overweging op zondag 5 september 2021        PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: Galaten 3: 26-28 en 1 Korintiers 14: 26-40

 

Vrouwen moeten gedurende uw samenkomsten zwijgen. Ze mogen niet spreken, maar moeten ondergeschikt blijven, zoals ook in de wet staat.

 

buitengesloten

Ik was nog maar net predikant in mijn eerste gemeente toen Bas en ik werden uitgenodigd om de opening van een tentoonstelling bij te wonen. Een gemeentelid wilde ons voorstellen aan de kunstenaar en zei met een armgebaar: En dit is onze nieuwe predikant. Waarop de man voor mij langs reikte en Bas een hand gaf om hem hartelijk welkom te heten in het dorp. Een fraai staaltje alledaags seksisme waarom we hartelijk hebben gelachen. Maar als je op vergaderingen wordt aangesproken met mevrouw en mannelijke collega’s als dominee, als je op je qui vive moet zijn dat je niet de rol toebedeeld krijgt om rond te gaan met de koffie, dan is het toch niet zo leuk meer. Net zo min als ik nog geduld heb met mensen die zeggen: u lijkt helemaal niet op een dominee. Waar lijkt een dominee dan op? Op een man? Als vaak genoeg gezegd wordt dat je niet aan de verwachtingen voldoet, gaat dat vanzelf een keer ondermijnend werken. Maar als ik aankaart waar ik in de kerk te maken heb met ongelijkheid, krijg ik te horen dat er mensen zijn met ‘echte problemen.

En dan ben ik nog voorganger in een deel van de kerk waar vrouwelijke voorgangers worden geaccepteerd; sterker nog waar steeds meer vrouwen zijn. Helemaal niet om te lachen is het voor die vrouwen die een verhaal te vertellen hebben maar dat niet mogen; dat kwaliteiten van vrouwen ongebruikt blijven omdat ze dat van de Bijbel niet zouden mogen. Er zijn collega’s die geworsteld hebben met hun eigen geloof omdat zij zich geroepen wisten door de Geest en tegelijkertijd lid waren van een kerk waar zij niets met hun gaven konden.

Wat heeft Paulus bezield om te schrijven dat vrouwen moeten zwijgen? Wat bedoelde hij ermee dat zij zich moeten onderwerpen aan hun echtgenoot? Hij, die nota bene ook schreef dat in Christus geen onderscheid bestaat tussen mannen en vrouwen, dat er eenheid is. Paulus, die samenwerkte met vrouwen en grote waardering had voor hun opbouwende werk in de gemeente. [ Voor Febe, bijvoorbeeld, afkomstig uit de omgeving van Korinte en uitgezonden naar Rome; voor Junia, apostel net als Paulus, die aanzien geniet en omwille van haar verkondiging zelfs in de gevangenis heeft gezeten (resp Rom 16: 1, 16: 6) ]

Hoe is het toch mogelijk dat men zo kritiekloos als norm heeft aangenomen wat Paulus lang geleden schreef? Waarom is het niet genuanceerd in het licht van de waardering voor vrouwen die hij óók uitspreekt?

Ik dacht, wat zou Paulus hier nu van vinden. Vandaag. Wat zou hij schrijven aan mij, aan mijn zusters. En dit is het geworden.

 

Van Paulus, apostel van Christus aan Lyonne

Éen ding heeft me altijd gedreven: het evangelie van Jezus Christus. Hij zegde vergeving aan en genas mensen die tot dan toe buiten de boot vielen. Hij sprak met vrouwen, genas vrouwen en vergaf hen. Vrouwen behoorden tot zijn volgelingen.

Zijn gelijkenissen gaan over het leven van mannen én vrouwen. Hij verkondigde een vrijheid en gelijkheid die in zijn tijd ongebruikelijk was. En het waren vrouwen die als eerste getuigen waren van zijn opstanding. Zij waren de eerste apostelen want zij hadden de Levende Heer gezien en van hem hun opdracht ontvangen.

