May 15, 2023

Beeld van God

overweging op zondag 14 mei 2023         PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

zesde zondag van Pasen

 

verhaal: De Oude Schildpad, Douglas Wood

uit de Bijbel: Exodus 32:1-6 en 34: 1-9

 

beeldvorming

We worden de hele dag bestookt met beelden én beeldvorming. We vormen ons een mening over iets of iemand. We vormen ons eigen beeld van situaties, van gebeurtenissen in de wereld. Zelfs als het over onszelf gaat over is beeldvorming niet ver weg. We hebben een bepaald beeld van onszelf. We zijn ons ervan bewust dat er naar óns wordt gekeken, spiegelen ons aan anderen. Er is geen ontkomen aan. En de vraag is hoe het ons leven, onze omgang met elkaar beïnvloedt.

Het beeld dat je van een ander hebt bepaalt hoe je diegene tegemoet treedt. En dat beeld klopt lang niet altijd. Jongeren in groepjes… uitkijken geblazen. Tot je ze angstvallig passeert en ze je vriendelijk groeten. Iemand kan zomaar meevallen, anders zijn dan je dacht. Ook je zelfbeeld beïnvloedt hoe je jezelf geeft in je werk of in relaties met mensen. Voor je het weet zit je vast, of heb je een ander vastgezet, in het beeld dat in je hoofd zit.

Een luchtig voorbeeld van beeldvorming is een ontmoeting in mijn eerste gemeente. Mijn man en ik waren ergens uitgenodigd en de gastheer wilde ons aan iemand voorstellen. ‘Dit is onze nieuwe dominee’, zei hij met een armzwaai. Waarna diegene de hand van mijn man pakte om hem hartelijk welkom te heten. We konden erom lachen maar dat is het natuurlijk niet. Vrouwen hebben nog altijd ‘last’ van hun vrouw-zijn. En je zult in dit land maar een buitenlands klinkende achternaam hebben; of opgroeien in een achterstandswijk, goede cijfers halen en toch een lager schooladvies krijgen. Je zult maar een donkere huid hebben. Of transpersoon zijn. Je zult maar worden gepest op de werkvloer of op school en gaan geloven wat ze allemaal over je zeggen.  

Beelden zijn hard, hardnekkig. Ze staan verwondering in de weg, en verrassing. Ze vervormen onze kijk én de verbinding die we met de ander kunnen leggen. Ze maken onvrij. En onvrijheid hadden de Israëlieten nu net achter zich gelaten. Wat doet dat gouden beeld daar?

Ik ben er

Het gaat mis als Mozes wegblijft. Veertig dagen zal hij op de berg blijven om de tien geboden te ontvangen. (Exodus 24:18) Na een week of zes wordt het volk ongeduldig. Ik kan het begrijpen. Egypte ligt achter hen. En vóór hen ligt het beloofde land. Maar hoe ze zullen komen en óf ze er zullen komen is de vraag. Met die onzekerheid konden ze het uithouden zolang Mozes er was. Uit zijn mond hoorden ze God spreken.

Ze zágen dat ze die God konden vertrouwen in het brood uit de hemel, het water uit de rots. Maar nu Mozes is verdwenen geldt ook voor God: uit het oog, uit het hart. En dan roept iemand: máák een god voor ons. Laat God erbij zijn, zoals Hij heeft beloofd, maar dan op ónze manier. Wat heb je tenslotte aan een God die zegt: Ik zal er zijn. Hoe dan? Wat merk je daar van? ‘Ik zal er zijn’ is net zo wazig als het antwoord ‘straks’ op de vraag ‘wanneer’. Dan weet je nog niets.

Ze proberen de Ene een vorm te geven zodat Die zichtbaar is, dichtbij komt. Het gouden kalf is dan ook geen afgod maar een beeld van God. Zo zagen ze God; zo wilden ze dat Die zou zijn. Ze vatten de Eeuwige samen in termen van goud en rijkdom, van jeugd en levenskracht, van mannelijkheid en vruchtbaarheid. Dáárin is God te vinden voor hen. Een sterke, onoverwinnelijke God.

