dokkum

 

uit de Bijbel: Marcus 10: 13-16

lied: Het koninkrijk is voor een kind, NL 782

 

dansje in de kerk

Alle ogen zijn gericht op het kind dat danst in de kerk.

De dominee kijkt vanaf de kansel.

Onbereikbaar hoog. Het trapje ontbreekt.

De organist kijkt verstoord om het hoekje van het hoge orgel.

Het kerkvolk zit al even hoog en verrekt de nekken om te zien wat er gebeurt.

Ze kijken niet echt vriendelijk.

De mijnheer in de voorste bank is in discussie met zijn vrouw. Of andersom.

Een van hen denkt kennelijk anders over deze verstoring.

Het jongetje op de achterste bank heeft van de verwarring gebruik gemaakt

om op de bank te gaan staan.

Hij kijkt naar de kandelaar.

Van de zes kaarsen zijn er drie uit. Is dat tekenend voor de donkere sfeer?

De cirkel van licht waarin het meisje danst lijkt van een andere bron te komen.

Op haar rode truitje staat een lammetje.

Haar armen zijn wijd uitgestrekt. Is het haar dans of is het een zegen?

 

Laat ze!

Bij dit verhaal horen zoete plaatjes. Het is zo’n vertederend verhaal.

Mensen die kinderen naar voren schuiven.

Jezus die ze omarmt en zegent.

Maar laten we ons niet vergissen: er vallen harde woorden.

De mensen die proberen kinderen onder Jezus’ aandacht te brengen,

worden door de leerlingen berispt; op hoge toon terechtgewezen.

(Nb: het is dezelfde toon waarop Jezus de storm en de demonen bestrafte, Mc 1:25 en 4:39)

En pats boem erover heen zegt Jezus kwaad: Laat ze!

Hij windt zich op over hun houding en demonstratief neemt hij de kinderen in zijn armen.

De sfeer zal er niet beter op geworden zijn

toen Jezus’ zijn leerlingen zo publiekelijk afviel.

Ze hadden vast goede bedoelingen: Jezus was moe;

Het was ongepast om hem te storen met zoiets onbelangrijks.

Misschien hebben Jezus’ leerlingen gedacht: Kinderen begrijpen er toch niets van.

Laat hen eerst nog maar eens leren wat geloven inhoudt.

Laat hen eerst de Tora maar eens leren bestuderen.

Maar de enigen die hier iets moeten leren, dat zijn Jezus’ leerlingen.

Ik ben altijd geneigd om onszelf als gemeente daar ook toe te rekenen.

Er valt iets te leren van dit kritische verhaal.

 

als een kind

De kernvraag, die ónder het verhaal van de kinderen schuilgaat, is:

wat levert het geloof ons op?

Dát is waar de mensen die op Jezus af komen mee zitten. En zijn leerlingen ook.  

Wie verder leest in hoofdstuk 10 komt de rijke jongeman tegen.

Hij zou alles willen doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven.

Hij doet ook al veel.

Maar afstand doen van zijn bezit is een brug te ver.

Dan volgt de gelijkenis van de kameel

die nog eerder door het oog van de naald zal kruipen

dan dat een rijke het koninkrijk van God zal binnengaan.

En het wordt afgesloten met de vraag van Jacobus en Johannes

of zij in Gods koninkrijk een plekje links en rechts van Jezus mogen krijgen.

Hóe geloof je? Hoe kom je naar God toe, of naar Jezus?

Kom je met een tien voor goed gedrag, zoals de rijke jongeman?

Kom je beladen met alles wat je bezit of bent geworden?

Kom je met de vraag wat je er beter van wordt?

Of als een kind…

 

Eigen aan een kind is het dat niets heeft.

Het is erop ingesteld dat er voor hem wordt gezorgd.

Het vertrouwt zich toe zonder erover na te denken.

Het zou van de trap springen, ervan overtuigd dat het werd opgevangen.

Een kind kán zelfs niet leven als het zich niet toevertrouwt aan de zorg van anderen.

Dat kinderlijke vertrouwen is dus van levensbelang.

