Lyonne Verschoor

Lyonne Verschoor

Feb 26, 2018

Een met God

korte meditatie bij Meister Eckhart, vesper 25 februari PG De Open Hof

 

De mensen zouden niet zo veel moeten nadenken over wat ze moeten doen; ze zouden veel meer moeten nadenken over wat zij zijn. Zouden zij goed zijn en zou hun levenswijze goed zijn, dan zouden zij licht uitstralen, en dan zou er een heerlijk licht uitgaan van al hun werken. Als je rechtvaardig bent, dan is ook wat je doet rechtvaardig. Denk niet dat je heiligheid kunt grondvesten op daden; veeleer groeit heiligheid uit de grond van je hele wezen. Want niet de daden heiligen ons, maar wij moeten de daden heiligen.

 

Het gaat niet om wat je doet. Het gaat om wat je bent. Zegt Meister Eckhart.

Maar wat ben je dan? 

In deze lijdenstijd denken we na over wie Jezus was.

Mens? God?

Doet het er toe? We kunnen ons eindeloos verliezen in discussie hierover maar wat telt is: Hij wás.

Als Zoon heeft hij zich zo geïdentificeerd met de Vader dat nauwelijks meer waar te nemen was waar de een begon en de ander ophield. Zij waren één. Eén in hun liefde, één van verlangen, één wil.

 

Jezus zei daarover, in zijn afscheidswoorden bij die laatste maaltijd met zijn vrienden:

 

Als jullie mij kennen zullen jullie ook mijn Vader kennen,

en vanaf nu kennen jullie hem, want jullie hebben hem zelf gezien. (Johannes 14: 7)

Zo éen, zo eigen was Jezus met God dat hij zichzelf opzij kon zetten.

Zelfs verloren kon laten gaan, als een zaad in de aarde.

En hoe meer Jezus zichzelf vergat, des te meer God in hem gestalte kon krijgen.

Dat is het leitmotiv van het Johannesevangelie: God is mens geworden en heeft onder de mensen gewoond, vol goedheid en waarheid. God is mens geworden, omdat de mens Jezus ruimte voor hem maakte in zijn lijf, in zijn ziel.

 

Dat is wat hem mens maakte. Niet wat hij deed maar wat hij was:

een met God. Ruimte voor God. God zelf.

 

Jezus had het vermogen los te laten.

Hij zat niet vast aan aardse verlangens.

Hij maakte zich niet druk over het halen van doelen.

En liet zich niet afleiden door de waan van de dag.

Door zijn manier van leven, door zijn liefde voor de mensen,

was hij geheel en al op God gericht.

 

Durven wij net als Jezus alles zo los te laten

dat wij zingeving vinden in wat wij zijn.

Kunnen wij afstand doen van alles wat ons normaal gesproken in beslag neemt.

Durven wij onszelf prijs te geven om te zijn: Mens. Een in liefde met God.

 

Een heilige doelloosheid. Die ons dichtbij de ander brengt.

Een belangeloos leven; we hebben er niets bij te winnen.

Als grondslag voor de naastenliefde.

Gewoon er te zijn. En van daaruit te handelen.

Zonder er iets van te verwachten of er iets voor terug te willen krijgen.

 

Eckhart zei: Wie duizend jaar lang aan het leven zou vragen: waarom leef je? Die zou, als het kon antwoorden, niets ander te horen krijgen dan: ik leef omdat ik leef. Dat komt omdat het leven vanuit zijn eigen bestaansgrond leeft en opwelt uit zichzelf; Wanneer een oprecht mens, die handelt vanuit zijn eigen bestaansgrond, de vraag kreeg: waarom doe je de dingen die je doet? zou hij, als hij het juiste antwoord gaf, enkel zeggen: ik doe die dingen om ze te doen.

te groot voor het geluk alleen

 

De aarde is vervuld

van goedertierenheid,

van goddelijk geduld

en goddelijk beleid.

 

Gods goedheid is te groot

voor het geluk alleen,

zij gaat in alle nood

door heel het leven heen.

(LvdK 223, NL 650)

 

Dit lied blijft voor mij een van de mooiste gezangen in het Liedboek. Tegelijkertijd is het ook een lied dat je niet makkelijk meezingt. Want wat betekent ‘Gods goedheid is te groot voor het geluk alleen?’