Daar konden we niet meer achter terug. Van harte heb ik samengewerkt met vrouwen; ik heb hun gastvrijheid genoten als zij hun huis openstelden voor de samenkomsten van de gemeenten. En ik heb van harte geloofd dat het wáár is dat in Christus alle mensen één zijn. Dat wij in Gods ogen allemaal kinderen van de belofte zijn. En dat allemaal op dezelfde manier kunnen groeien in ons geloof, op dezelfde manier Gods vergeving nodig hebben. En toch… ik was een kind van mijn tijd. En wat in de kerk wél zou moeten kunnen, daar was in de samenleving om ons heen helemaal geen sprake van. Het was in de wet verankerd dat mannen verantwoordelijk waren voor vrouwen. Posities buiten het huishouden waren voor hen niet weggelegd. Onderwijs was niet voor hen bedoeld. Stel je voor dat een vrouw buitenshuis wél iets te zeggen zou hebben, wat zou dat dan betekenen voor de verhoudingen thuis? Wat we in de gemeente voorstonden, botste met de cultuur daarbuiten. Ondanks mijn grote waardering voor vrouwen én mijn geloof in de eenheid van Christus heb ik daarmee geworsteld.  

 

ondergeschikt belang

Maar je hebt gelijk als je mij tegenspreekt over wat ik schreef, dat vrouwen moeten zwijgen en ondergeschikt blijven. Ik zeg het nogmaals: één ding heeft me altijd gedreven, het evangelie van Jezus Christus. En dat stond in de gemeente van Korinte onder druk: de geloofwaardigheid van het evangelie. Stel je voor, als de gemeente van Christus daar samenkwam was het een gekrakeel van jewelste. Iedereen wilde in klanktaal spreken. De een nog luider dan de ander. Er was geen touw aan vast te knopen want er was niemand om het uit leggen. In de oren van gelovigen was het dus alleen maar bla bla bla. Maar buitenstaanders zullen wel gedacht hebben: wat  een krankzinnige bende is dit.

Mensen stonden te dringen om te profeteren. Ik heb geprobeerd hen erop aan te spreken dat je dan wel de talen van engelen en mensen wil kunt spreken, maar dat het zonder liefde klinkt als een schelle cimbaal en een dreunende gong. (1 Kor 13:1) Tevergeefs. Gemeenteleden overschreeuwden elkaar. En als een man preekte werd hij soms luidkeels terecht gewezen door zijn echtgenote. Het is zelfs gebeurd dat vrouwen onderling begonnen te kijven omdat ze het oneens waren over wat de man van de ander verkondigde.

Dit bouwde op geen enkele manier de gemeente op. En het verhinderde dat het evangelie mensen bereikte die het nog niet hadden gehoord. Het maakte het evangelie zelfs compleet ongeloofwaardig. Er was rust nodig, en orde. En ik heb geprobeerd die orde te scheppen zoals God ook orde schiep in de chaos van het begin.

Het is dáárom dat ik schreef dat vrouwen moeten zwijgen. Getrouwde vrouwen welteverstaan. Zij kunnen hun man thuis om uitleg vragen. En als ze het oneens met hem zijn, kunnen ze dat beter thuis bespreken dan in het openbaar.

Het ging me dus niet om de vrouwen maar om het belang van de gemeente. In het bijzonder de gemeente in Korinte. Een stad die toch al bekend stond om zijn losse moraal, met mensen vol goede wil maar toch ook een beetje volks en grof. Ik vind het vreselijk dat men later zo aan de haal is gegaan met mijn woorden en dat het vrouwen is verboden om te bidden en te profeteren. Dat heb ík nooit verboden. Ik heb alleen geprobeerd het te reguleren. (lees bijv 1 Kor 11: 5) Vrouwen moeten ondergeschikt blijven. Ja, dat heb ik geschreven. Ondergeschikt aan het belang van de gemeente en het evangelie! Niet aan de mannen. Niet aan de leiding van de kerk. Het spijt me meer dan ik kan zeggen dat het zo is misverstaan. Genade en vrede voor jou, Paulus.

 

iedereen draagt iets bij

Door dat ene vers is in het gedrang gekomen wat Paulus nog meer heeft geschreven en wat wij ter harte zouden kunnen nemen om als gemeente van Christus te bloeien en het evangelie van harte te verkondigen.

Ten eerste, iederéén draagt iets bij dat de gemeente kan opbouwen: een lied, een onderwijzing, een uiting in klanktaal of de uitleg daarvan. Iedereen! Mannen en vrouwen, ouderen en kinderen, mensen met lef en de stillen in den lande, de denkers en de doeners. Daarin zijn we gelijk, éen in Christus. Een mooie vraag om aan onszelf te stellen: wat draag ík dan bij, wat kan ik betekenen? Waar ben ik nodig? Waar men in Korinte teveel op de voorgrond drong, zijn we hier misschien te bescheiden over onze eigen gaven, over de tijd die we beschikbaar hebben. En de luwte bevalt ons soms best. Dus: durf te spreken.

