Sep 12, 2022

Wat moet ik doen?

overweging op zondag 11 september 2022   PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

In deze dienst stond het afscheid nemen, herbevestigd worden en aantreden van taak- en ambtsdragers centraal.

 

uit de Bijbel: Psalm 19: 8-17 en Lucas 10:25-37

 

Drie reizigers reden op hun kamelen door de woestijn. Plotseling hoorden zij een stem die hen riep: kom van je kameel af en kniel neer op de grond. Angstig gehoorzaamden zij de stem. Vul nu je handen met zand en klim weer op je kameel. Rijd door naar je bestemming maar open je handen niet. Zij haastten zich om te doen wat de mysterieuze stem hen had opgedragen. Na uren rijden bereikten zij de volgende oase. Zij openden hun handen en ontdekten dat ze geen zand vasthielden maar juwelen. O, riepen ze uit, hadden we maar geweten dat het niet zomaar woestijnzand was, dan hadden we veel meer meegenomen.

 

Lijkt het leven niet soms op een woestijn. Leeg en richtingloos. We zijn onderweg, maar af en toe zijn we zo gelukkig dat we een stem horen die ons roept. We luisteren wel maar met een half oor, met een hoofd dat veel te vol is, met een halfslachtig hart. Veel te veel bezig met andere zaken. Maar er komt een moment dat we ontdekken dat elk moment een schat had kunnen zijn. (gevonden op torah.org/learning/tehillim-ch19)

 

De hoofdrolspelers in de gelijkenis van Jezus laten die ontdekking aan zich voorbij gaan. Op hun weg vinden ze de kans om een medemens te zijn. Ze kunnen een held zijn in het verloren verhaal van die voor dood achter gelaten man.

Ze hebben het zand in hun handen maar geven het niet de kans om het tot een schat te laten worden. De priester kent de Tora. De Leviet kent de Tora. Wie niet? Zou je bijna zeggen. Want de wetgeleerde die bij Jezus komt vraagt naar de bekende weg. Wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwig leven? Wat moet ik doen wil mijn leven díe kwaliteit hebben die iets zegt over het koninkrijk van de hemel. Ze hebben het antwoord in hun handen. Ze weten het allang. Ze doen alleen niets met die kennis.

 

Hoe vaak hebben wíj de kans laten liggen om iets goeds te doen, om van betekenis te zijn? Hoe vaak hebben we niet gedacht dat we het zand in onze handen hadden kunnen omzetten in iets veel kostbaarders? Herkennen wij het moment wel voldoende wanneer we geroepen worden om medemens te zijn?

We hebben goud in onze handen met Gods wet. Levenskracht, richtlijn, wijsheid, vreugde voor het hart, licht voor de ogen. Zoeter dan honing. Begeerlijker dan goud. Wie ermee leeft, wordt rijk beloond.

 

God heeft zijn wil geopenbaard in de Tora. Maar we lezen er ook in wie Hij wil zijn. En hoe Hij bij ons betrokken wil zijn. Door te horen en te doen wat Hij zegt komen we dichtbij hem. Dichtbij God zijn, dat gevoel dat je overvallen kan als je boven op een berg staat, of bij een prachtige zonsopgang. Dáárin herkennen we niet alleen God, maar we ervaren hem ook. Dát gevoel, zegt de Psalmdichter, dát gevoel maar dan nog mooier en sterker, dát hoort ook bij het doen van Gods wet. Hij is het Woord. Jij bent het Antwoord. Als jij er bent voor een ander, komt de Eeuwige daarin als de Ander mee.  

 

Degene die het goede voorbeeld geeft komt uit onverwachte hoek. De Samaritaan laat zich leiden door wat er op zijn weg komt. Of wie. De mens die daar ligt laat hem niet onbewogen. Hij kreeg medelijden. Hij voelde wat voor die arme man.

Medemens word je niet alleen door je te realiseren wat je moet doen. ‘De Heer uw God liefhebben en uw naaste als u zelf.’ Alleen het wéten is te weinig. Dat kan dus misgaan. Vastlopen in theoretische discussies. Wat bedoel je dan met liefhebben? Of: ‘Wie is dan mijn naaste?’ 