Een stukje uit de kinderbijbel Woord voor Woord: ‘Dat krachtige sterke leven, daar voel ik God in. Jonge krachtige mensen, die lijken mij het meest goddelijk. Die moeten de leiding hebben. De sterksten moeten de meeste kans krijgen.

Halfzachte slapjanussen en oude, ouwerwetse mensjes, daar hebben we helemaal niets aan. Wie niet sterk is, moet sterk worden. Wij zijn sterk en krachtig. Dus God is sterk en krachtig.’ (Karel Eykman) Met dít beeld, een stierkalf, een ‘jonge god van een god’ wordt niet alleen God vastgezet maar ook de mens.

Wij zijn het niet die bepalen hoe God moet zijn. Dat bepaalt de Eeuwige zelf. Het is in onze omgang met God dat wij ontdekken hoe Hij in ons leven aanwezig is. Of afwezig. Want we kunnen niet over God beschikken.

Voor velen is God de Nabije, de God van ‘Ga met God en Hij zal met je zijn (NL 416) Maar Hij zou er zomaar op een andere manier kunnen zijn dan wij denken, hopen of wensen. Misschien als ons kritische tegenover. Als degene die ons op de proef stelt. Als degene aan wie wij twijfelen. Of als de degene naar wie wij verlangen omdat zijn aanwezigheid wordt gemist, níet vanzelf spreekt. Sommige Psalmen lopen over van dat zoeken, over smachten naar God als een vermoeid en dorstig dier naar water. Denk aan Jezus’ woorden aan het kruis en hoe Hij God miste.

‘Maak geen godenbeelden’ zeggen de Tien Woorden. Niet alleen van goden, ook niet van God. En dat geldt evengoed voor denkbeelden. Er komt een moment dat ze sneuvelen.

In de appgroep werd gedeeld hoe het beeld van de strenge en straffende God plaats maakte voor de liefdevolle en troostende God. Maar ook dat we het beeld van de corrigerende God toch ook nodig hebben om bij de les te blijven.

Voor sommige mensen wankelt of kantelt het beeld van God als hen iets overkomt dat moeilijk is of zwaar. Waarom heeft God hen daarvoor niet bewaard? Als God ons tegemoet komt als een verbondspartner, een vriend of reisgenoot, dan moeten we hem de ruimte gunnen om ons te verrassen, te verwonderen, te overrompelen.

Hoe dan?

Ik ben er, zegt God. En Hij laat zich kennen in de leiding die de Israëlieten ervaren op de onbekende weg die ze gaan. In wolk en vuur. In manna en water. Hij laat zich kennen als een reisgenoot, en als een bondgenoot. Een vriend die vraagt om jouw vertrouwen, jouw gehoorzaamheid, jouw verantwoordelijkheid. Een reisgenoot met wie je het onzekere tegemoet durft te treden, een levenspartner waaraan je groeit en verandert. Dáárom is God zo boos op de Israëlieten. Omdat ze niet begrepen hebben dat Die zich verbonden had aan zijn volk. Niet hoog en ver bij hen vandaan, maar in hun midden.

Hoe zal Hij er zijn?  Mozes zou het graag willen weten. Wie heeft er niet net als hij af en toe behoefte aan geruststelling: zeg me, God, hoe U met me meegaat. Gun me een blik in mijn toekomst nu alles zo onzeker is, zo duister. Laat me zien dat ik er niet alleen voor sta nu morgen als een woestijn voor me ligt. Hoe God er zal zijn? In liefde, genade en geduld. In trouw en waarachtigheid. Een God  die vergeeft maar niet alles over zijn kant laat gaan. Groots en liefdevol, scherp en kritisch. Zo is God in jouw leven aanwezig en dat merk je pas als Die al voorbij gegaan is. Achteraf. Als je gevoed bent, je dorst gelest is; als je uit je woestijn gekomen bent, of in jouw duisternis licht hebt ontdekt. Achteraf. Als je bent teruggekeerd van en dwaalweg, gevallen en opgestaan.