En willen we God ontmoeten, dan is dat wat nodig is.

Geopende handen; de durf om te springen

en het vertrouwen dat we worden opgevangen.

Durven loslaten wie je bent en wat je hebt.

Wie Gods koninkrijk wil ontvangen komt met lege handen.

Die leeft vanuit de overtuiging dat een mens, als het er op aan komt,

afhankelijk is, genadebrood eet.

 

Door zo demonstratief de kinderen in zijn armen te nemen

waarschuwt Jezus zijn leerlingen: door de kinderen af te wijzen,

sluiten ze voor zichzelf de enige toegang tot het koninkrijk van God

waarnaar ze zo verlangen.

 

wie is zoals zij

Want het koninkrijk van God is voor wie is zoals zij, zoals kinderen.

Wie zíjn dat?

Wij zouden het kunnen wórden. Zo herinneren we ons dit verhaal;

met de oproep dat we moeten veranderen, worden als een kind. (Matteus 18:3)

Maar als Jezus zegt: ‘wie is zoals zij’

bedoelt Hij vooral de mensen om wie Hij bewogen is.

De mensen die niets hebben om zich op te beroepen;

de mensen die met lege handen komen,

armen, zieken, mensen die hebben gefaald, schuldige mensen,

gebroken mensen, uitgekotste mensen.

 

Dát zijn de mensen die in het licht horen te staan;

die de ruimte zouden moeten opeisen in de gemeente van Christus.

Het zijn de mensen die ons nodig hebben, iets van ons nodig hebben.

Soms zijn dat ook de mensen die afkeuring oproepen van de goegemeente,

de mensen waarover we ons opwinden,

omdat ze oprekken wat we ‘normaal’  vinden,

omdat ze een beroep doen op onze verdraagzaamheid, op ons geduld, op onze trouw.

Ze kosten ons energie en hebben zelf maar weinig in te brengen.

Voor díe mensen is het koninkrijk. Om hen windt Jezus zich op.

 

Nu leven wij in een tijd waarin iedereen zich wel over op lijkt te winden.

De verontwaardigde gezichten uit het schilderij van van Dokkum

kunnen we in veel situaties plaatsen

en we zitten er waarschijnlijk zelf af en toe ook tussen.

Maar laten wij ook degenen zijn die zich opwinden over de goede dingen.

 

Lam

Al eerder had Jezus een kind als voorbeeld gebruikt.

Nog maar kort geleden… Jezus hoorde hij zijn leerlingen ruzie maken

over de vraag wie het belangrijkste was.

Toen zei Jezus:

Wie de belangrijkste wil zijn, moet de minste van allemaal zijn,

en ieders dienaar.

Toen pakte hij een kind op, zette het in hun midden en zei:

Wie in mijn naam één zo’n kind ontvangt, ontvangt Mij.

En wie Mij ontvangt, ontvangt God. (Marcus 9:33-37)

 

Het is in de mensen die zijn als een kind, weerloos, op ons aangewezen,

dat God zelf aanwezig is. Hij komt tot ons in hulpeloosheid.

Laten we ook onthouden dat Jezus zelf wéét heeft van weerloosheid.

Als er toch mensen waren geweest die het voor hem hadden opgenomen.

Dan was een mens gered, de menselijkheid gered.

Gelukkig werd het ook nog Pasen en heeft God dat gedaan.

 

Denk nog even terug aan het truitje van het dansende meisje.

Er staat een lammetje op.

Het Lam van God danst mee in dat kind.

Christus zelf licht op in de mensen voor wie zijn koninkrijk is bestemd.

Hij is daar waar mensen elkaar barmhartigheid bewijzen;

Hij is daar waar de naakten worden gekleed,

hongerigen gevoed en zieken bezocht. (Matteus 25)

Daar wordt de wereld gered.

Daar is Gods koninkrijk zichtbaar.

Jul 31, 2023

Wat is zegen?

overweging op zondag 30 juli 2023           PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

doopdienst

 

Voor deze preek heb ik als een dankbare leerling gebruik gemaakt van de inzichten van Jonathan Sacks, in: Genesis. Boek van het begin.

