overweging op zondag 28 februari 2021          PG De Open Hof ~Oud-Beijerland

 

2e zondag in de Veertigdagentijd

 

 

uit de Bijbel: Johannes 13: 1-5 en 12-17

(afbeelding: Sieger Koder)

 

Tienertalk

 

Ik weet niet hoe het met jou zit, maar over het algemeen vinden we het heel belangrijk wat andere mensen van ons vinden.

Het is fijn als mensen je complimenten geven -dat kan morgen, op complimentendag-Het is fijn om gezien en gewaardeerd te worden.

Het kan ook blokkeren.

Als we steeds harder ons best gaan doen om de waardering van anderen te krijgen.

Als we ervan uitgaan dat het toch nooit goed genoeg zal zijn wat we doen.

Of als dat stemmetje in ons achterhoofd ons blijft vertellen

dat ‘men’ het vast raar vindt wat je doet.

En dan doe je het maar niet.

Dan houd je je op de achtergrond.

 

Het bijzondere van Jezus is dat het hem niets kan schelen wat anderen over hem denken. Het moet raar zijn geweest. Dat moment dat hij opstaat  van de tafel en een rondje maakt om zijn twaalf vrienden de voeten te wassen. Daar hebben die twaalf vast iets van gevonden. Misschien achter hun hand iets tegen elkaar gefluisterd. Petrus moet er sowieso niets van hebben. Die trekt zijn voeten terug.

Maar Jezus gaat zijn gang. Wat hij moet doen, wat hij gelooft op dat moment, is niet afhankelijk van de mening van anderen. Wie hij ís, is niet afhankelijk van de waardering van zijn vrienden; maar ook niet van hun negativiteit.

Het maakt hem niet uit wat ze denken.

 

Wat ik vandaag van Jezus leer is dat het vooral belangrijk is hoe ik over mijzelf denk. Want het zijn niet de maatstaven van anderen die ertoe doen. Het gaat om mijn eigen maatstaven. Wie wil ík zijn? Hoe wil ík in het leven staan? Hoe kan ík God dienen?

 

 

-- 


voeten

Het is nog maar kort geleden dat Maria de voeten van Jezus zalfde met kostbare olie en ze afdroogde met haar haar. (Joh 12) Een groots gebaar, al moest Maria zich er heel klein voor maken. Zij liet zien dat ze wíst waar Jezus’ weg op zou uitlopen, en dat hij een gezalfde van God was, en steeg daarmee boven al die mannen uit die Jezus zagen als  concurrent en hem uit de weg wilden hebben; zelfs de twaalf leerlingen van Jezus was zij met deze geloofskennis de baas. Die hadden nog zoveel vragen en begrepen zoveel niet. (lees bijv. Joh 12: 16, 13:36, 14: 5) . Een van hen zou hem zelfs verraden, en Petrus zou hem verloochenen. Jezus maakt eenzelfde gebaar als hij neerknielt om de voeten van zijn leerlingen te wassen.

 

Die voeten roepen herinneringen op aan het moment dat de Israëlieten na veertig jaar in de woestijn op de grens van het beloofde land staan. Die grens, dat is de Jordaan. En daar moeten ze doorheen. Maar ze hoeven niet bang te zijn. Zodra de voeten van de priesters omspoeld worden door het water, laat God het water wijken. Het volk kan veilig naar de overkant en is weer een stap dichter bij het land dat God heeft beloofd. (lees Jozua 3: 14v)

De voeten vertellen dat Israël niet vergeefs op God heeft vertrouwd. Na de bevrijding uit Egypte heeft hij voor hen gezorgd in de woestijn. Veertig jaar lang gaf Hij hen brood uit de hemel; hun kleren raakten niet versleten en hun voeten zwollen niet op. (Deut 8: 4) Deze God van bevrijding heeft hen dóór de Jordaan geleid om het beloofde land binnen te gaan. Het land waarvan God zei: waar je je voet ook maar zet, ik geef het aan jou. (Joz 1:3)

Het is kort voor Pesach, het bevrijdingsfeest waarop dit verhaal van uittocht, doortocht en intocht wordt vertelt, als Jezus opstaat van tafel om zijn leerlingen de voeten te wassen. Het een moet wel met het ander te maken hebben. Zo wil Johannes het hebben over de naderende dood van Jezus. Het zal een uittocht zijn uit deze wereld en dóór de dood heen zal hij ingaan tot nieuw leven bij de Vader. Dat nieuwe leven, daar kunnen zijn leerlingen hem in volgen. Als zij zich houden aan de geboden, de weg van de liefde en de dienstbaarheid gaan. (Dat lezen we later, in Johannes 14 en 15)

 

Pesach

Het is kort voor Pesach. Op dat feest wordt ongedesemd brood gegeten. Er mag in het hele huis geen kruimel zuurdesem meer te vinden zijn. (Ex 12: 14) Het gaat zelfs zo ver dat wie zich daaraan niet houdt, uit de gemeenschap gestoten zal worden. Waarom zo hard gesproken?