 

Het is een lied over goedertierenheid, een woord dat lang niet meer door iedereen wordt verstaan. De Nieuwe Bijbelvertaling vertaalt het met ‘trouw’ en de Bijbel in Gewone Taal met ‘goedheid’. In de Bijbel is goedertierenheid een eigenschap van God. Het hoort thuis in het rijtje liefde, barmhartigheid, ontferming, genade, vergeving en al die andere woorden die willen omschrijven dat God het beste voor heeft met mensen. Hij heeft zich aan ons verbonden voor altijd. Die belofte doet Hij en daarop kunnen wij Hem aanspreken.

Psalm 33 vormde de inspiratiebron voor dit gezang. Deze Psalm bezingt de  schepping en de grootheid van de Schepper. Hij heeft de hemel geschapen en omdat Hij gesproken heeft zijn er sterren. Hij bewaart de aarde voor de zee. Maar in al zijn grootheid verliest niet uit het oog.

Noemen we Hem daarom de Allerhoogste? Er is niets boven Hem; dus de Eeuwige hoeft zijn blik niet omhoog te richten. Er is niets naast Hem, want er is niets aan Hem gelijk. Hij hoeft dus ook niet om zich heen te kijken. Dan blijft over dat hij vanuit de hemel naar beneden kijkt en de mensen gade slaat. Psalm 33 doet ons zingen: ‘Vanwaar Hij woont in het licht verheven, ziet God op deze aarde neer. Al wat door mensen wordt bedreven, een open boek is het voor de Heer.’ God leest ons vanuit de hoge en ziet zo des te beter wie door de diepte gaan; wie toeven in het graf, wie godverlaten zijn. Tot waar je niet dieper en donkerder kunt, is Gods goedheid bij mensen. Zelfs als het de mensen zelf zijn die de duisternis hebben doen ontstaan.

 

We kunnen soms zomaar uit het geluk vallen. Onverwacht en onverhoeds grijpt het noodlot ons in ons nekvel. Maar uit Gods goedheid vallen we nooit. Als de liefde van een moeder, de bemoediging van een vader, is die altijd om ons heen. Gods goedheid voorkomt niet dat wij het moeilijk hebben, maar is er wel bij. Het zijn juist deze woorden over Gods goedheid en het menselijk geluk die vaak gekozen worden voor boven een overlijdensaankondiging. Hoe moeilijk de woorden misschien te doorgronden zijn, ze spreken de taal van ons hart.

 

Onderweg naar Pasen gaan we mee op de weg die Jezus ging. Hij was de goedheid van God in levende lijve, sprekend zijn Vader in zijn vergevingsgezindheid, in zijn vermogen te helen en te genezen. Als de Zoon sterft, sterft met hem een stukje van de Vader, zijn goedheid gaat in het graf ten onder. Dat is bijna niet te verdragen zonder het perspectief van Pasen.

Gods goedheid  - wat mooi dat de dichter Barnard haar ‘zij’ noemt – sterft als een daad van solidariteit met allen die lijden, sterven moeten, godverlaten zijn als Jezus aan het kruis. Zij/Hij gaat kapot aan alles waaraan wij kapot gaan. Nog intenser mogen we dat lezen als: God is dáár waar wij zijn.

 

Zij daalt als vruchtbaar zaad

tot in de groeve af

omdat zij niet verlaat

wie toeven in het graf.

 

Jezus reikte ons de gelijkenis van het zaad aan. ‘Waarachtig, ik verzeker u: als een graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft het één graankorrel, maar wanneer hij sterft draagt hij veel vrucht.’ Wie verloren gaat aan het leven, wie zichzelf verliest in het geven aan de ander, mag vooruit zien naar iets nieuws. Zaad dat in de aarde valt belooft oogst. Jezus die gestorven en begraven is, wordt gewekt tot nieuw leven.

Wie dat gelooft kan aanvoelen wat er verborgen zit in dat ongrijpbare ‘Gods goedheid is te groot voor het geluk alleen. Zij gaat in alle nood door heel het leven heen.’

Jan 29, 2018

Kwetsbaarheid

kwetsbaarheid

 

‘Hoe kostbaar is een kwetsbaar mens’ is een veel geciteerde dichtregel van Okke Jager. Vaak te zien boven overlijdensadvertenties omdat het de ervaring van mensen is dat hun geliefden zo dierbaar, zo kostbaar zijn, maar ook zo kwetsbaar dat zij hen moesten afstaan aan de dood. Nu we toeleven naar Pasen zouden we van Jezus hetzelfde kunnen zeggen. Zijn levensweg loopt vroegtijdig dood.