 

uit de Bijbel: Genesis 32: 23-33

 

Tel uw zegeningen, tel ze een voor een.

Ik voel me rijk. We gaan volgende week op vakantie.

We hebben een goed leven; we zijn trots op onze kinderen.

Zoals zoveel mensen delen we af en toe iets op Facebook

om te laten zien hóe gezegend we zijn.

Tegelijkertijd weten we ook dat het allemaal niets waard is

als je ziek wordt, of met onzekerheid te maken krijgt;

Wat je allemaal hebt en hebt bereikt

betekent niets als je overhoop ligt met een broer, een zus, een vriend;

als je je eenzaam voelt of een mislukkeling.

Hoe gezegend je ook bent,

je kunt tegelijkertijd ergens wakker van liggen, woelend en draaiend in het donker.

 

Als Jacob zijn schaapjes op het droge heeft

en al zijn rijkdom naar de overkant heeft gebracht

blijft hij zelf achter, helemaal alleen.

En wat volgt vertelt over de échte oversteek die Jacob moet maken.

‘Iemand’ worstelde met Jacob.

Wordt hij overvallen door een mens, een engel, God?

Dat wordt niet duidelijk.

Wat wel duidelijk wordt is dat die ‘iemand’ belichaamt dat Jacob worstelt met zichzelf,

met zijn eigen onrust en angst.

Hij voert een strijd van binnen.

 

Wat is hij voor een broer geweest? Een hielenlichter, een jaloerse bedrieger?

Ten koste van wie en wat heeft hij zijn rijkdom verkregen?

Is dit het waarvoor hij leeft? Rijkdom? Te willen zijn als Ezau?  

Hij staat op het punt over te steken naar het land waar hij thuishoort,

zijn vrouw en kinderen zijn er al,

maar zal Jacob er inderdaad thuiskomen?

 

Hoe gezegend Jacob ook mag zijn,

wat koop je ervoor als je de zegen mist om iemands broer te zijn;

de zegen van thuiskomen.

Wat heb je eraan als je pijn lijdt aan je ziel.

 

Jacob worstelt.

En hij komt als overwinnaar uit de strijd.

Hij heeft een nieuw zelfrespect en nieuw zelfvertrouwen

die worden uitgedrukt in zijn nieuwe naam.

De bedrieger uit het verleden heet nu ‘strijder’. Jacob wordt Israël.

 

Wie de moed heeft pijnlijke vragen toe te laten,

de strijd aan te binden met het verleden,

met gemaakte fouten,

of geleden pijn,

die kan in het reine komen met zichzelf.

Die kan zijn broeder, haar zuster, onder ogen komen.

Die kan zichzelf recht in de ogen kijken. Dit ben ik.

 

Ik ken mensen als Jacob.

Ik ben een mens als Jacob.

Beschadigd en gezegend.

Wat ons overkomt kan diep insnijden in ons bestaan.

Niemand komt ongeschonden uit de strijd die leven heet.

Jacob liep mank na de strijd die hij moest leveren.

Een blijvend ongemak, een pijnlijke herinnering.

Maar ook een eervol litteken: ik heb gestreden en gewonnen.

Ik ben de confrontatie met mijzelf, mijn broeder, mijn zuster,

niet uit de weg gegaan.

Ik ben de confrontatie met God niet uit de weg gegaan.

Wie dat kan zeggen, kan met opgeheven hoofd door het leven gaan.

Je hebt niet de weg van de minste weerstand gekozen

maar je hebt de oversteek gemaakt; je bent er dwars doorheen gegaan.

Dat maakt je tot een gezegend mens.

We weten, misschien wel uit eigen ervaring, hoe gebeurtenissen

die teleurstellend of pijnlijk leken, achteraf ontzettend belangrijk zijn geworden.