Wie brood wil bakken, gebruikt een stukje van het oude gezuurde deeg. Dan zal het nieuwe deeg ook rijzen. Er gaat in het nieuwe brood dus steeds iets van het oude mee. Maar Pesach was voor Israël een radicaal nieuw begin.

Hun nieuwe leven zou geen schijn van kans hebben als zij de angst, het onrecht en de onvrijheid uit Egypte zouden meenemen. Dat zou het beloofde land doorzuren, zoals gist brood. Maar het werd anders!

In Jezus wordt het anders, getuigt Johannes. Hij is het licht dat de duisternis verlicht; hij is de goedheid en oprechtheid van God de Vader te midden van kwaadwilligheid. Hij is het nieuwe brood, het brood van God dat uit de hemel komt en de mensen leven geeft. (Joh 6: 35) Het brood dat wij breken en delen om te gedenken hoe hij deelde en gebroken werd.  

Bij de Pesachmaaltijd wordt ook lam gegeten, een herinnering aan de dood die de eerstgeborenen van Egypte trof maar de Israëlieten spaarde, omdat zij het bloed van het lam aan de deurpost hadden gesmeerd. 

Johannes schrijft over Jezus als het paaslam. ‘Kijk, daar is het lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt’. (Joh 1: 29) Jezus, de rechtvaardige van God, is zo solidair met de wereld dat hij ten onder gaat aan alle kwaad. Geslachtofferd wordt hij op het altaar van degenen die zich aangetast voelden in hun macht. Omdat zijn liefde voor de mensen die op hem vertrouwen tot het uiterste gaat. Toch is Jezus als dat paaslam: teken van bevrijding die komen gaat. Wij drinken wijn, rood als bloed, om dat te gedenken en te vieren. Johannes vertelt ons niet op deze manier over de laatste maaltijd van Jezus met zijn leerlingen. Jezus’ liefde spreekt bij hem niet uit brood en wijn maar uit water.

 

Jezus staat op

Tijdens de maaltijd staat Jezus op van de tafel en hij legt zijn bovenkleed af. Hij weet dat zijn tijd is gekomen. Nog maar even dan zal hem dat worden afgenomen en soldaten zullen er om dobbelen. Nog maar even, dan zal hij zijn leven afleggen én opstaan.

Dat is in de eerste plaats wat Jezus met deze handeling wil vertellen; omdat hij de mensen die hem toebehoren tot het uiterste liefheeft zal hij sterven én opstaan. De weg die hij gaat is de weg van de vernedering. Het is een afgang om zo te sterven. Maar, dat klinkt door heel het Johannesevangelie: die afgang is tegelijkertijd een opgang. Alleen zo kan Jezus trouw blijven aan zijn roeping als Zoon van de Vader. Het is als een graankorrel die wel sterven moet in de aarde om ooit vrucht te kunnen dragen. (Joh 12: 24) Je moet jezelf durven verliezen om iets terug te krijgen; je moet durven sterven voor je vrienden om te kunnen leven. Dat is wie Jezus is; hoe hij de gezalfde van God is. Maria had dat begrepen.

 

In de tweede plaats geeft Jezus een voorbeeld om na te volgen. Hij zal tijdens deze maaltijd een lange toespraak houden. In het evangelie van Johannes neemt die de hoofdstukken 14 tot en met 17 in beslag. Kernwoord van die toespraak is liefde. Maar daden spreken zoveel luider dan woorden. Als Jezus neerknielt kunnen zijn leerlingen aan hem aflezen dat het de bedoeling is dat ook zij van elkaar gediend zijn. Van teen tot top. Van de viezigheid van de voeten tot aan de kruin.  

Jezus doet hen geen heilige handeling voor. Geen sacrament zoals het delen van brood en wijn dat wel geworden zijn. Het blijft in de huiselijke sfeer. Het is maar gewoon water, in een gewone waskom. Want elkaar dienen, de minste durven zijn, dat is iets voor alledag.

In de gewone dingen zit een verwijzing naar het leven van Jezus. De zorgvuldigheid en liefde die wij naar elkaar betrachten in het gewone kan maar zo raken aan het geheiligde.