De mensen herkenden in Jezus de lijdende rechtvaardige, uit de profetie van Jesaja. Kostbaar mens, rechtvaardig, vol liefde ‘hij was een man die het lijden kende

en met ​ziekte​ vertrouwd was. Maar hij was het die onze ziekten droeg, die ons lijden op zich nam.’ Kostbaar en tegelijkertijd zo kwetsbaar, door een onrechtvaardig vonnis veroordeeld: ‘Als een schaap dat naar de slacht wordt geleid, als een ooi die stil is bij haar scheerders deed hij zijn mond niet open.’ (Jesaja 53:3-8)

 

Toch is deze dichtregel geschreven met het oog op het leven. Hij is te vinden op een kunstwerk, een granieten boekrol, op het terrein van een psychiatrisch ziekenhuis in Deventer. Graniet is weerbarstig materiaal. Even weerbarstig als het leven van mensen soms, even hard als onze werkelijkheid. Moedeloos, machteloos kun je ervan worden. Anderen gaan er juist als krachtpatsers tegenin om te ontdekken dat het hen uitput, dat ze hun hoofd keer op keer stoten.

Okke Jager bracht met zijn gedicht een derde mogelijkheid onder woorden: ‘de zelfbewustheid van de krokus die het beton doet openbarsten.’ Leven, ondanks je pijn en verdriet, dwars door je moeiten heen. Gewoon doorgaan in het besef dat je kwetsbaar bent, maar sterker dan je had durven dromen. Die kwetsbaarheid past bij het leven van Jezus. Tegen alles in leefde hij naar de wil van zijn Vader en was hij in staat tot grote dingen: wonderen van heelheid, van vergeving, van leven. Als een krokus die door beton heen groeit, bracht Jezus te midden van alle hardheid zachte krachten in beweging.

 

Verraadt ons aller angst zich niet

in wie het leven weerloos liet?

De glasglans stemt de blazer mild.

De kaarsvlam vormt de hand tot schild.

De krokus wijst beton zijn grens.

 

Hoe kostbaar is een kwetsbaar mens.

Jan 11, 2018

Bestaat God?

Bestaat God?

 

I

Niemand kan met zekerheid bewijzen dat God bestaat. Desondanks geloven miljoenen in het bestaan van Iets of Iemand. Als algemeen het verlangen naar een God leeft, of dat nu in Nederland, in Indonesië of in Israël is, voedt dat het vermoeden dat hij of zij bestaat. Dan is God de bron waaruit alle godsdiensten en overtuigingen ontspringen en de oorsprong van de veelkleurigheid van geloven.

In een multiculturele samenleving is dit een aantrekkelijk antwoord. Het nodigt uit om nieuwsgierig te zijn naar de beleving van de ander en biedt tevens de ruimte om trots te laten blijken wat jij zelf gelooft.

 

Een ander antwoord zou gegeven kunnen worden vanuit de verwondering over de wereld om ons heen. Als alles zo mooi is en zo op elkaar ingesteld, zal Iets of Iemand toch aan het begin staan van de wereld? Inmiddels zijn wetenschappers in staat gebleken veel te ontrafelen van de mysteriën van ons bestaan maar uiteindelijk komen ook zij aan de grens van wat onomstotelijk kan worden vastgesteld en blijft de mogelijkheid open voor een Eerste Oorzaak of een Laatste Dragende Grond.

 

Een volgend antwoord wordt gevonden in de beleving van goed en kwaad. Als mensen worden overvallen door het kwade lot, blijft in hen het vertrouwen levend dat niet het onrecht het laatste woord zal hebben maar het goede. Daarmee wordt zin gegeven aan ons leven en worden wij uitgenodigd zelf ook vorm te geven aan het goede.

 

II

 

Voor mij bestaat God, als kan ik het niet bewijzen en voel ik evenmin de behoefte om dat te bewijzen. Ik kies ervoor dat God bestaat, op dezelfde manier als je er voor kiest, meer of minder bewust, om iemand te vertrouwen. De geloofsverhalen van mensen van vroeger en nu bevestigen dat dat een gerechtvaardigd vertrouwen is, waardoor zij hun bestaan richting konden geven.