Omdat ze ons iets hebben geleerd over onszelf,

ons hebben geholpen een andere weg in te slaan;

Omdat we gegroeid zijn als mens

en daardoor een waardevolle broeder of zuster zijn geworden,

een medemens die zelf door schade en schande wijzer is geworden

en vanuit die ervaring mild en vergevingsgezind kan zijn,

of wijs en bemoedigend. Achteraf is dat zegen.

 

Zegen kan ook zijn dat we God leren kennen

als degene die vergeeft,

als degene die bij ons blijft, zelfs als dat voelt als een worsteling.

Jacob vráágt wel naar de naam van zijn tegenstander

maar hij krijgt hem niet te horen.

Dat is ook te veel gevraagd.

We kunnen God nooit echt kennen.

In die zin blijft Hij een geheimenis, verborgen.

Maar in de zegen onthult God wel degelijk zijn naam.

Die zegen zit ‘m niet in al Jacobs rijkdom

maar in de belofte die Hij Jacob heeft gedaan in zijn droom:

Ik zal je terzijde staan. (Gen 28: 15 en 32:3)

Ik zal je beschermen.

Ik zal je thuisbrengen.

We ontdekken soms hardhandig dat dat zo is

maar daaruit groeit het vertrouwen dat we niet bang hoeven zijn

in het dal van diepe duisternis.

Ook na de nacht van diepe duisternis en eenzaamheid

wordt het weer dag en mogen we ons koesteren in Gods liefde.

 

Het verhaal vertelt het zo mooi:

zodra Jacob was overgestoken, ging de zon over hem op.

Alsof hij speciaal voor Jacob zo zijn best doet.

Het is een nieuwe dag, voor Jacob.

Een herboren mens die weet heeft van Gods nabijheid.

Omdat familieleden meelopen, keken wij de afgelopen week naar het Vierdaagse Journaal op TV Gelderland. Beelden van lopers, blaren, vrolijk publiek langs de kant en de mooie omgeving rond Nijmegen. Maar ook veel verhalen: over ziek zijn en weer beter worden, over jezelf overwinnen, over mensen die er altijd bij waren en nu niet meer, over geliefden die worden gemist maar toch zo dichtbij zijn. Een jongetje wees naar de hemel: ‘daar’.  Een ander wees op haar shirt met daarop drie namen en prikte met haar vinger op de plek van haar hart ‘hier’. ‘Je loopt nooit alleen’, schreef radiomaker Pieter van Eekelen in zijn dagelijkse ode aan de wandelaar. Je wordt vergezeld door lieve anderen in je gedachten, in de leegte, in de dankbaarheid.

Ik moest denken aan het lied van Elly en Rikkert: ‘Hij kan zomaar naast je lopen’. Het gaat over Jezus die meeloopt met de wandelaars naar Emmaus. Ze vertellen hun verhaal van teleurstelling en verdriet en Hij vertelt van hoop en opstanding. Als ze hem herkennen, maken ze de wandeltocht terug. Lichter. Hoopvoller.

Als ons leven een tocht is, dan weten we hoe lang het soms is en hoe ver. We hebben ervaren dat we meer kunnen hebben dan we van te voren denken. We weten hoe we kunnen twijfelen aan een goede afloop en hoe we aangemoedigd worden door mensen aan de kant. En ook: ‘Als God soms heel ver weg lijkt, als alles is mislukt en niemand weet waarom je bedroefd bent en bedrukt, sta dan niet gek te kijken wanneer Hij naast je staat en met je mee wil lopen totdat het wel weer gaat.’

verschenen op de Weekbrief van 23 juli 2023

Jul 22, 2023

Bron van zegen

overweging op zondag 23 juli 2023                       PG De Open Hof ~Oud-Beijerland

 

Uit de bijbel: Genesis 12: 1-9        

Lied: Uit Oer is hij getogen, NL 803

 

Uit de Bijbel: Romeinen 4: 18-25

Lied: Door de wereld gaat een woord, NL 802: 1, 4 en 5

 

Lied na de overweging: Gebed om zegen, Sela

 

Voor deze preek heb ik als een dankbare leerling gebruik gemaakt van de inzichten van Jonathan Sacks in: Een gebroken wereld heel maken en Genesis, boek van het begin.