 

Het zijn de dingen die je doet,

de dingen die je doet die niemand ziet

die zeggen wie je bent

 

De priester die week in week uit

weer opstaat en de klokken luidt

in een kapotgeschoten kerk met lege banken

 

De moeder die de nacht door zingt

tot er wat rust vloeit in haar zieke kind.

En als het licht wordt staat de wereld weer te wachten.

 

De vrouw die nog steeds zorgt voor hem

terwijl ze weet, hij weet niet wie ik ben.

Ze blijft hem wassen, terwijl hij haar blijft vergeten

 

De vader die zijn zoon omhelst

Al wordt ’ie keer op keer teleurgesteld,

nooit eens: het spijt me,

maar toch fluistert hij: vergeven.

 

Het zijn de dingen die je doet,

de dingen die je doet die niemand ziet

die zeggen wie je bent.

(tekst: Matthijn Buwalda)

 

voeten

Nog even over die voeten..

Maria zal de eerste zijn die de Opgestane Heer ziet. Zij zal de eerste boodschapper met een vreugdevol bericht zijn. Hoe liefelijk zijn háár voeten (Jes 52:7 en Rom 10:15) die haar als een apostel dragen om de boodschap van vrede en goed nieuws te verspreiden. Gezegend de voeten die getuigen van Jezus; gezegend de voeten die ons brengen bij wie ons nodig heeft.  (luister naar: How beautyful are the feet, Messiah)

overweging op zondag 24 januari 2021                 

PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: Johannes 3: 1-13

 

De Heer heeft mij gezien en onverwacht
ben ik opnieuw geboren en getogen.
Hij heeft mijn licht ontstoken in de nacht,
gaf mij een levend hart en nieuwe ogen.
Zo komt Hij steeds met stille overmacht
en zo neemt Hij voor lief mijn onvermogen.
 
Hij doet met ons, Hij gaat ons in en uit.
Heeft in zijn handen onze naam geschreven.
De Heer wil ons bewonen als zijn huis,
plant als een boom in ons zijn eigen leven,
wil met ons spelen, neemt ons tot zijn bruid
en wat wij zijn, Hij heeft het ons gegeven.

Gij geeft het uw beminden in de slaap,
Gij zaait uw naam in onze diepste dromen.
Gij hebt ons zelf ontvankelijk gemaakt
zoals de regen neerdaalt in de bomen,
zoals de wind, wie weet waarheen hij gaat,
zo zult Gij uw beminden overkomen.

 

De Heer heeft mij gezien en onverwacht ben ik opnieuw geboren en getogen

Het is soms op het moment dat de ouderling voor mij bidt aan het begin van de dienst; het gebeurde toen ik voor het eerst werd bevestigd als predikant; soms overvalt het me als ik met iemand in gesprek ben en we samen bidden: een gevoel van warmte dat door mij heen trekt, een geestelijk opademen alsof er een last van mij wordt afgenomen. Dat zijn voor mij momenten waarbij het lied hoort: De Heer heeft mij gezien en onverwacht ben ik opnieuw geboren en getogen. Dan voel ik me alsof er een last van me af is gevallen, en ik van druk ben bevrijd. Herboren. Dit lied zingt ervan dat God ons hart aanziet en dat vernieuwen wil.

 

Er zijn redenen om dit lied meer op te nemen in het Nieuwe Liedboek.

(Marian Geurtsen ‘Wat is er mis met “De Heer heeft mij gezien”?  https://mariangeurtsen.nl/?p=1103)

Toch blijft het, alleen al vanwege die eerste regel, voor veel mensen een geliefd lied. Misschien omdat we het herkennen. Dat gevoel gekend te zijn in onze kern; ook in wat er mankeert, in ons onvermogen en in dat bange hart van ons. Het vertrouwen dat we, doordat we gekend zijn, verder kunnen.

Vele ponden lichter omdat we geloven dat God ons geen last wil opleggen maar bij ons is in wat we te dragen krijgen. De enige last die Hij in ons binnenste wil leggen en ons hart wil schrijven is zijn Wet, woorden die de weg wijzen. (Lees: Jeremia 31:33)  Zodat het een levend hart is; en wij met nieuwe ogen kijken naar elkaar, naar onszelf.

 

Hij heeft mijn licht ontstoken in de nacht

In de nacht komt Nicodemus naar Jezus toe.