Maar… durf ook te zwijgen. Heb vertrouwen in diegenen die leiding nemen en val hen niet af. Wees je er, net als Paulus, van bewust dat de samenkomsten van de gemeente ook een gezicht naar buiten zijn. Met elkaar dragen wij bij aan een de orde en de vrede waarbinnen het evangelie kan floreren. Daaraan zijn we allemaal ondergeschikt.

En ten laatste, zijn we soms niet te véél bezig met het in stand houden van de gemeente, de kerk; zo veel dat de gemeente doel op zich is geworden in plaats van slechts een middel om het evangelie te verkondigen. We maken ons bezorgd over de inkomsten, over de geringe aanwas van de jeugd; we maken ons zorgen of De Open Hof ná corona even bruisend zal zijn als ervoor. Het is goed om ervoor te waken dat de gemeente nooit een doel in zich is. Maar een middel om het evangelie te verspreiden; een afbeelding van Gods koninkrijk op aarde.

Dat ene vers, zo uit zijn verband gehaald, is een tekst met grote gevolgen. Ik hoop en bid dat de gehele tekst grote gevolgen zal hebben als het gaat over onze bevlogenheid, over hoe warm we lopen voor onze gemeente en voor het evangelie van onze Heer Jezus Christus.

overweging op zondag 18 juli 2021           PG De Open Hof ~Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: Jesaja 63: 7-9 en Matteus 11: 28-30

tekst: Voetstappen in het zand

 

gezien

Als iemand tegen je zegt:

Kom maar naar mij, jij die zo moe bent,

dan doet dat al meteen goed.

Want het betekent dat het gezien is,

dat jij een flinke rugzak hebt.

Het is gezien dat je moe bent omdat je veel te verdragen hebt.

En dat je soms niet veel meer hebben kunt.

Alleen al de erkenning dat het niet meevalt,

kan maken dat je tóch nog even door kunt.

De liederen die we vandaag zingen hebben allemaal het woord ‘dragen’ in zich.

(NL 23b: 1 en 2; NL 868: 2, NL 275: 1, 2 en 3 en NL 936)

Omdat God zich meer dan eens laat kennen als een God die draagt.

Zoals een vader of moeder een kind optilt.

Vanuit eenzelfde zorgzaamheid zal God dat doen.

Natuurlijk zal hij zorgen voor Israël, lazen we in Jesaja.

Hij wil hun redder en bevrijder zijn.

Hij is naar zijn volk toegekomen, heeft het in de armen genomen als een kind

en weggedragen uit Egypte. En ook in de woestijn droeg Hij hen.

Niet een stukje, maar de hele weg.(lees bijv Deut 1:31 en Num 11:12)

Die dragende God is een geliefd beeld;

De tekst van de Voetstappen in het zand is bij velen in het hart geschreven.

Omdat ze ervaren hebben dat het zo is. Of zouden willen dat het zo mag zijn.

God is als een Vader die ons beschermt als een kind op zijn arm.

En die God, zegt Jezus, dat is míjn Vader.

Net als de Vader wil de Zoon een plaats zijn om tot rust te komen.

Een grazige weide zijn; beschermende vleugels boven ons, onder ons.

 

juk

Jezus geeft wie hem wil volgen ándere bagage mee.

‘Neem míjn juk op je en leer van Míj.’

Niet de last die de wetgeleerden opleggen aan het volk.

De Tien Woorden van God zijn in Jezus’ tijd uitgegroeid tot een indrukwekkende bijlage van 613 regels en voorschriften.

Het zijn er zoveel dat het dagelijkse leven er ingewikkeld van kan worden. 

(zie bijv Lucas 13: 15 of  Mc 2: 23v)

Dat zijn er zoveel dat je er altijd wel een vergeet en het net niet helemaal goed doet.

Zo keken de wetgeleerden en Farizeeën dan ook aan tegen ‘het volk’.

Dat kon geen goed doen in hun ogen.

 

Het irriteert Jezus dat zij de voorschriften als een last opleggen aan het volk

en geen vinger uitsteken om die last te verlichten.