Je bent een beeld

Later zullen mensen God ontdekken in een mens. Achteraf kwamen de verhalen los over wat mensen hebben gezien, gehoord, ervaren. Het moest wel iets van God zijn geweest. ‘Sprekend zijn Vader’ (Nico ter Linden) zeiden ze.

En Johannes schreef in zijn evangelie: We hebben de grootheid van God gezien. (Joh 1:14) Jezus is het enige echte beeld van God. Hij was het die Gods naam belichaamde. Hij gaf handen en voeten, stem en hart aan dat liefdevolle en genadige, de trouwe en oprechte. Hij was het die zonden vergaf én een kritische blik over het leven liet gaan door op te roepen tot omkeer en bekering. Zijn optreden staat haaks op alles wat dat gouden kalf vertegenwoordigde. Hij was er voor kinderen, voor zondaars, voor wie verlamd waren door het leven, voor wie klemgezet waren. Hij kwam op voor de losers, de zwakkelingen. Hij hechtte niet aan status of macht of rijkdom. Hij waarschuwde juist dat het nastreven van die zaken het koninkrijk van de hemel in de weg staan.  

En Hij leerde ons het belangrijkste van alle geboden: een beeld van God dat héb je niet, dat bén je.

This entry was posted in Preken
Mar 21, 2022

Omweg

overweging op zondag 20 maart 2022      PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

3e zondag in de 40-dagentijd

 

afbeelding: Yoram Raanan, Crossing the Red Sea, Raanan Art

 

uit de Bijbel: Exodus 13: 17-18 en 14: 5-22

 

omweg

Achteraf gezien was het goed dat Mozes ons niet rechtstreeks uit Egypte naar dat beloofde land leidde. We waren als mensen die lang opgesloten hadden gezeten in het donker, knipperend tegen het felle zonlicht. Zoals je ogen moeten wennen aan het licht, zo moesten ik en mijn volk er aan wennen om niet langer slaaf te zijn.

Veranderingen kosten tijd. We hadden onze bestemming in een paar dagen kunnen bereiken maar uiteindelijk werden het 40 jaren. God liet ons een omweg maken. Hij kende ons beter dan wij onszelf kennen en wist wel dat we zouden terug willen naar Egypte als wij moeilijkheden zouden ondervinden. (Exodus 13:17-18) Hoe vaak hebben we het Mozes niet moeilijk gemaakt en hem voor de voeten geworpen dat we liever in Egypte waren gebleven om daar te stérven dan in onzekerheid te moeten léven. Het gevoel bevrijd te zijn, vrij, drong maar heel langzaam tot ons door. We waren zo lang gebukt gegaan, dat lopen met een rechte rug ons vreemd voorkwam. Nog lang heb ik bij alles wat ik deed achterom gekeken of niet toevallig een Egyptenaar in de buurt was om mij te slaan. Angst raak je niet snel kwijt. Ach, dat weten jullie ook wel. Als je bedrogen bent door een geliefde, duurt het ook lang voordat je je weer aan de liefde durft over te geven. En als je hebt beseft hoe kwetsbaar je lijf is, moet je daar weer op leren vertrouwen.

 

Misschien vinden jullie het vreemd of moeilijk dat ik vertel dat Gód ons op die omweg bracht. En dat Hij ons dus ook op de Rietzee liet stuiten, als ratten in de val. Het is niet zo dat ik geloof dat God ons leven bestuurt en regelt. Want zo heeft Hij ons niet geschapen. Hij gaf ons een eigen wil. Eigen verantwoordelijkheid. Die had ik lang niet gehad in Egypte. Wat ik maar vertellen wil: God gaf ons tijd. Tijd om te leren dat Hij ons niet tot een nieuwe vorm van slavernij wilde dwingen maar dat Hij ons de ruimte gaf om voor Hem te kiezen.    

