overweging op zondag 18 december 2022            PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

4e zondag van Advent

 

uit de Bijbel: Lucas 2: 22-40

 

oud is later

Ik zat te wachten in de wachtkamer. Tegenover mij zat een oudere man met een klein jongetje. Een voor een wees het naar de mensen in de wachtkamer. Kijk, daar, een oma. Nog een oma. En een opa. Het wees ook naar mij: Kijk, een oma. Later, wie weet….

 

Later*

word ik een lieve oude vrouw

mild en wijs

mijn ogen verraden binnenpretjes

en wie met verhalen komt

vindt een geduldig oor

en allen zijn me even lief

want het leven

heeft van mij

een vredig mens gemaakt

ja, laat ik dat eens doen.

 

Deze tekst is niet van mijzelf maar het geeft het wel zo ongeveer weer. Later…. als ik écht oud ben. Weet u dat ik mensen tegenkom die ook zo denken. Die zichzelf, ondanks hun respectabele leeftijd, niet oud vinden. Want oud, dat zijn altijd anderen. Oud, dat klinkt als afgeschreven, als verval. Oud, dat is al die dingen die je niet wilt zijn. Afhankelijk. Stilgezet. Oud, dat is voor later.

 

Als je het goed tot je laat doordringen zijn Simeon en Hanna twee zwaargewichten in het geloof. Voorbeeldig. Simeon wordt rechtvaardig en vroom genoemd. Twee eretitels. Hij leeft verwachtingsvol. Net als Hanna, een profetes. Zij is altijd in de tempel om God dienen door te vasten en te bidden. Mastodonten, overblijfselen van een tijd die voorbij is. Kom daar nog maar eens om bij jonge mensen. Vele ouderen zijn teleurgesteld, of bitter, over de geloofsinspanningen van de jongere generatie. Verdrietig over afgehaakte kinderen. Sceptisch over vernieuwingen. Andersom willen jonge mensen ouderen nog wel eens afserveren. Vergrijzing wordt geproblematiseerd maar zou er ook waarde in kunnen zitten?

Simeon en Hanna, de eerste generatie voor Jozef en Maria met hun pasgeboren kind, houden ons een prachtige spiegel voor over de waarde de oudere generatie. En indirect dus ook over de waardering vóor die generatie.  

 

We zien ze hier op dit schilderij van Rembrandt. Er zijn veel details te zien: de voegen van de vloer, de hoge ruimte; de aandacht voor  de kleding en hoofddeksels, het zachte licht op de hoofdfiguren. Het vakmanschap spat er vanaf. Misschien wel vanuit Rembrandts verlangen zich te bewijzen. Wij zijn toeschouwers en kijken vanaf een afstand naar het tafereel. Zien Simeon met het kind. De figuur die we op rug zien is waarschijnlijk Hanna. De afstand die we ervaren kan ermee te maken hebben dat Rembrandt dit schilderde toen hij 25 jaar jong was. Wat weet je dan van ouder worden….

 

troost

Laten we kennis met hen maken.

Simeon staat in de traditie van zijn volk. Vroom wil ook zoiets zeggen als zorgvuldig in de omgang met de wet. Hij zal daar niet zo snel mee rommelen. Simeon ziet ook uit naar de tijd dat God Israël vertroosting zou schenken. Daarmee wortelt hij in het geloof van zijn voorvaderen; in de profeten die hardop droomden van een tijd van vrede die zou aanbreken. Niet alleen voor Israël. Nee, Israël zou als een licht de andere volken voorgaan. (lees bijv Jes 2:2v, 42:6 en 60) Dat die belofte boven het menselijk leven hangt, dat is de troost waar Simeon uit leeft.

Eigen aan Simeon is dat hij die troost niet voor zichzelf verwacht. Hij verwacht die voor Israël. Datgene waar hij zelf zo’n behoefte aan heeft, verlangt hij ook voor anderen. Voor de generatie na hem. Troost van God zelf. Een troostende God.

Veel ouderen hebben in hun leven veel doorstaan. Ze zijn op de proef gesteld. Hebben verlies geleden, verdriet gehad. Zij weten wat lijden is; én wat het betekent om dan geen troost te hebben. Zij hebben, zo mogen we hopen, hun levensvertrouwen gevonden en behouden, ook toen zij het moeilijk hadden. Het geloof van hun ouders vóór hen hebben zij zich eigen gemaakt. Hun geloofsleven heeft zich verdiept, hun anker heeft de vaste grond gevonden. Het is een kostbare schat voor hen zelf. Een belangrijke levensbron voor als de dagen komen die moeizaam zijn. Het is ook een schat die zij mogen delen met de wereld om hen heen, met de jongere generatie, waar velen het zo moeilijk hebben. Een generatie die, net als zij, op zoek is naar hoop en troost; en in een tijd die er om schreeuwt. Dat is niet iets voor later als je oud bent. Dat is voor nu.