Pas maar op, zegt Hij, want ze houden zich er zelf ook niet aan.

(Mat 23: 4)

De wetgeleerden hebben weinig begrepen van het geheim van Gods koninkrijk.

Hun leer drukt de mensen neer en zorgt dat ze nooit rust hebben.

Doen wij het zoveel beter? Ik vraag het me af.

We zijn een regelzuchtig volk geworden.

We nemen elkaar graag de maat als de regels worden overtreden.

Soms lijkt het wel alsof we er op uit zijn om een ander op een fout te betrappen.

Corona heeft wat dat betreft niet het beste in ons wakker gemaakt.

In onze tijd gaan ook zoveel mensen gebukt

onder de verwachtingen die ze zichzelf opleggen.

Of opgelegd krijgen van hun omgeving.

Er zijn zoveel ongeschreven normen

waaraan je zou moeten voldoen om erbij te mogen horen.

Op school, op je werk, in je familie…

overal kan het gebeuren dat je op je tenen moet lopen.

Burn out is een volksziekte aan het worden. Bij jongeren al nota bene.

Ik ken zoveel mensen die nú pas aan het leren zijn

dat niet alles perfect hoeft te zijn

en dat je je onder je eigen regels en verwachtingen vandaan mag vechten.

 

rust

Kom maar naar mij, jij die gebukt gaat onder last.

En ik zal je rust geven. Het leven bestaat immers niet alleen uit zwoegen.

God zelf heeft ons geleerd dat we ook van ophouden mogen weten.

Rust maakt deel uit van de scheppingsweek, de werkweek van God.

We zijn er niet altijd even goed in. Gaan soms maar door en door

zonder een pauze te nemen. Want dat staat er in het Grieks:

ik zal jullie een pauze geven. (Gr anapausoo)

Maar Jezus bedoelt meer dan alleen uitrusten.

Die rust die Hij geeft is ook: ‘er gerust op zijn’, vertrouwen dat je op de goede weg bent,

de weg die God je aanwijst.

Het is de kalme zekerheid dat het goed zit tussen jou en God.

(lees bijv Jer 6:16 en Joz 1:13)

De rust die Jezus wil geven is dat een mens zich niet opgejaagd voelt

door alles wat moet of niet mag.

Hij wil ons bevrijden van de krampachtigheid en de angst of je goed genoeg bent. Hij bevrijdt ons van het set schuldig staan voor God,

het schuldig gehouden worden door mensen,

Dat is voorbij. Jezus verbindt de mens op een nieuwe manier met God.

Vanuit de vergeving en de goedheid.

Dat betekent ook dat hij de mens op een nieuwe manier verbindt met de medemens.

Nou ja, nieuw. Zo was het al. God was die dragende Vader al lang.

Het was alleen ondergesneeuwd geraakt omdat de wet een doel op zich geworden was.

 

licht

Míjn juk is zacht en míjn last is licht. Het is makkelijker te dragen. Gebruiksvriendelijker.

Wat Jezus verandert is dat het niet gaat om het keurslijf van regels en voorschriften

niet om de leer, maar om de leraar.

Ben je bereid om hem te volgen en te leven zoals Hij leeft.

Dat is de vraag die in dit stukje wordt gesteld.

Het blijft een juk. En het blijft een belasting.

Maar het is te dragen. En het is vrijwillig.

En degene die het oplegt, kun je vertrouwen want Hij duikt er zelf niet voor weg.

Hij dóet zelf ook wat Hij oplegt aan anderen.

Hij vraagt ons om elkaar te dragen.

Om ons over elkaar te ontfermen, zoals Hij dat heeft gedaan.

Gelukkig zijn we als we ervaren dat het zo ís.

Dat we gedragen worden door de warme aandacht van de mensen om ons heen.

Jezus vraagt ons om wat van elkaar te verdragen

zoals Hij alles wat menselijk is te verdragen heeft gekregen.

(lees hierbij Jesaja 53:4vv) Hij droeg de last van de menselijke schuld weg.

Hij droeg het kwade weg. Dát is voor ons een veel te zware last.

Maar de last die Jezus ons oplegt is licht.

Omdat het in liefde wordt gedragen.

 

Wat dat juk is, en die last, dat weten we maar al te goed.

Ooit sprak ik een moeder met twee autistische kinderen.

Hun hele leven lang is zij met hen bezig.