Hij is een vooraanstaande Joodse leider. Wil hij liever niet gezien worden of  betekent dat woord ‘nacht’ vooral dat er iets in Nicodemus wacht om gewekt te worden? Zit de donkerte in hem en vermoedt hij dat hij voor het licht bij Jezus moet zijn? Wij hebben allemaal onze Nicodemus-momenten; een doorwaakte nacht van strijd en zorgen; vragen die we niet hardop durven stellen; twijfels die we in het openbaar niet durven delen of het gevoel dat het nergens op slaat om te geloven in een God waar de wereld vaak om lacht. Nachtelijke vragen. Nicodemus weet naar wie hij toe moet.

 

Rabbi, zei hij, wij weten dat u een leraar bent die van God gekomen is, want alleen met Gods hulp kan iemand de wondertekenen doen die u verricht. Mooi van Nicodemus, dat hij, als Jood, Joods leider zelfs, erkennen kan dat Jezus een van God gezonden mens is. Maar Nicodemus hoort bij de mensen waarvan Johannes schrijft: ‘Veel mensen kwamen tot geloof in zijn naam omdat ze de wondertekenen zagen die hij deed. Maar Jezus had geen vertrouwen in hen…’ (Joh 2: 23)

Wij wéten dat u van God komt.. en Jezus kaatst terug: wat jij denkt te weten is niet wat je moet weten. Het gaat niet om míjn wondertekenen maar om jóuw hart. Ik verzeker je, alleen wie opnieuw wordt geboren kan het koninkrijk van God zien.

 

Voor Nicodemus betekent dat dat hij 180 graden anders moet gaan denken. Hij is een Jood. Dat ben je door je geboorte. Zodra je de moederschoot verlaat ben je een kind van God en heb je deel aan zijn toekomst. En nu zegt Jezus dat dat niet voldoende is. Dat hij opnieuw geboren moet worden.

Nicodemus heeft het over geboren worden uit een vader en moeder; Jezus spreekt over nieuw geboren worden uit water en geest. Dat doet Johannes vaker; een misverstand opvoeren om iets over te brengen. Denk maar aan de ontmoeting van Jezus met de vrouw bij de bron. Zij heeft het over water dat dorst lest. Jezus heeft het over water dat leven geeft. (Joh 4; lees bijvoorbeeld ook Joh 6: 51-53, het misverstand over het brood en Jezus’ lichaam)

Door die misverstanden wil Johannes zijn eigen leerlingen duidelijk maken dat geloven ook een leerproces is. Je groeit als het ware in je geloof. Want dat is niet aangeboren, zoals Nicodemus denkt. Het is ingeblazen, gewekt door Gods Geest.

(Nico ter Linden, Het Verhaal gaat) Daardoor wordt een mens nieuw geschapen.

 

Zoals de wind wie weet waarheen hij gaat,

zo zult Gij uw beminden overkomen.

 

De Geest is vrij, Zij waait waarheen zij wil. Zo is de nieuwgeboren mens vrij. Vrij om te leven. Ongrijpbaar voor de macht van de duisternis. Die zal nooit meer het laatste woord hebben over het bestaan. Zoals de wind zal God zijn beminden overkomen. We weten dat die er is maar weten niet waarvandaan en waar naartoe.

Jezus speelt met het Griekse woord pneuma dat zowel Geest, als wind, als adem betekent. Door dat woord te gebruiken herinnert hij Nicodemus aan wat hij weet en gelooft:

dat Gods Geest over de oervloed zweefde en nieuw leven schiep; dat God zijn eigen adem inblies in de mens die hij had geboetseerd; de vernieuwende Geest waarover Ezechiel (Ez 37) profeteert waardoor dorre beenderen tot leven komen. Nicodemus moet begrijpen dat in Jezus God iets nieuws is begonnen, een nieuwe schepping, een levenwekkende beweging.

 

Maar hoe kan dat dan? vraagt hij zichzelf vertwijfeld af. Het is zo anders dan de traditie waarin hij staat. Het is zo anders dan wat hij doorgeeft aan anderen. De leraar heeft nog veel te leren als het gaat over geloof in Jezus. Datzelfde geldt natuurlijk ook voor ons. We hebben veel te leren. Ook als je denkt dat je weet hoe het zit, júist als je meent dat je voldoende kennis hebt van het geloof, moet je open blijven staan voor het waaien van de Geest. Zodat je steeds vrij bent. Niet vastgebakken in het oude vertrouwde; niet angstig om dingen achter je te laten, niet onvrij uit loyaliteit naar wat je altijd voor waar hebt gehouden.

 

Gij zaait uw naam in onze diepste dromen.