 

Voor mij betekent het bestaan van God dat ik een mooier mens kan zijn. Iets of Iemand nodigt mij uit, daagt mij uit medeverantwoordelijk te zijn voor een leefbare aarde. Daar gaat een onweerstaanbare aantrekkingskracht van uit en het voedt mijn hoop dat een wereld volgens Gods bedoelingen inderdaad mogelijk is. Geloof in Gods bestaan zet mij voortdurend op het spoor van wat mogelijk is of wat nodig is voor de dag van morgen. Ik ontmoet God in situaties die om mijn inbreng vragen of in mensen die mijn pad kruisen. Ik ben daarin nodig om lief te hebben en het goede te doen.

 

Evenzeer heb ik God nodig om liefde en goedheid te ervaren om door moeilijke tijden heen te komen. Die liefde ontdek ik in mensen en in nabijheid is God nabij. En soms is er onberedeneerde kracht, ontvangen als uit de hoge.

 

gepubliceerd in Doornse Catechismus - Oude vragen, nieuwe antwoorden

Aarnoud van der Deijl, Stephan de Jong & Anne-Marijke Spijkerboer (red.) Kampen 2009.

 

 

Dit gebed is uitgesproken als Kyrie op zondag 8 oktober 2017 in De Open Hof. 

In deze dienst stonden we stil bij de toekenning van het predicaat 'Groene Kerk'. 

 

gebed om ontferming over de aarde

 

Bron van alle leven,

U hebt alle dingen geschapen,

en een eigen plaats gegeven in een kostbaar evenwicht.

Ook ons hebt U daarin een plaats gegeven

en ons de taak gegeven om de aarde te bewerken

en te zorgen voor alles wat leeft.

Maar het is juist de mens

die het evenwicht zo vaak verstoord.

Daarom bidden wij: Heer, ontferm U.

 

De aarde is in nood

omdat onze consumptiedrang groter is

dan zij kan verdragen.

Wij leven op te grote voet.

ten koste van de aarde,

en ten koste van mensen

die het minder hebben dan wij.

Daarom bidden wij: Heer, ontferm U.

 

Om de dieren

bedreigd in hun leefomgeving

door de veranderingen in het klimaat.

Om de gevolgen die wij niet kunnen voorzien,

om onze kop in het zand omdat het ver weg is

en moeilijk te begrijpen.

Daarom bidden wij: Heer, ontferm U.

 

Om het afval dat wij produceren,

om de plastic soep in onze oceanen

om het verdwijnen van diersoorten

om alles wat wij nog niet doen

om de afvalberg te verkleinen.

Daarom bidden wij: Heer, ontferm U.

 

Om de gevolgen van de klimaatverandering

voor mensen

op kwetsbare plekken op aarde

om droogte en het mislukken van oogsten,

om een teveel aan regen, om overstromingen

om de gerechtigheid die in de knel komt

als wij mensen aan hun lot overlaten.

Daarom bidden wij: Heer, ontferm U.

 

Bron van alle leven,

uit uw hand hebben wij de aarde ontvangen.

Laat haar niet vallen.

En houd in ons de onrust levend

dat het anders moet en anders kan.

Daarom bidden wij: Heer, ontferm U.

 

 

Pogingen iets van het leven te maken

Deze zomer las ik de geheime dagboeken van Hendrik Groen, tachtiger en woonachtig in een bejaardenhuis in Amsterdam-Noord. Om te voorkomen dat hij depressief wordt van zichzelf neemt hij een jaar om een dagboek te schrijven en ook iets van de ware Hendrik Groen te laten horen. Wat volgt is een hilarische beschrijving over ouder worden en de misstanden in de zorg.

Tussen de regels door lees je ook de worsteling om iets van het leven te maken: ‘Je wordt geacht te genieten van je oude dag, maar dat valt verdomd niet altijd mee.’ Hendrik Groen vertelt over de uitdagingen rond zijn plasproblemen, over zijn depressieve vrouw en het verlies van zijn dochtertje. Toch besluit hij actief iets van het leven te maken onder het motto ‘Oud Maar Niet Dood’. Daarmee gaat het boek ook over het belang van vriendschap en voor elkaar klaar staan.

