Apr 02, 2024

Waarom huil je?

overweging op Paasmorgen 2024

PG De Achthoek ~ Scherpenzeel

 

Evangelielezing: Johannes 20: 1, 11-18

Lied: Tussen waken, tussen dromen, NL 631

De graftuin, tekst van Margryt Poortstra

Lied: De aarde is vervuld, NL 650: 1, 2, 3, 4 en 7

 

Twee vragen worden gesteld in het verhaal van vandaag: Waarom huil je? Wat zoek je?

Vragen aan Maria van Magdala maar evengoed aan ons, op deze Paasmorgen.

Waarom huil je?

Moet die vraag echt gesteld worden?

Als er zoveel om ons heen is dat om te janken is.

Van wat er ver weg gebeurt kan ik me nauwelijks een voorstelling maken.

Maar ook om mij heen zie ik dat wat mensen moeten doormaken

soms ten hemel schreiend is.

Waarom huil je?

Om dromen die voorbij gingen, om gezondheid niet vanzelf spreekt,

om teleurstelling of tegenslag, om verlies van zelfstandigheid, van waardigheid.

Om de lieve mensen die je moest loslaten.

Een mens huilt om alle vormen van verlies.

 

Maria van Magdala huilt om de dood van haar rabbi, haar vriend, haar heelmeester.

Hij was het die haar genas van de stemmen in haar hoofd.

Gegrepen door hem, geraakt door wat Hij zei, werd zij een van zijn volgelingen.

Een trouwe vriendin, die bleef toen anderen wegvluchtten.

Zelfs onder aan het kruis bleef ze bij hem.

Je zou haar vasthoudend kunnen noemen.

Want zij trekt naar het graf.

Niet om Jezus’ dode lichaam te balsemen, zoals Lucas en Marcus vertellen.

Ook niet om bij het graf te kijken of het soms waar is

dat Jezus is opgestaan, zoals Matteus vertelt.

Maar om dicht bij hem te zijn. Om zijn lichamelijke nabijheid te voelen.

Ze blíjft bij het graf. Terwijl Petrus en Johannes kwamen en weer gingen.

Maria kan Jezus niet loslaten.

 

Dat snap ik.

Wat verloren is gegaan blijft aan ons trekken. En wie we verloren ook.

Het schrijnt, doet pijn, voelt rauw.

De leegte die zich aan ons opdringt is te leeg, te groot.

 

Een stoel die leeg blijft, een verjaardag die voorbijgaat zonder die ene..

En toch, te midden van alle levenden zorgt iemands afwezigheid

soms dat diegene er juist wél bij is en levendig aanwezig is.

Omdat iemand haar naam noemt.

Omdat een herinnering aan hem wordt opgehaald.

Omdat het besef groeit wat diegene heeft betekend en nog steeds betekent.

Je weet wat je mist, je weet waarom je huilt.

 

In het evangelie gebeurt iets soortgelijks.

De leegte van het graf leidt bij Maria tot ontreddering.

Als ze zich het graf in buigt ziet ze twee engelen.

Die stellen haar als eersten de vraag: Waarom huil je?

‘Ze hebben mijn Heer weggehaald en ik weet niet waar ze Hem hebben neergelegd.’

Als ze zich omdraait, uit het graf vandaan, ziet ze Jezus.

Ook Hij vraagt: Waarom huil je?

Haar tranen mogen er zijn, maar ze zitten ook in de weg.

Ze ontnemen haar het zicht op Jezus.

Ze ziet het niet. Ze kan er niet bij.

Pas als Jezus haar bij haar naam noemt ziet ze het, begrijpt ze het.

 

Zij mag hem niet vasthouden met haar tranen.

Ze kan hem niet vasthouden met haar verlangen naar hem, naar zijn aanwezigheid.

Ze kan hem wél vasthouden door de leegte die Hij achterlaat te zien

als een nieuw begin, een nieuwe ruimte.

Maria ziet in wat ze mist nu Jezus er niet meer is.

En dat is veel meer dan zijn lichaam.

Dat is wat Hij deed en zei. Wat hij heeft gegeven en achterlaat, als opdracht en belofte.

Als spirituele erfenis, zeg maar.

 

Jezus’ opstanding betekent niet

dat Hij er nog precies zo zal zijn als zijn leerlingen hem hebben gekend.

Hij zal bij de Vader zijn.

Niet meer zichtbaar, niet meer tastbaar, maar toch dichtbij

en blijvend verbonden met wie hem liefhadden.