Nicodemus verdwijnt weer in de nacht. Maar er is iets in hem wakker geworden. Want Johannes vertelt nog twee keer over hem. Nicodemus neemt het op voor Jezus als de Farizeeën Jezus willen laten arresteren. (Joh 7:50) En als Jezus gedood is aan het kruis neemt hij samen met Jozef van Arimatea het lichaam van het kruis. Hij heeft mirre meegenomen om het lichaam te balsemen, een geschenk voor een koning. (Joh 19: 38vv) Spottend hing dat bordje aan het kruis ‘Jezus Christus, koning van de Joden’ maar voor Nicodemus is het wáár geworden. De man die eens ’s nachts bij Jezus was gekomen staat dan op klaarlichte dag aan zijn kant. (Nico ter Linden, Het Verhaal gaat)

overweging op zondag 21 februari 2021          De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

1e zondag van de Veertigdagentijd                 

 

uit de Bijbel: Johannes 12: 1-8 en Efeziërs 5: 1-2

 

1 Volg dus het voorbeeld van God, als kinderen die hij liefheeft, 2 en ga de weg van de liefde, zoals Christus, die ons heeft liefgehad en zich voor ons gegeven heeft als offer, als een geurige gave voor God.

 

Tienertalk

Als iets stinkt is het niet in de haak.

Als je ergens instinkt, ben je in een flauwe grap getrapt, of je hebt op een link geklikt in een mailtje waardoor je wordt opgelicht.

Een zaak die stinkt betekent dat je er niet op kunt vertrouwen dat het eerlijk verlopen is. En als iemand zit op te scheppen kun je zeggen: het stinkt hier. 

Denk ook aan ‘stank voor dank’.

Maar vandaag gaat het niet over stank. Het gaat over een lekker geurtje.

Van Jezus wordt gezegd: hij heeft zich gegeven als een geurige gave.

Er hing geen luchtje van wantrouwen of slechtheid om hem heen.

Dat voorbeeld moeten jullie volgen, zegt Paulus.

Jullie moeten ook zo’n geurig geschenk zijn voor God.

Hoe doe je dat?

Ik heb mijn geurkaars meegenomen.

Hij staat in de huiskamer.

Hij heeft best een leuke kleur maar als hij niet brandt heb ik er niet altijd erg in.

Dan zie ik hem over het hoofd.

Als hij wel brandt wordt hij niet heel veel zichtbaarder.

Hij wordt niet heel indrukwekkend.

Maar hij doet wat hij moet doen:

hij verspreidt een lekker luchtje door de hele kamer.

Hij beïnvloedt de sfeer in mijn huis.

 

Als je net als Jezus een geurige gave voor God wilt zijn

hoef je niet heel overdreven te doen. Je hoeft niet je stinkende best te doen.

Als je doet wat jij kan en bent wie jij bent

dan is dat voor God een groot geschenk.

Dit is toevallig een grote geurkaars

maar ze zijn er in soorten en maten.

Zo zullen ook wij verschillen in wát we kunnen doen

om te leven in de voetsporen van Jezus.

 

Maria

De ene Maria is de andere niet. De vele Maria’s in het Nieuwe Testament worden uit elkaar gehouden door de toevoeging ‘de moeder van’ (Jezus, Jacobus en Jozef), ‘de vrouw van… (Klopas) of ‘de zuster van..’ (Marta) Of met een plaatsaanduiding: ‘uit Magdala’. Toch blijft het soms lastig om te bepalen met welke Maria je te maken hebt.

Ik wil eerst een misverstand uit de weg ruimen. In de traditie zijn verschillende verhalen en Maria’s bij elkaar geveegd. Zo ontstond het beeld van Maria Magdalena, de zondares die door Jezus werd vergeven en die met haar loshangende haar zijn voeten heeft gedroogd. (zie ook Luc 7:36v, Luc 8: 2) De vroege kerk heeft vooral de nadruk gelegd op haar losbandige gedrag en haar boetedoening. Dat heeft lang bepaald hoe er vanuit de kerk naar vrouwen werd gekeken en hoe zij zich dienden te gedragen.

In kloosters met haar naam bijvoorbeeld werden jonge vrouwen opgevangen die ongetrouwd zwanger waren geworden. De bedoeling was om hun lot te verbeteren maar in de praktijk heeft het verdriet en onrecht veroorzaakt. Er zijn vrouwen door beschadigd, gescheiden van hun kinderen.  

Door die grote nadruk op haar seksualiteit en boetvaardigheid raakte een andere aspect helemaal ondergesneeuwd: Maria was de eerste getuige van de opstanding van de Heer en daarmee de eerste apostel. De traditie had haar haar stem en getuigenis ontnomen. Gelukkig is dat rechtgezet door de kerkelijke vernieuwingen in de jaren ’60 (Tweede Vaticaans Concilie 1962-1965) en werd bij pauselijk besluit vastgelegd dat Maria Magdalena vereerd dient te worden als apostel.