 

Het begint met weten wat je moet doen. Maar het vindt zijn focus in empathie, in meevoelen met de ander. Wat je uit je hoofd best weet, landen in je hart. En zijn weg vinden naar je handen, je voeten, je daden. Juist omdát je met je hoofd best weet wat je moet doen voor dat eeuwige leven, zou het je moeten raken als je in een situatie komt die vraagt om liefde. Het zou je niet onbewogen moeten laten als een mens lijdt, tekort komt.

Want medemens word je als je durft te struikelen over de ander, als je je wilt laten ophouden onderweg naar iets anders, als je je het lijden van de ander aantrekt. Dán proef je iets van dat eeuwige leven, de hemel op aarde.

 

Wat moet ik doen? Over het algemeen weten we dat best. En we weten best van onszelf wanneer we aan de overkant voorbij gaan. Wie wil ik worden? Die vraag wil deze gelijkenis vooral stellen. En of we beseffen dat we daartoe voldoende in handen hebben.

This entry was posted in Preken
Nov 30, 2021

het goede zaad

overweging op zondag 14 november 2021    PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: Matteus 13:24-30

 

onkruid

De meest gruwelijke perioden in onze geschiedenis, de meest verwerpelijke daden, zijn voortgekomen uit de wil om het goede te behouden en het kwade te vernietigen. Denk aan heilige oorlogen, het uitroeien van mensen, het vernietigen van erfgoed. In naam van het goede zijn de vreselijkste misdaden begaan – en nog. In de fanatieke ijver om de zaken zuiver te houden delven mensen het onderspit. (Drewermann) Ik denk aan de toeslagenaffaire. Maar bijvoorbeeld ook aan de verharding rondom corona en vaccineren, of welk ander vraagstuk dan ook. Wie bepaalt wat goed is en wat fout? Wat is kruid en wat is onkruid? We maken alleen maar stuk als we vasthouden aan ons eigen gelijk.

Wat in het groot geldt, geldt ook kleiner, op menselijk niveau. We zijn er heel goed in om te benoemen welke kwalijke eigenschappen een ander heeft. We weten haarfijn onze vinger op de zere plek te leggen; wat gaat er fout, wat is ongewenst, onfatsoenlijk, dom. We wijzen daarmee mensen af, veroordelen. We maken ons boos op hen, ergeren ons of keren ons van hen af. Goede vruchten zullen er zeker niet van geplukt gaan worden.

 

Ook onszelf sparen we vaak niet. Het is niet snel goed genoeg. We weten vaak wel wat we willen afleren maar niet wat we willen leren. En als we ons spiegelen aan een ander, kan het altijd beter. Dat doet wat met je zelfvertrouwen, met je vermogen te bloeien. Het doet wat met het plezier waarmee je de dingen doet.

 

IJverig trekken aan het onkruid of er bestrijdingsmiddelen op los laten kan maar zo tot gevolg hebben dat er niets meer groeien wil. En ook hier de vraag: wat is kruid en wat is onkruid? Wat is goed en wat verkeerd? Weten we dat eigenlijk wel? Ik moet eerlijk zeggen dat ik in mijn eigen tuin het onderscheid niet altijd weet en soms verrast ben. Wat ik gehouden had voor onkruid heeft dan prachtige bloemen en wat ik had bedacht dat kon blijven staan blijkt toch niet zo’n aanwinst.