Jezus zei het zelf, toen Hij zijn leerlingen voorbereidde op het naderende afscheid:

Wie hem liefheeft, en wie zich aan zijn geboden houdt, zal zijn nabijheid ervaren.

Als ze gaan in zijn spoor, handelen in zijn geest, dan zal Hij bij hen zijn.

 

Houd me niet vast, betekent dat Maria en Jezus’ volgelingen op eigen benen moeten staan. Dat zij op eigen kracht en op hun eigen wijze kinderen van de Vader zullen zijn.

Zoals wij dat nu mogen zijn.

In ons mag de liefde nieuw worden gewekt.

In ons mag de hoop opstaan, en nieuwe moed.

 

Net als Maria mogen we van tijd tot tijd horen hoe we bij onze naam worden geroepen,

bij ons nekvel gegrepen, om ons om te draaien en te weten wat ons te doen staat.

 

Wat zoek je? Dat is de tweede vraag.

We kunnen het voor Maria wel invullen. Zij zocht Jezus.

Zij zocht zijn nabijheid maar ze vond iets anders.

Ze vond het inzicht dat Jezus leeft.

In de eerste plaats in zijn volgelingen, in de dienende liefde, in hun geloof en hoop.

Hij leeft in de leegte van het graf.

Afwezigheid waar de aanwezigheid van God luid en duidelijk doorheen klinkt.

 

Wat zoek jij? Wat hoop jij te vinden op deze Paaszondag?

En sta jij er voor open dat je misschien iets anders zult vinden dan je zoekt?

Eigenlijk zouden wij iedere zondag weer, in elk gebed weer, onszelf leeg moeten maken.

Een lege ruimte om Gods woord als nieuw te laten weerklinken.

Plaats maken door op te ruimen in onze ziel, ons hart te openen.

Het vraagt vertrouwen om zo de ruimte te geven aan wat God wil geven.

 

René de Reuver stelt in zijn paasboodschap:

Het paasevangelie is maar moeilijk te geloven.

In ons leven lijken het donker en de dood het laatste woord te hebben.

Je kunt makkelijk alle moed verliezen.

De boodschap van Pasen kan maar zo te mooi klinken om waar te zijn.

Het gaat tegen alle menselijke ervaring en verwachting in.

En daarom moeten we het steeds weer horen:

Gods licht is sterker dan de duisternis.

De dood heeft niet het laatste woord.

 

Dat zijn grote woorden. Misschien wel te groot.

Pasen vieren betekent dat je op de tenen van je geloof moet gaan staan.

En wat we niet kunnen zeggen zingen we dan maar.

 

Wat zoek je? Wat is er te vinden?

Vanuit de leegte van het graf wordt ons toegesproken dat we hoop mogen hebben.

Omdat God het leven - Jezus’ leven, jouw leven, mijn leven – waardeert boven alles.

Het zal niet vergeefs zijn.

Niet uitlopen op niets, op donker, maar het zal worden bewaard bij hem.

This entry was posted in Preken
Apr 06, 2021

Paasbest

Paasbest

Als kind kregen we nieuwe kleren zodra de kinderbijslag binnen was. Vaak was het kort daarna Pasen en begon het kinderlijke wensen dat het niet te koud zou zijn. Want dan konden we onze nieuwe kleren aan. Nog altijd zijn Pasen en nieuwe kleren voor mij met elkaar verbonden.

De term ‘Paasbest’ heeft te maken met het katholieke gebruik om eenmaal per jaar ter communie te gaan, en wel met Pasen. Dat overslaan werd gerekend als een doodzonde. Voor de communie werden kleine en grote zonden opgebiecht.  Maar niet alleen het innerlijk, ook het uiterlijk werd opgepoetst. Men ging voor de gelegenheid zelfs in bad. Zelfs de voorjaarsschoonmaak lijkt ermee te maken te hebben.

Nieuwigheid is een Bijbels gegeven; het hoort bij heiligheid.  Jezus rijdt Jeruzalem binnen op een ezelsveulen dat nog nooit door iemand is bereden. In de Tora markeert een jong dier het bijzondere van het moment. Het is de eersteling die wordt geofferd. Een nieuwe kar draagt de ark van het verbond terug naar Israël; een meisje dat nog nooit een kind heeft gedragen, krijgt een bijzonder kind. In een graf dat nog nooit door iemand is gebruikt vindt Jezus zijn laatste rustplaats. 