 

Nu dit is gezegd kunnen we kijken naar Maria die, terwijl Jezus aanligt aan de maaltijd, een kruikje kostbare nardusolie neemt  - het échte zuivere spul dat met zijn geur het hele huis doortrekt -  en daarmee zijn voeten zalft. Dan droogt ze die nota bene af met haar haar. Je kunt je afvragen wat er meer indruk maakt: haar onbetaalbare geschenk – je moet toch wel aan een jaarsalaris denken-  of haar diepe diepe buiging.

Het lijkt zo’n nederige houding en toch beschouw ik het als een daad van grote liefde, zelfbewuste liefde. In die geknielde, kleine, houding is zij groter dan wie dan ook aan die tafel. Want zij doorziet en omarmt waar de Farizeeën en Schriftgeleerden alleen maar bang voor zijn (lees Joh 11:47v) : deze mens komt van God. Hij is een gezalfde. Een koning. De geur van haar nardusolie is als een reukoffer, bedoeld om God te bidden en te aanbidden. Het is een teken van haar toewijding, een besef van Gods heiligheid in Jezus.

Wij zien onszelf misschien geen jaarsalaris uitgeven of languit op de vloer liggen, en bij het woord ‘aanbidding’ voelt niet iedereen zich thuis, maar hoe brengen wij tot uitdrukking dat wij mensen klein zijn en God zo groot? Hoe máken wij hem groot? Hoe is het voor ons om ons kleín te maken en daardoor juist te worden opgericht en getuige te worden van de Opgestane?

Terwijl ik bezig was met de preek schoot steeds een oud lied door mijn hoofd: ‘Heer, ik geef me aan U volkomen. ’k Leg mijn al hier voor U neêr, opdat Gij in mij zoudt wonen met uw Geest, o Heer!’ Mijn alles, mijn leven en mijn dood, mijn hoop en verlangens, mijn tekortkomingen en waar ik trots op mag zijn, mijn tijd en mijn liefde.. ik geef het als geschenk aan God en ik ontvang er voor terug dat Hij met zijn Geest bij mij woont. Dat Hij bij mij is, wat er ook gebeurt. Wie zichzelf investeert, wie royaal is in het geven van zichzelf, krijgt er zoveel voor terug. Zou dat aanbidding kunnen zijn?

Ik moest ook denken aan de keren dat ik knielde voor God. Toen ik trouwde met Bas, in elke nieuwe gemeente weer… door mij klein te maken werd niet alleen Hij groter omdat ik hem de eer gaf die hem toekwam, maar ik ook.

Aanbidding is zingen. En wat zal het heerlijk zijn als we straks weer mogen zingen. Want God heeft zijn troon op onze lofzang. De lofzang gaande houden, ononderbroken God danken, Hem aanbídden, dat is toch onze belangrijkste taak als zijn gemeente? (Ik denk aan ‘Zodat de dank, U toegezonden, op aard nooit onderbroken wordt, maar steeds opnieuw door mensenmonden, gezongen en gesproken wordt. NL 248) Aanbidding is voor jou misschien stil zijn, mediteren, eenvoudiger leven door op de een of andere manier te vasten.

 

Judas

Natuurlijk is er altijd een zure tegenstem. Of iemand die het beter meent te weten. Is dit niet een beetje overdreven allemaal? Wat is het nut hiervan? Wat wordt de wereld beter van alleen maar zingen, of van mediteren. Wie heeft er wat aan als ik vast? Zo’n stem die bij de voorbereidingen van een feestje roept dat het zonde is van het geld en dat we beter iets voor de Voedselbank kunnen organiseren. In dit geval klinkt de stem van Judas: Had dat geld niet beter aan de armen gegeven kunnen worden?

Het past goed bij onze nuchtere inslag om ons te beperken tot een praktische manier van geloven. Het voelt minder ongemakkelijk en het nut is meteen zichtbaar.

Judas komt op voor de armen, voor een nuttige manier van God dienen.

Als jij af en toe Judas bent, de tegenstem, onderzoek dan ook hoe je positief vorm kunt geven aan jouw tegengeluid. Dat ontbreekt bij Judas in dit verhaal. Hij roept maar wat. Alsof het om het één of het ander moet gaan. Of er maar één manier is om God de eer te geven die hem toekomt.