 

Kijk naar Hanna. Als je gaat rekenen moet ze haast wel 105 zijn. Zij ziet het kind ook en herkent daarin de toekomst van God. Zij spreekt met iedereen over dit kind; met iedereen die uitziet naar de bevrijding van Jeruzalem. Met iedereen die moegestreden is, of bang. Met iedereen die wanhopig is of er helemaal niet meer in gelooft. Want als Lucas dit alles opschrijft is het ergens tussen het jaar 70 en 90 na Christus. De generatie waartoe hij behoort heeft gezien dat de tempel, waar Simeon het kind zegent,  is verwoest door de Romeinen. En de  stad Jeruzalem, waarvoor Hanna bevrijding verwacht, wordt belegerd door Romeinse soldaten vanuit de burcht Antonia.

Tegen alles in blijft Hanna spreken over bevrijding. En dat op haar leeftijd.

 

verwachting

Je zou kunnen denken dat wie ouder wordt niet veel meer te verwachten heeft. Maar Simeon heeft alles te verwachten. Hij heeft zijn hele leven gewacht, verwacht. Hij leeft in de wetenschap dat hem iets te wachten staat, het is een open bestaan. Anders is er ook niets te zien of te ontdekken. Maar daar moet je wel in opgevoed worden. Je moet de verhalen kennen, die hoop op die vertroosting geven. Anders is er niets te zien dat geloofd kan worden. Ouderen mogen die verwachting doorgeven. De verhalen vertellen aan hun kinderen, kleinkinderen. Zij mogen doorgeven dat er altijd toekomstperspectief is. Simeon herkent dat perspectief in het kind in zijn armen. En hij zingt ervan. Met eigen ogen heb ik redding gezien, een licht geopenbaard aan de heidenen, tot eer van Israël uw volk. Hij heeft een glimp van Gods koninkrijk opgevangen in dat kind. Want zo is het; wij vangen glimpen op. Wij zien, soms even. (Huub Oosterhuis)

 

Simeon heeft de vlam van de hoopvolle verwachting niet alleen voor zichzelf brandend gehouden. Het is niet gedaan, nu híj de messias heeft gezien. Nu anderen nog. Nu de volgende generatie nog. De verwachting die Simeon koestert is de hoop van de lange adem, de lange duur. Het is de hoop die overeind is gebleven, ook ná teleurstellingen. Het is de hoop die de inzet van jongeren weet te waarderen. Die zich zorgen kan maken over wat er gebeurt in de samenleving en tóch niet wanhopig wordt. Het is de hoop die kan relativeren. Die de pijn erkent en het er toch op waagt om opnieuw te beginnen. Het is alles wat wij verwachten in de geboorte van Jezus en wat uitloopt in zijn dood en opstanding. Díe hoop en verwachting bewaren ouderen in zich. Daarop mogen jongeren hen aanspreken.

 

zien met het hart *

‘Met eigen ogen heb ik de redding gezien’ zingt Simeon. Rembrandt maakte er nog een prachtig schilderij bij. Het is zijn laatste schilderij. Na zijn dood werd het in zijn atelier gevonden. Het was nog niet helemaal af. De vrouw in de schaduw, waarschijnlijk Maria, is er door iemand anders bij geschilderd. ‘Met eigen ogen’ staat er en toch schildert Rembrandt Simeon met blinde ogen. Het kind rust op zijn gestrekte armen. Zijn handen in gebed bij elkaar. Niet met zijn ógen maar met zijn hart herkent Simeon de messias.

Anders dan het eerste schilderij is het ontdaan van alle toeters en bellen en terug gebracht tot de kern. Waarom zou de schilder zich nu nog moeten bewijzen?

Er is geen afstand meer maar identificatie. Misschien lezen we er te veel in maar zou Rembrandt het zo ook hebben beleefd; dat hij kon zien met het hart. En dat je dan andere dingen ziet; dat er dan andere dingen belangrijk zijn.

Hij verloor veel te vroeg zijn geliefde vrouw Saskia en overleefde zijn zoon Titus. Toen hij stierf was hij failliet. Het leven heeft hem hard behandeld. In het licht van de naderende dood is dit schilderij bijna een belijdenis. Hij portretteert Simeon, of zichzelf?,  als een mens die niet alleen voor het leven de troost en de hoop heeft gekoesterd maar ook voor de dood. In zijn biddende handen draagt hij de schat van de troost en de verwachting. Rembrandt schilderde een open bestaan.  

Later

zal ik de troost bieden

die mij goed deed

de verwachting delen

die mij gaande hield

en mijn handen openen

voor de hemel.

 

*’Later’. Corja Bekius, Een blauwe tuin, Kampen 2002, p.41

*’Zien met het hart’. Dit zei de vos tegen de kleine prins, Antoine de Saint-Exupéry

This entry was posted in Preken