Laat er geen misverstand over bestaan, vertellen de evangelisten, dat de weg die deze mens gaat nog nooit door een mens is gegaan. Van zijn geboorte tot zijn dood is zijn levensweg toegewijd aan God, als het eerste lam van de kudde,  en heeft het de glans van heiligheid. En al die nieuwigheid om hem heen vertelt dat dit de eerstgeborene van God is.

Pasen is nieuwigheid maar ook heiligheid. We vieren iets dat we nauwelijks kunnen begrijpen maar o zo nodig hebben. Met gepaste eerbied zien we het lege graf en trekken vol vertrouwen onze conclusie: met Pasen worden ook wij nieuw. De Heer is opgestaan!  

Pasen 2021 

This entry was posted in Blog_mijmeringen

overweging op Paasmorgen 2021         PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: Johannes 20:1 en 11-18

afbeelding: Lynn Aldrich, Grid Buster, 1989

 

de liefde en de dood

Twee dingen maken ons leven kwetsbaar: de liefde en de dood. Want wie liefheeft, kan verliezen. Als we meelopen met Maria naar het graf van Jezus nemen we dat mee. Het verdriet om mensen die we hebben gekend en liefgehad.

Terwijl we meelopen met Maria naar het graf moet het nóg moeilijker zijn om daar te lopen met de idee dat de dood het gelijk aan zijn kant niet. Dat de zachte krachten van de liefde en de vreugde van de vriendschap het onderspit wel móeten delven. Dan lopen we daar zonder hoop. Maria was erbij. Ze liep er niet voor weg. Ze zag hoe Jezus’ leven, liefde, lichaam werden gekruisigd. En daarmee werd ook het geloof in het goede van de mens, misschien zelfs wel het geloof in de goedheid van God, gekruisigd en begraven.

 

De liefde en de dood. Ze zijn niet los verkrijgbaar. Met veel liefde is Jezus’ lichaam omringd. Jozef van Arimatea nam het van het kruis af, wikkelde het in doeken en legde het in.. nee niet in een kribbe maar in een graf. Nicodemus balsemt zijn lichaam. Aan het eind van zijn leven is Jezus met net zoveel liefde omringd als aan het begin. Zowel Jozef als Nicodemus zijn vrome Joden. Door het lichaam van Jezus aan te raken worden zij onrein. En dat nota bene net voor Pesach. Maar hun trouw aan Jezus en hun verlangen om hem eer te bewijzen is groter dan hun trouw aan de Tora.

 

Het moet ook liefde zijn die Maria zo vroeg in de morgen naar het graf brengt. Johannes vertelt niet dat ze daarheen gaat om het lichaam te zalven. Ach, wat drijft een mens naar het graf van een geliefde? Rouw? Verlangen om nog even dichtbij te zijn? Ongeloof: zeg me dat het niet zo is, zeg me dat het niet waar is? (Frank Boeijen)

Als Maria het lege graf ziet, komt dat bovenop haar verdriet: ze hebben mijn Heer weggehaald. Alles is weg. De dichteres Vasalis verwoordt het zo: (in het gedicht Sotto Voce)

 

Zoveel soorten van verdriet

ik noem ze niet.

Maar één, het afstand doen en scheiden.

En niet het snijden doet zo'n pijn,

maar het afgesneden zijn.

 

Afgesneden zijn. Dát is het verdriet. Afgesneden van de liefde. Of, zoals nu al ruim een jaar, afgesneden van onze geliefden, het gewone leven.

 

de leegte

Maria wordt geconfronteerd met een leeg graf. We lopen nog steeds met haar mee en we herkennen die leegte. We kijken met haar mee die leegte in. Ze ziet twee engelen. Een bij het hoofdeind en een bij het voeteneind. Ze doen denken aan de kist die Mozes moet timmeren in de woestijn, de ark van het verbond. (Exodus 25: 16vv) Op het deksel van die kist moeten twee engelen komen, een aan het voeteneind, een aan het hoofdeind; hun  vleugels gespreid als een beschermend dak. En God zegt tegen Mozes: in die ruimte tussen die twee engelen zal ik jou ontmoeten en met jou praten. God is erbij in de leegte.  