Het geheime dagboek van Hendrik Groen zou zomaar naast het boek Prediker kunnen liggen. Ook dat gaat over de eindigheid van het bestaan. We gaan allemaal dood, zegt hij. Maar: we zijn het nog niet! Probeer er daarom het beste van te maken. Eet je brood met vreugde, drink je wijn met een vrolijk hart. Geniet. Heb lief. En doe wat je hand vindt om te doen. Tot de jaren komen waarvan je zegt: in deze jaren vind ik weinig vreugde meer. Beeldend beschrijft de Prediker hoe het lichaam langzaam achteruit gaat. Bevende wachters (handen) staan voor het huis. De soldaten (benen) gaan kromgebogen voort; de maalsters (tanden) verdwijnen langzaam aan; de vrouwen uit het venster (ogen) staren en het fluiten van vogels wordt ijl van toon. Je durft geen heuvel te beklimmen. (Prediker 11)

Uiteindelijk zal ieder mens het leven los moeten laten. Voor Prediker is het een troost dat hij het leven weer terug mag geven aan zijn Schepper die hem de levensadem heeft gegeven.

Bekend is het gezegde: We willen wel oud worden maar we willen niet oud zijn. Tot op hoge leeftijd samen fietsen, vrijwilligerswerk doen, met de caravan op pad, dát willen we wel. De eenzaamheid van het verliezen van geliefden, vrienden, en het omgaan met lichamelijke beperking, dat liever niet.

Oud zijn is niet makkelijk. Juist wie oud is, ervaart zijn kwetsbaarheid en beseft niet zonder (Gods) hulp te kunnen. ‘Nu ik oud en grijs ben, verlaat mij niet, o God zodat ik het nageslacht, elk nieuw kind, kan verhalen van de macht van uw arm’ bidt de Psalmdichter. ‘Blijf mij me zodat ik in ieder geval nog kan vertellen van U’. Ooit zei een gemeentelid tegen me, toen we actief op zoek waren naar nieuwe taakdragers: ‘Aan mij hebben jullie niet veel meer maar ik kan nog altijd een boom zijn die schaduw biedt.’ Een gebed, een luisterend oor, een plek om even bij te komen… het lijkt weinig maar is dat het ook? En weten we onze ouderen daar ook voor te vinden?

 

Als ik oud word

mag worden

de dagen stil

want zonder lief

en leeg

want waarheen

met dat rare oude lijf

kom dan bij mij

schenk me een glas

en we drinken

op het leven

 

 

Sep 04, 2017

niemand

1. niemand

 

we vragen

waar ben je

roepen naar de hemel

waarom doe je niets

jij God van liefde

waarom laat jij dit toe

jij God van bevrijding

 

en jij

 

ik roep jullie

maar

er is niemand

 

Nu kom ik bij jullie terug, ik roep jullie.

Maar er is niemand, niemand geeft antwoord.

Waarom niet?

Jesaja 50: 2, Bijbel in Gewone Taal.

 

2. niemand

iemand moet het doen

zeggen we

maar uiteindelijk

doet niemand het

 

iedereen doet het

beweren we

en toch

pleit dat niemand vrij

 

laat niemand het doen

 

3. niemand

niemand weet hoe laat het is

niemand is te vertrouwen

niemand luistert

het kan niemand wat schelen

niemand heeft tijd

wees niemand

 

 

want niemand is vrij

 

Een twijfelaar is een bed; te breed om er alleen in te slapen, maar net te smal om er samen in te slapen.

Binnen het christelijk geloof is geen ruimte voor twijfelaars. Althans volgens de Catechismus. Een christen heeft een ongetwijfeld geloof. (Zondag 7, vraag 21 en 22) Dat typeert de ware gelovige. Vanuit dit perspectief heeft degene die twijfels heeft dan ook een probleem. Je bent niet zeker genoeg. Het is niet goed genoeg. Wie twijfelt is als een golf in zee, die door de wind heen en weer wordt bewogen, schrijft Jacobus. (Jacobus 1: 6) Willoos. Doelloos.   

In pastorale gesprekken is twijfel ook regelmatig onderwerp van gesprek. Twijfel aan het geloof zoals dat vanaf de jeugd is meegegaan; twijfel aan de liefdevolle God in een harde en liefdeloze wereld; twijfel omdat het hoofd denkt over God maar het hart niets voelt. Twijfel slaat vaak toe als het plaatje niet meer klopt. Als er dingen gebeuren die vragen oproepen; als door een crisis je leven overhoop wordt gegooid en de plaats van God daarin niet meer duidelijk is. Waarom doet God niets? Kan ik hem niets schelen?