 

Ga!

Het verhaal van Abraham kun je heel kort samenvatten:

God zei tegen Abraham: Ga.

En Abraham ging.

Dat is zo krachtig, zo nieuw en anders, dat hij gezien wordt als een voorbeeld van geloof en vertrouwen; een stamvader, niet alleen door de Joden, maar ook de christenen en de moslims. Alsof het bij Abraham allemaal pas écht begon.

Alsof dáár het geloof in God geboren wordt.

Een geloof dat wordt gekenmerkt door gáán, beweging.

Doorgaans zijn we eerder geneigd om vast te houden.

Om te blijven bij wat veilig is en vertrouwd.

Het land waar we wonen, onze leefomgeving die ons vormt, de samenleving die ons houvast geeft omdat we de sociale codes kennen, de taal spreken.

De familie en ons gezin, de plek waar we thuis zijn, waar we íemand zijn.

Allemaal vastigheden die ons geborgenheid geven maar ons tegelijkertijd kunnen vast houden; vaste patronen of verwachtingen die ons kunnen hinderen om te groeien, zekerheden die ons lui maken of angstig om uit onze comfortzone te stappen.

 

Abraham geeft die zekerheden op vanwege een stem. Het moet de stem van God wel zijn. Onrust overkomt hem en hij laat dat veilige en vertrouwde, dat benauwde en voorspelbare achter zich. Het is een sprong in het duister, een riskante en dwaze onderneming en tegelijkertijd een daad van vertrouwen. Achteraf zal Abraham ontdekken waar het allemaal goed voor is geweest en dat hij niet zou zijn geworden wie hij is als hij toen niet was gegaan; als hij toen niet had geluisterd naar het roepen van God.

 

Als het begint bij Abraham, begint het bij de durf om achter te laten wat jouw leven comfortabel maakt, of voorspelbaar. Het begint bij de kracht om je te ontworstelen aan wie of wat jou op je plaats houdt; bijvoorbeeld de druk van familie of de verwachtingen van ouders of het geloof van de gemeenschap waar je altijd bij hebt gehoord.

Het begint bij de moed om ‘versteende zekerheden’ los te laten. (Nieuw Liedboek, 816) En ‘Dat wij onszelf gewonnen geven aan het bevrijdende bestaan, aan wat ons uitdaagt om te leven, dat wij de stille stem verstaan.’

Abraham hoort de uitdaging om te gaan léven en hij hoort daarin de stem van God. Ga.

 

Stel jezelf voor dat er een tijd en een plaats is geweest waarin dit oude verhaal een enorme zeggingskracht heeft gehad. Dat was in de tijd van de Babylonische ballingschap. De ballingen voelden zich eigenlijk prima thuis. Ze leefden in een welvarend land, rijk aan cultuur en beschaving. Net als Haran dat was voor Abraham.

Ze wisten wel dat hun eigenlijke thuis ergens anders was en dat ze zouden moeten terugkeren om dát land weer op te bouwen, om dáár voor hun familie huizen te bouwen en daar de tempel weer te herbouwen, zodat ze er met hun gezin naar toe konden gaan. In dat oude verhaal hoorden de ballingen de aansporing om het zekere voor het onzekere te verruilen. Om op reis te gaan en terug te keren naar het land dat God hen had beloofd, en te leven in antwoord op de Tora. Dit verhaal daagt hen uit om zichzelf te worden, om niet op te gaan in de mensenmassa van Babel maar weer kinderen van Gods volk te zijn. Het doet hen de roepstem van God horen om te gaan léven. Want alleen zo zal waar worden wat God Abraham heeft beloofd: jij zult worden gezegend en jij zult een bron van zegen zijn.

 

Wat doe je met de zegen die je krijgt? Die geef je weer door.

Hoe dan? Hoe deed Abraham dat?

Het zat ‘m niet in indrukwekkende of grootse dingen.

De ‘vader van alle gelovigen’ was geen groot leider zoals Mozes.