 

Die veertig jaren in de woestijn betekenen daarom veel voor mij. Ik heb er heel veel geleerd, en heel veel afgeleerd. Mijn geloof in God had het soms zwaar te verduren maar ik ontdekte steeds opnieuw dat Hij betrouwbaar is. Hij deed zijn Naam eer aan. Hij wás er, in de wolkkolom, in de vuurzuil die de nacht verlichtte.

 

geen weg

Ik herinner me nog goed hoe we daar stonden. Achter ons zagen we de paarden, wagens en ruiters van de farao aankomen. Een stof, een herrie, alsof de wereld verging. Voor ons lag de Rietzee. We zaten gevangen. Er was geen doorkomen meer aan. Ik dacht dat ik zou sterven van angst. En toen zei Mozes: God zegt dat we moeten doorlopen. Was hij nu helemaal gek geworden!

Wat ik toen heb ervaren! De zee viel droog. Ik weet het niet: het kan zijn dat de oostenwind precies op het juiste moment ging waaien. Dat gebeurt daar wel vaker. Het is dan wel zaak om door te lopen want als de wind stilvalt, loopt het water terug. Ík geloof dat het Gods adem was. (Exodus 15:8) En dat Hij herhaalde wat Hij had gedaan bij de schepping: Hij liet het water naar één plaats stromen zodat er droog land verscheen en de mens leefgrond had, draagvlak. (Genesis 1:9)

 

Het was eng en onzeker om daar te lopen. Met in je achterhoofd dat dat dus de zee is. En dat dat water terug kan stromen. Ik liep daar met al mijn angsten. Voetje voor voetje. En zo ontstond langzaam aan de weg. Ik denk er nog vaak aan terug. Als ik ergens tegenop zie, als ik ergens in berust zonder te proberen of het ook ander kan. Ik vraag mezelf dan altijd af: wat houdt mij tegen, waar ben ik bang voor? Wij mensen mogen dan misschien alleen maar ellende en dood voor ons zien, maar met vertrouwen -vertrouwen op mijn God- is er altijd een doorkomen aan. Ik heb sindsdien altijd geprobeerd om vanuit hoop en geloof te leven, ook als ik bang was. Ik heb immers ondervonden dat je van angst niet doodgaat. Was het de oostenwind? Voor mij was het daar bij de zee een wonder. Een wonder dat we er door gingen, een wonder dat we de overkant bereikten.

 

De paarden, de wagens en de ruiters van de farao…. jullie zullen misschien zeggen, het is hard dat ze omkwamen want ze waren ook maar in dienst van de farao. Of misschien vinden jullie mijn God wreed dat Hij ze liet verdrinken. Maar had God hen de zee ingestuurd? Of was het hun eigen blindheid voor wat goed was en verkeerd, hun hoogmoed dat zij ons wel eens even zouden terughalen om weer als slaven te werken. Uiteindelijk zal het vroeg of laat altijd zo zijn dat wrede heersers met al hun machtsvertoon ten val zullen komen. En in hun val sleuren zij anderen mee.

Voor mij betekent dit verhaal de uitnodiging, aan onderdrukte volken, aan onvrije mensen, om te blijven vertrouwen dat God zal bevrijden. Zelfs uit doodsangst. Als ik dat geloof toch niet had.

 

Toen we daar bij de zee stonden zei Mozes: De Heer zal voor u strijden. Jullie hoeven niets te doen. En zo was het. We stonden erbij en keken ernaar hoe God voor ons vocht, zoals Hij dat nu eenmaal altijd deed en zal doen voor de zwakke en kleine mensen. Na dat moment hebben we nog vele malen zélf moeten vechten. Tegen onszelf en ons kleine geloof en wankele vertrouwen. Tegen het kwaad, dat nu eenmaal altijd in de buurt is. Maar die dag bij de zee zagen we God voor óns vechten. Daar is de kiem gelegd. We begonnen ons vertrouwen op God te stellen. (lees Exodus 14: 30-31)

This entry was posted in Preken