 

de ruimte

Maria is op dat moment vergeten dat Jezus met haar en zijn andere leerlingen heeft gesproken over die leegte als ruimte. Als een huis met vele kamers (Joh 14: 1vv), een plaats bij de Vader. De leegte is de ruimte waarin God zegt: ik ben er voor jou. Jezus heeft nog zo gezegd: Maak je niet ongerust en verlies de moed niet. Wees blij voor me want ik ga naar de Vader. Ik vertel het jullie nu, vóórdat het gebeurt, zodat jullie het geloven wanneer het zover is. (Joh 14: 27-29) Dat lege graf spreekt luid en duidelijk een eigen taal: liefde laat zich niet blussen, zelfs niet door de zee. Sterk als de dood is zij. (Hooglied 8:7)

Jezus’ liefde blijft branden in zijn leerlingen. De liefde van de Vader bevestigt dat door Jezus’ leven te verheffen boven de dood. Het wordt uitgetild boven alles wat tijdelijk is, boven de vergeefsheid. Er is wel sterven maar geen dood. Niets is voor niets geweest. Het telt mee voor de eeuwigheid. Het lege graf vertelt van hoop die niet sterven wil. Licht dat terugkomt. Vrede die bij ons blijft. (uit het paasoratorium Als de graankorrel sterft, Marijke de Bruijne)  

Dat is groots en soms te groot om te begrijpen. En soms zijn het zelfs te grote woorden. Ooit zat ik aan het ziekbed van een jonge vrouw en we hadden het over Pasen. Hoe moeilijk het is om daaraan je hoop te ontlenen als je gezin achterblijft zonder jou. Het vraagt soms moed om de hoop van Pasen tot je te laten doordringen. Het vraagt om moed om te leven met de dood voor ogen. Maar als mensen dát kunnen, zijn ze een voorbeeld waaraan we ons hoopvol optrekken. Niet voor niets laat Bibian Mentel zo’n diepe indruk achter. Niet door haar dood, maar door haar leven.

De hoop van Pasen is geen ontkenning van alles wat moeilijk is. Die maakt dat we kunnen aanvaarden dat angst en dood er zijn. En dat ze ook jou kunnen treffen. Het betekent dat je je vragen naar waarom, je boosheid over jouw lot, jouw verzet, tot rust laat komen. Je toevertrouwen aan de hoop van Pasen betekent dat je accepteert dat je het verhaal van mensen nooit helemaal sluitend krijgt. Er blijven vragen in zitten, onaffe eindjes en rauwe randjes.

Maar ergens, in een moment dat geen woorden heeft, in de stilte van ons bidden, groeit het geloof dat ons leven in alles verbonden is met God. Pasen is de voedingsbodem van die hoop. Het lege graf is de ruimte waar we hem ontmoeten. Hij is er voor ons.

 

Maria!   

Als Maria Jezus ziet staan denkt dat ze met de tuinman te maken heeft. Dat is fout geantwoord. Maar ook een beetje goed. Want in die tuin begint een nieuwe schepping. Het is de eerste scheppingsdag. De dag van het licht. Van Gods Geest die over de chaos en de dood zweeft en de mogelijkheid opent om te leven.

 

De tuinman opent haar daarvoor de ogen als hij haar naam noemt. Maria! En Maria draait zich om. Dat is niet anders dan omkeer, bekering, verandering. Nu zien haar ogen wat ze net nog niet zag, Jezus is opgestaan.

 

Wij worstelen er soms mee. Wat is dat toch, opstanding? Ik las ergens, vrij cru: opstanding is geen reanimatie. (Tom Wright, Eenvoudig christelijk, 103) De Opgestane is anders, al is Hij ook dezelfde. Hij leeft een nieuw soort leven dat we nog nooit eerder hebben gezien. Zoals een bloembol geen krokus is en een pit geen zonnebloem. En toch weer wel. Zoals hij er voor haar was, zo kan Jezus niet bij Maria blijven. Dat moet ze loslaten. Maar Jezus zal háár en zijn broeders en zusters niet loslaten. Hij gaat naar de Vader die ook hun Vader is. Onder zijn beschuttende liefde kunnen ze léven.

 

de liefde en de dood

Toen Jezus door God werd gewekt uit de dood, werden ook die dingen opnieuw wakker die hij belichaamde: oprechtheid, goedheid, gerechtigheid. De zachte krachten van de liefde en de vriendschap zullen nóóit het onderspit delven. Zij overleven de dood.

En als Hij is opgestaan

dan ook onze moed om te doen als Hij.

Als Hij is opgestaan

dan ook onze wil om Hem te volgen.

Als Hij is opgestaan

dan ook ons geloof

dat het donker niet het laatste woord spreekt.

Als er iets vernieuwd is deze dag

is het onze liefde

geboren uit hem

en bestemd voor deze wereld.

Als er iets is opgestaan

is het ons antwoord op de vraag

heb jij mij lief?

(naar Intercity Pasen, Raad van Kerken 2006)

This entry was posted in Preken