Eerder een familieman, iemand van wie je op aan kunt. Gastvrij voor vreemdelingen. Hij gunt zijn neef Lot het beste deel en doet zelf een stapje terug. Hij komt voor hem op als Lot zich in de nesten heeft gewerkt en hij bidt voor de mensen in de stad Sodom in wiens goedheid hij wél en God niet meer gelooft. Hij wacht geduldig op het kind dat God hem heeft beloofd en is zelfs bereid dat kind aan God terug te geven. Gelukkig alleen maar om te ontdekken dat God niet wil dat wij onze kinderen aan hem opofferen. En als Abraham halt houdt om uit te rusten dan bouwt hij een altaar voor God en roept hij zijn Naam uit.

Je zou zeggen dat een stichter van een nieuw geloof grootser mag zijn, iemand op een voetstuk. Aan de andere kant mogen we ook wensen dat veel meer mensen zouden zijn als hij; vriendelijk en geduldig, gastvrij, en dicht bij God. Gezegend om tot zegen te zijn. De wereld zou er dan heel anders uitzien als wij die vriendelijkheid en zachtmoedigheid naar elkaar konden opbrengen.

 

Een zegen zijn begint bij het horen van een stem, horen hoe jíj wordt geroepen. Het begint bij openstaan voor wat er om je heen gebeurt. Dan zul je merken dat je wordt aangesproken, door een mens, een situatie, een moment. Je zult weten: Nu ben ik nodig.  Dit beroep wordt op mij gedaan, niet op een ander. Er komen momenten dat we ons geroepen voelen en weten: dit is iets dat alleen jij kunt doen, een situatie die jij alleen aankunt want God kent jouw talenten en gaven. Hij kent ook de noden van de wereld, weet wat mensen nodig hebben. Daarom zijn we hier. Geroepen om op weg te gaan, om te léven. En om het Gods stem te horen door het leven heen.

Die stem spreekt in ons eigen hart, in ons eigen geweten, in ons eigen oor. Een stem die spreekt in de stilte van onze ziel, als antwoord op ons gebed of juist in de onrust en de onvrede. 

En ons antwoord zal zijn wat Abraham deed; in alle eenvoud het leven oppakken dat naar je toekomt, mensen toelaten in je leven, hen het goede toewensen. Ons antwoord zal zijn wat Jezus ons heeft voorgedaan, barmhartig en geduldig, helend en bevrijdend.

 

Eigenlijk gaat er geen dag voorbij zonder dat er een appel op ons wordt gedaan om het goede te doen of te zeggen, om God te heiligen met wie we zijn of wat we kunnen. We mogen er een leven lang over doen om te ontdekken hoe we een bron van zegen kunnen zijn. Maar als je dat eenmaal weet, besef je achteraf dat het maar om één ding ging: het vermogen om te luisteren. En om dan te gaan.

 

Dat is de bedoeling van ons bestaan, ons doel, onze bestemming. Een rabbijn zei het zo: Het leven is de vraag van God. Wij zijn het antwoord daarop als wij klaar staan om de verantwoordelijkheid op ons te nemen die Hij aan ons toevertrouwt. Alleen al het gegeven dat Hij ons zoveel toevertrouwt maakt dat we onszelf ertoe in staat achten. En dat Hij ons roept om de gebroken wereld heel te maken.

(Jonathan Sacks, in: Een gebroken wereld heel maken, 315)

 

Jul 12, 2023

Sterk en dapper

overweging op zondag 9 juli 2023             PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

overstapdienst / gezinsdienst

 

uit de Bijbel in Gewone Taal: Jozua moet sterk en dapper zijn (Jozua 1: 1-9)

 

lied: ‘k Stel mijn vertrouwen op de Heer mijn God

 

overdenking: Je bent moediger dan je gelooft, sterker dan je lijkt en slimmer dan je denkt

 

Wie van jullie stuurt wel eens kaarten?

En dan bedoel ik niet een verjaardagskaart

of een kaart voor een feestje

maar een kaart voor iemand die ziek is

of voor iemand die het moeilijk heeft.

 

Wat schrijf je daar op, op zo’n kaart?