Twijfel en geloof, twijfel aan geloof; het wordt een probleem als je er een tegenstelling in ziet; als je twijfel ziet als de trekkracht die jou bij geloven vandaan houdt. Bij God vandaan. Maar twijfels bezitten een kracht die antwoorden niet hebben: zij bieden openingen voor ontmoeting en gesprek. Vragen zijn de motivatie om op zoek te gaan; te leren en af te leren. Twijfels die tot zoeken leiden brengen je dichter bij God. Al voelt hij ver weg.

Het loslaten van oude zekerheden, van antwoorden die niet meer voldoen, het legen van je geloofsrugzak mag dan beangstigend zijn, het is ook een teken van groeien naar een volwassen geloof en een eigen verbinding met God. Twijfels bieden meer garantie voor verbinding met hem dan vaste zekerheden en stellige antwoorden.

Een twijfelaar is eigenlijk precies breed genoeg om er samen in te slapen; als je van elkaar houdt. Als je je aan elkaar wilt vasthouden om er niet uit te vallen. Ik denk dat het met geloven ook zo is. We houden elkaar vast om er niet uit te vallen, uit het zinvol verband dat we samen vormen, God en ik. Gerard Reve verwoordde dat zo kernachtig:

Eigenlijk geloof ik niets en twijfel ik aan alles,

zelfs aan U.

Maar soms, wanneer ik denk dat Gij waarachtig leeft,

dan denk ik dat Gij liefde zijt, en eenzaam,

en dat, in zelfde wanhoop, Gij mij zoekt,

zoals ik U. (Dagsluiting, in: Nader tot U)

Als Jezus afscheid neemt van zijn leerlingen, hen de opdracht geeft om alle volken tot geloofsleerling te maken, twijfelen sommigen nog. (Matteus 28: 16v) Desondanks ontvangen zij hun roeping. Geen woord van verwijt komt over Jezus’ lippen, geen veroordeling. Alleen de toezegging: ik ben met jullie. Want geloof gaat ook over ongeloof; vertrouwen gaat ook over angst. Bij Jezus hoef je je daarvoor niet te schamen. (geleend van Nico ter Linden, Het verhaal gaat 2, 285)

 

Deze mijmering had zijn plek in de vesper op 27 november in De Open Hof in Oud-Beijerland. 

Ze was niet van een kerk en had me gevraagd te spreken bij haar uitvaart. Zesenveertig was ze. We spraken over haar leven en de waarden die ze wilde doorgeven aan haar dochter. Eerlijkheid, zei ze. En behulpzaamheid en rechtvaardigheid. Waarden die ook Jezus achterliet toen hij zijn leerlingen opdroeg voor elkaar te zorgen zoals hij voor hen had gezorgd. En ze was niet van een kerk. De muziek voor de plechtigheid hadden ze samen al uitgezocht. Heaven, van Bryan Adams, omdat ze hoopte dat ze haar moeder weer zou zien, die net als zij jong stierf en een dochter achterliet. Ze verlangde er ook naar weer bij haar vader te zijn, die nog niet zo lang geleden stierf. Dat er een hemel zou kunnen bestaan troostte haar en gaf haar de rust zich over te geven aan wat ging komen. Bij het uitdragen zou Angels are Calling (Ari Koivunen)  klinken. Hemel en engelen, daarover moest het gaan. En ze was niet van een kerk. 

De Protestantse Kerk in Nederland lanceert in de maand van de spiritualiteit (januari 2017) een campagne met als thema Geloven doe je in de kerk. Ze hoopt daarmee al die zinzoekers te prikkelen om ook eens naar de kerk te komen, om daar te zoeken naar zin. Je hoeft namelijk geen volleerd gelovige te zijn om binnen te mogen en mee te doen. En gaat het in de kerk niet om veel meer dan alleen om God. Ook om troost, gemeenschap, nadenken, twijfelen, verwondering.... Een mooie campagne. Er zit wat in om zinzoekers naar binnen te halen. Maar wat was het goed om ook buiten de kerk samen zingeving te vinden en, zoekend naar woorden, elkaar vast te houden. 

 

 

Oct 04, 2016

Vallen

Vallen

 

 

De astrologische herfst is aangebroken. De esdoorn in de voortuin kleurt al een beetje rood. In het park raapte ik al kastanjes op die liggen te glanzen in de vensterbank. Binnenkort steekt de wind op en zullen de eerste bladeren vallen.