 

Jezus dient hem stevig van repliek: ‘De armen zijn altijd bij jullie.’ Daarmee bedoelt Jezus niet dat de armen wel even kunnen wachten. Hij haalt het boek Deuteronomium aan. Dat gaat in zijn geheel over het beloofde land en hoe het daar zal zijn als God wordt gediend met hart en ziel. Het land zal overstromen van melk en honing; God zal het zegenen met regen op zijn tijd en een rijke oogst. Dan is er dus ook geen armoede. En mocht die er wél zijn, schrijft de Tora voor, wees dan ruimhartig en leen mensen wat ze nodig hebben. En wees zelfs nog ruimhartiger: scheld elk zevende jaar hun schulden kwijt. (lees Deuteronomium 15: 1-11)

‘Armen zullen er altijd zijn bij u’ is een cynische constatering. Het wijst op de onverbeterlijkheid van mensen om vooral voor zichzelf te zorgen. Jezus zegt hier:

Het lukt jullie niet om vanuit de belofte te leven; alsof Gods nieuwe wereld al is aangebroken; jullie willen niet zien wat een rijkdom de Zoon van de Vader te bieden heeft. Dat is pas armoe. Vanuit dat perspectief begrijpen we nu ook waarom Jezus zichzelf straks even klein maakt als Maria om zijn leerlingen de voeten te wassen. ‘Ik geef jullie een voorbeeld’ zegt Hij. Er is niets kleins aan liefde en toewijding.   

overweging op zondag 31 januari 2021  PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: Johannes 3: 14-21

 

ziek

Wat een week hebben we achter de rug! We hoeven doorgaans na negen uur ’s avond niet meer naar buiten, maar het feit dat het niet kan maakt veel mensen Spaans benauwd. Als er aan onze vrijheid wordt gerommeld voelen we ons beknot, onvrij. Dat is natuurlijk op geen enkele manier een excuus voor de onrust, de vernielingen en plunderingen die in sommige steden hebben plaats gevonden. Dan wordt vrijheid op een ernstige manier misbruikt.

Niet alleen corona maakt ons ziek, maar we zien ook hoe onze samenleving door andere krachten wordt verziekt. Niet alleen op straat maar ook achter de voordeur komen problemen bovendrijven die we lang hebben kunnen negeren. We zien de verschillen opdoemen tussen arm en rijk, kansrijk en kansarm, oud en jong. We ontdekken ons eigen egoïsme. Corona haalt soms ook bij ons het slechtste naar boven. Onze vrijheid heeft te lang zwaarder gewogen dan onze verantwoordelijkheid voor elkaar en voor deze wereld. Onze vrijheid is ontaard in de geboorte van de dikke ik. En nu zijn we in allerlei opzichten ziek. Hoe worden we weer beter? Betere mensen. Beter voor elkaar.

 

Vandaag lezen we verder over het gesprek tussen Jezus en Nicodemus. Al is Nicodemus eigenlijk al buiten beeld geraakt. Om duidelijk te maken waar het om gaat roept Jezus de herinnering op aan het volk in de woestijn. Ze waren lang onderweg en ze waren er nóg niet. Ze kunnen geen manna meer zien en dan wil Mozes ze ook nog een omweg laten maken. Ze hadden beter in Egypte kunnen blijven! Ze mopperen en klagen en Mozes krijgt van alles de schuld. Lekker ongenuanceerd, giftige woorden en zure verwijten. Toen stuurde God giftige slangen op de Israëlieten af, die hen beten, zodat velen van hen stierven. (Numeri 21:4-9) Je zou kunnen zeggen: die slangenkuil hadden ze zelf al gemaakt.

Zo zien de Israëlieten het zelf ook. Als de plaag hen treft beseffen ze dat ze zelf de boel hebben verziekt. Dat dit wel een straf op hun zonde moet zijn, een straf van God. Ze bedoelen daarmee niet een goddelijke vergelding – zo van ‘jij slaat mij, dan sla ik jou’ maar een noodlottig gevolg van het verkeerde handelen van het volk. Het mechanisme van ‘boontje komt om zijn loontje’.

Maar er is genezing mogelijk! Mozes moet een koperen slang maken die om een stok kronkelt. Iedereen die omhoog kijkt naar de slang zal in leven blijven. Wie omhoog kijkt en de slang ziet heeft zicht op wat er verkeerd is gegaan; die heeft inzicht in het kwaad, in de tekortkomingen en fouten.

En zo, betoogt Johannes, moet de Mensenzoon omhoog geheven worden. Zijn kruis geeft ons inzicht in de zonde en uitzicht op de vergeving. Wie het kruis ziet weet wat mensen elkaar aandoen, die weet van duisternis en gedrag dat Gods licht niet verdragen kan. Wie het kruis van Jezus ziet weet van oordeel en dat mensen bezwijken onder elkaar.