 

We kunnen wel verlangen naar duidelijkheid, naar eenduidigheid, maar die is er niet. Niet in dit leven, niet in deze wereld. Dat betekent dat we het moeten uithouden met een wereld die door God is geschapen en tegelijkertijd vol is met verdriet, gevaar, kwaad. Het betekent dat we soms voor bittere raadsels staan en voor vragen die vaak beginnen met ‘waarom?’ We moeten leren leven met onduidelijkheid en onzekerheid. En het leren uithouden met elkaar, met onszelf, met ons licht en ons donker, ons goed en ons kwaad. Over het algemeen zijn we mensen van goede wil. Zo ziet God ons tenminste. Hij ziet wat wij doen met welbehagen aan. (Prediker 9: 7) Nu alleen nog maar net als Hij leren kijken en zien dat ‘de meeste mensen deugen’.  (Rutger Bregman) 

 

het goede zaad

Dat is wel genoeg over het onkruid. Uiteindelijk gaat het over het goede zaad. Over hoe het mag groeien als het in goede aarde valt. Daar heeft Jezus net hiervoor een gelijkenis over verteld. En het mag gaan over de groeikracht van zelfs het kleinste zaadje. Want als het gaat over het koninkrijk, dan heeft de zaaier, God zelf, vertrouwen in de groeikracht van de mensen, en de wereld die Hij geschapen heeft. Het goede zaad zal het wel redden. Ook tussen het onkruid. God heeft in ons voldoende goedheid gelegd om een goed mens te zijn. Hij heeft ons toegerust met gaven en talenten om te kunnen groeien en van betekenis te zijn. En het onkruid in ons, dat krijgt de gelegenheid om alsnog te bloeien. Kijk maar naar Jezus. Hij veroordeelt de mensen waarmee Hij omgaat niet, de zondaars niet en de tollenaars niet. Hij sluit niemand buiten en wijst niemand af. Hij rukt dat onkruid op Gods akker niet woest uit. En juist daardoor komt het goede in hen tot bloei. Mensen bekeren zich, willen hem volgen.

 

Hamvraag van Jezus’ gelijkenis is niet: hoe roeien we het kwade uit maar hoe laten we het goede groeien? Hoe krijgt dat koninkrijk van God de kans? Het kan niet voor niets zijn dat het spreekwoord luidt: elkaar de hemel in prijzen. Wie vol lof kijkt naar anderen brengt de hemel dichterbij. Laten we elkaar waarderen, complimentjes geven. Laten we elkaar bemoedigen, steunen, troosten, dragen. Welwillend zijn over wat er wél is.

Dat betekent ook dat we soms moeten leven met onze verwarring over de vraag wat kruid is en wat onkruid. Het betekent dat we moeten accepteren dat niet altijd ondubbelzinnig is vast te stellen wat goed is en wat fout. En boven alles doet het een beroep op ons vertrouwen en ons geduld.

 

geduld en vertrouwen

Ergens op wachten kan lang duren. En als je het moeilijk hebt, en hoopt op verlichting, dan duurt het wachten nog langer. Misschien vinden het daarom wel zo moeilijk om onze houding te bepalen in de crisis die al bijna twee jaar duurt. Het duurt zo lang. Er wordt geduld gevraagd.

Als Jezus zegt dat Gods koninkrijk nabij is, zelfs is aangebroken, dan willen we dat ook zien en ervaren. Maar God laat zich niet haasten. Hij heeft het geduld om te wachten tot het goede zaad voldoende is opgeschoten. En wie weet wat het vermeende onkruid toch nog voortbrengt. God heeft het geduld om zijn oordeel over de wereld, zijn oordeel over de mensen, uit te stellen. Hij geniet niet van de gedachte dat de tijd van de oogst snel zal aanbreken en dat het onkruid zal worden uitgerukt. Hij geeft het de tijd zodat wie niet tot bloei is gekomen als mens alsnog zal bloeien, zich zal omkeren, bekeren.

Wij mogen vertrouwen hebben dat God zal zien wat wij niet zien, als graan en onkruid samen opgroeien. We mogen het aan hem overlaten wat er van moet worden. Als niets ooit zwart óf wit is, goed óf kwaad, mogen we erop vertrouwen dat met Gods hulp alles tenslotte vrucht kan dragen. We mogen vertrouwen dat Hij ook in ons zal zien en aanraken wat goed is en kan bijdragen aan zijn koninkrijk op aarde.

 

Als we nu toch eens gewoon Gods water over Gods akker lieten lopen. De wereld, ons leven, toevertrouwen aan zijn handen.

This entry was posted in Preken