 

Rainier Maria Rilke schreef er een prachtig gedicht over. 

 

 

De bladeren vallen, vallen als van ver,

als welkten in de hemel verre tuinen;

ze vallen met ontkennende gebaren.

 

En in de nachten valt de zwarte aarde

uit alle sterren in de eenzaamheid.

 

Wij allen vallen. Deze hand zal vallen.

En kijk je naar de andere: het is in allen.

 

Maar Éen is er. Hij vangt dit allen

oneindig teder in zijn handen op.

 

Het vallend blad lijkt wel uit de hemel afkomstig; alsof niet alleen op aarde maar ook in de hemel de bomen verwelken. De blaadjes dwarrelen heen en weer voordat ze de grond bereiken, alsof ze ‘nee’ schudden. De nachten worden langer en de aarde vervalt in eenzaamheid. Wie wil er aan geloven, aan dit verval? Wie durft zich over te geven aan koude en eenzaamheid? Wie heeft voldoende vertrouwen dat wij niet te pletter vallen?

 

vallen

Een maand geleden vielen wij. Ons kind werd met spoed naar het ziekenhuis gebracht. We vielen en vielen. We vielen van het overmoedig denken dat gezondheid en geluk vanzelfsprekend zijn. We vielen pardoes van onze onbevangenheid. We vielen en we wilden er niet aan. Alles in ons één grote ontkenning: nee, dit overkomt ons niet. Nee, dit mag niet.

 

Wie is er niet ooit gevallen? Wie werd nooit opgeschrikt door een plotselinge wending van het lot; overvallen door het besef dat je als mens plannen kunt maken wat je wilt maar dat je je uiteindelijk hebt neer te leggen bij wat je overkomt. Sommige mensen vallen zelfs van hun geloof als het kwaad hen treft. Een laatste tegenvaller is voor velen het ouder worden. De herfst van het leven smaakt lang naar meer tot het verval de onafhankelijkheid aantast; de wereld kleiner wordt en een mens vervalt in eenzaamheid. Vallen hoort bij de tragiek van het mens-zijn.

 

zomer

Twee dingen wil ik niet vergeten. Twee dingen die o zo makkelijk onder druk komen te staan als de stormwind opsteekt en het vallen begint. Het eerste is de zomer. De kleuren, het zonlicht, het geluk, de zegeningen en de oogst van de zomer gaan altijd aan de herfst vooraf. De zomer zal ons voorzien van voorraad om de herfst en de naderende winter te doorstaan. In de zomer van het leven genieten wij de liefde en warmte. In de zomer van het leven vieren wij het geloof. We mogen de vruchten ervan plukken en er van nemen in de herfst. Alles wat ons nu goed doet, kan straks tot troost of krachtbron zijn. Ik denk maar aan de oude dame die de psalmen die zij vroeger op school leerde voor zich heen neuriet als ze niet kan slapen en de nacht eindeloos duurt.

 

opgevangen

Het tweede dat ik niet wil vergeten is dat ons vallen opgevangen wordt door oneindig tedere handen. De mens is zo kwetsbaar. Als een hand die hulpeloos valt, en de andere is net zo. Maar de Éne, wiens hand de mens vormde uit aarde, vangt ons op. Er is geen duisternis of Hij schept een doorgang naar het licht. Geen schuld zo groot of er is bij hem vergeving.

De dichter Arno Pötzsch schreef ook een gedicht over vallen. Hij was predikant in de WOII, behorend tot de Bekennende Kirche en fel tegenstander van het Hitler-regime. Gelegerd in Nederland was het zijn taak als aalmoezenier om soldaten die waren gedeserteerd of ter dood veroordeeld in hun moeilijke uren bij te staan. Een vertaling van zijn prachtige lied is opgenomen in het Nieuwe Liedboek. (916) 

 

Je kunt niet dieper vallen dan louter in Gods hand

waarmee zijn heil ons allen barmhartig ondervangt.

 

Ooit monden alle paden door schade, schuld en dood

toch uit in Gods genade hoe groot ook onze nood.

 

Wij zijn door God omgeven ook hier in ruimt’ en tijd

en zullen in Hem leven en zijn in eeuwigheid.

 

 

Dat de bladeren straks gaan vallen hoeft ons niet droevig te stemmen maar juist oneindig dankbaar. 

Page 2 of 3