 

Jezus is niet gekomen om een oordeel over de wereld te vellen. Dat hoeft ook niet. Dat lukt de wereld prima zelf. De mens roept zijn eigen onheil over zichzelf af, zijn eigen veroordeling. Dat is een bijna onontkoombaar lot. De kwade krachten buiten ons en in ons lijken ons vaak mee te zuigen. We weten lang niet altijd hoe we er in verwikkeld zitten en hoe we zelf schuldig zijn. Daarom bidden we ook: leidt ons niet in verzoeking maar verlos ons van de boze. ‘Red ons uit de greep van het kwaad.’ (Mat 6:13) Johannes noemt dat consequent: duisternis. En in die duisternis is Jezus gekomen als licht.

Toen zijn levenslicht ruw werd gedoofd bleef de Vader niet alleen zijn Zoon trouw, niet alleen die ene mens, maar ieder mens. Want uit de dood ontstond nieuw leven. 

 

3:16

Johannes 3 vers 16 Want God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft is voor veel mensen de kern van het christelijk geloof. Dat is het ook.

De kern van het evangelie is Gods liefde. Niet zijn oordeel maar zijn redding. Voor mensen die al snel klaar staan met hun oordeel is dat moeilijk te begrijpen. Wij meten met andere maten dan God. In Jezus steekt God zijn hand uit en wie deze reddingsboei grijpt is gered. God is daar ruimhartig in. Het is voor de wéreld. Niet voor enkele uitverkorenen. Het is voor wie in Jezus gelooft; voor wie omhoog ziet naar het licht, weg van wat er om je heen krioelt, weg van wat je naar beneden zuigt of omlaag haalt als mens. Deze belijdenis vraagt dus om een beslissing. Hoe wil jij in het leven staan? Ben jij een mens die het licht opzoekt? Mag God in jou werkzaam zijn? Wil jij een tegenkracht zijn, een zachte kracht, geestkracht, kracht van liefde?

Als dat zo is, ben jij niet verloren. Dan hebben mensen wat aan jou. Dan heeft de samenleving wat aan jou. Dan kun jij niet gemist worden in Gods nieuwe wereld, zijn koninkrijk.

Dan heb je eeuwig leven. Dat betekent niet dat je onsterfelijk bent. Wij vermoeden en geloven dat ons na dit leven geborgenheid wacht bij God. Maar hier bedoelt Johannes dat niet. Wie gelooft in Jezus, wie wil leven in het licht, die brengt een bepaalde kwaliteit aan in het leven. Zijn leven, haar leven heeft eeuwigheidskwaliteit.

Wezenlijk voor eeuwigheidsleven is dat mensen nu al deel krijgen aan het leven zoals God dat heeft bedoeld. Het gaat om een bestendig en duurzaam leven dat God schenkt aan mensen die zich met hem verbonden weten. Die als nieuw willen leven. Denk aan dat mooie lied: ‘Eeuwigheidsleven zal hij ons geven als wij herboren hem toebehoren.’ (Nieuw Liedboek 675) Dat lied bidt om die verbondenheid en dat nieuwe leven: ‘Geest van hierboven, leer ons geloven, hopen en liefhebben door uw kracht.’

Jezus zelf zegt over dat eeuwige leven: ‘Het eeuwige leven is, dat zij U kennen, de enige ware God, en hem die U gezonden hebt, Jezus Christus.’ (Johannes 17:3)

Dus: eeuwig leven is God kennen en Jezus kennen. Wat God kennen inhoudt vertelt Johannes ook: dat is je houden aan Gods Woord. En wie zich houdt aan Gods woord heeft lief. (lees: Johannes 13: 34v; 14:23v) Die is bereid om de minste te zijn. Om anderen te dienen. Eeuwig leven zit dus in de verbondenheid met God en mensen, eeuwig leven is liefhebben.

 

Johannes is de evangelist die het ons niet makkelijk maakt. Als je denkt te begrijpen waar het om gaat ontglipt het je ook weer. Hij deelt met ons het geheim van Jezus’ dood en opstanding. Een geheim waarvan wij de diepte niet kunnen peilen. Een geheim dat we niet kunnen doorgronden maar waarvan we wel aanvoelen dat het ons draagt. Onze wereld is ziek én genezen. Laten de mensen dat aan ons kunnen aflezen. Dan zien zij ook de werkzame kracht van God.

'Want is er altijd licht. Als we maar dapper genoeg zijn om het te zien, als we maar dapper genoeg zijn om het te zijn.’ (Amanda Gorman, ‘The hill we climb, voorgedragen bij de inauguratie van Joe Biden als president van de VS)

Page 25 of 27