Van harte beterschap? Iets anders…

 

Je zoekt naar woorden die iets zeggen.

Woorden die troost geven, of goede moed.

Woorden die iets zeggen over God. En wat Die betekenen kan.

Je schrijft in ieder geval niet zomaar wat.

Je hoopt dat degene die de kaart krijgt

en jouw woorden leest en er verder mee kan.

Dat hij misschien een beetje minder verdrietig is,

dat zij zich minder bang of alleen voelt of minder onzeker.

 

Wees sterk en dapper.

Die woorden krijgt Jozua mee. Wel drie keer.

Zo belangrijk is het dat hij die woorden hoort,

dat ze tot hem doordringen. Wees sterk en dapper, Jozua.

 

Makkelijker gezegd dan gedaan!

Jozua heeft de taak gekregen om het volk Israël leiding te geven.

Mozes is er niet meer.

En wat was dat een geweldige leider.

Iedereen vertrouwde op Mozes.

In de woestijn, bij honger en dorst,

bij ruzie of moeilijkheden, wist Mozes raad.

Nu hij dood is, wordt hij gemist.

Of Jozua net zo’n goede leider wordt als Mozes

is nog maar de vraag.

Het is allemaal nieuw voor hem.

Ook wat er voor hem ligt is nieuw.

Beloofd land. Een goede plek om te wonen.

Maar hoe het er zal zijn, dat weet niemand.

Makkelijk zal het niet worden, dat weet Jozua al wel.

Misschien kunnen we ons een beetje voorstellen

hoe Jozua zich voelt.

Hij moet de overstap maken van wat voorbij is

naar wat er nog komen moet.

Wees sterk en dapper. Drie keer.

Maar ook drie keer: Ik ben bij je.

God staat achter Jozua. Hij gaat naast Jozua. Hij is erbij.

God vertelt Jozua dat hij het land zal binnentrekken;

hij zal het veroveren.

Maar God geeft Jozua geen advies hoe hij moet vechten.

Hij geeft hem het advies om op God en op zijn Woord te vertrouwen.

 

Sterk en dapper zijn heeft niet te maken

met spierballen of krachtpatserij.

Het gaat niet over vechten maar over de wet van God.

Houd die altijd bij je. Je mag het boek nooit wegleggen.

Maar je moet aandachtig bestuderen wat er in staat,

dag en nacht.

 

Dat is een zware klus. Letterlijk! Wat een dik boek.

Wat zou het belangrijkste zijn wat we eruit kunnen halen

om mee te nemen?

Wat kan ik meenemen zonder me eraan te vertillen.

…..

 

Wat Jozua leert, en wat wij mogen leren, is:

het hangt niet allemaal van jou af.

De toekomst wordt jou ook gegéven.

Als je dicht bij God blijft, blijft God ook dicht bij jou.

Welke overstap je ook gaat maken.

Van de basisschool naar het voortgezet onderwijs.

Van de ene naar de andere baan.

Van gezond zijn naar ziek zijn.

Van jong zijn naar ouder zijn.

Als dat je onzeker maakt, of bang, of alleen

hoor dan wat God tegen Jozua zei: Wees sterk en dapper.

En vergeet niet: Ik ben erbij.

 

Het is eigenlijk hetzelfde als wat Jezus ons leert.

Hij is een naamgenoot van Jozua.

Jezus is Jozua in het Grieks. Het betekent allebei: God redt.

Jezus wil ons leiden, de weg wijzen, zonder angst of onzekerheid.

Zelfs niet voor de dood.

Laat Christus’ woorden in je wonen, zegt Paulus.

Draag ze altijd bij je.

 

Welke woorden van Jezus woont er in jou?

Wat draag jij bij je wat jou sterk en dapper maakt?

Welk woord geeft draagkracht, veerkracht?

....

 

Vader,

leer ons de weg van uw woord.

Help ons te begrijpen wat Jezus heeft gezegd

en om dat toe te passen.

Maak ons daarin sterk en dapper.

Dat bidden wij in Jezus’ naam. Amen.

Page 3 of 18