‘Wat heb ik verlangd naar het moederschap’, zei ze;

‘en wat is het me vreselijk tegengevallen. Maar wat houd ik van die kinderen.’

Ik denk ook aan diegenen die als mantelzorger hun partner bijstaan,

of kinderen die voor een ouder zorgen, of verantwoordelijk zijn voor een broer of zus.

Hoe zwaar het ook valt, voor velen geldt dat zij het in liefde op zich nemen.

(Luister eens naar: The Hollies, He ain’t heavy, he’s my brother)

 

En wat zijn er veel anderen die bewondering en respect afdwingen door hun inzet,

hun aandacht voor hun taak, hun tijd voor mensen. Ook zij doen het met liefde.

Het is niet noodzakelijk licht. Je voelt het wel degelijk drukken op je schouders.

Maar het komt op je weg of het hoort bij je werk, en je zegt geen nee.

Want dat zit niet in je aard.

Ik haast me om hierbij te zeggen

dat mantelzorg, of welke vorm van zorg dan ook, ons niet te gronde mag richten.

Jezus heeft zijn leven geven. Zóver kunnen we niet gaan.

Zover hoeven wij niet te gaan. Dat is al voor ons volbracht.

 

De draagkracht die Jezus van ons vraagt

wortelt in het vertrouwen dat wij zelf gedragen zijn.

Gedragen door de Geest, door de kracht van de liefde.

Alleen zo kunnen wij anderen dragen.

 

‘Er is nog zomer en genoeg

wat zou het loodzwaar

tillen zijn wat een gezwoeg

als iedereen niet iedereen ter wille

was als iedereen niet iedereen

op handen droeg.’

(Judith Herzberg)

overweging op zondag 11 juli 2021           PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: Genesis 11: 18-27

(afbeelding: Drunkenness of Noah, Bellini) 

 

een grote donkere man

‘De wijn maakte hem lichtzinnig en zorgeloos. Die oude man werd dronken. Toen leek het wel alsof hij zijn verstand niet meer had. Hij waggelde naar zijn tent en ging naakt op de grond liggen slapen. Zo dwaas had de wijn die oude wijze man gemaakt. Zo dwaas had de zonde van de onmatigheid hem gemaakt. Wie was die oude man? Dat was Noach.’ ‘De zondvloed had de zonde niet weggenomen van de aarde. Die was blijven wonen in de harten.’

‘Toen kwamen er voetstappen aan. Er klonk een spottende lach. Een grote donkere man kwam voor de open deur van de tent staan en keek naar de slapende Noach. Het was Cham. Hij lachte om zijn vader en bespotte hem. Daarna liep hij naar zijn broers om te vertellen wat hij gezien had.’

 

Dit komt uit de kinderbijbel van Anne de Vries, waarmee heel veel mensen zijn opgegroeid. Van dit citaat, dat ik overigens behoorlijk heb ingekort, zijn maar twee zinnen waar. Noach wordt dronken en gaat naakt liggen slapen. En Cham vertelt dat aan zijn broers. In de Bijbeltekst wordt het gedrag van Noach niet veroordeeld met termen als lichtzinnig, zonder verstand of gewaggel. Het gaat ook niet over de zonde. Maar de ergste uitglijder is dat de figuur van Cham wordt ingekleurd. Hij lacht zijn vader uit, bespot hem. Hij is groot en donker. En daarom, lieve jongens en meisjes, werd Cham vervloekt. Hij en zijn nakomelingen zullen voor altijd de knechten zijn van de andere volken.

 

Deze Bijbeltekst is lang gebruikt om de handel in slaven te verantwoorden. Donkere mensen, dat waren de nakomelingen van Cham. Knechten moesten die zijn. De verschillen in blank en zwart, apartheid en racisme, werden met de Bijbel in de hand verklaard. Ook ik ben opgegroeid met Anne de Vries. Op de tafel van de meester stond een spaarpotje voor de arme negertjes in de Derde Wereld waar elke maandag een kwartje in ging. Ik leerde ‘Moriaantje, zo zwart als roet’ en Zwarte Piet hoorde er gewoon bij. Het omstreden paneel van de gouden koets, dat als beschamend en beschadigend wordt ervaren, doet geen pijn aan míjn ogen. Dat soort plaatjes stond ook in de boeken waaruit ik les kreeg. Maar dat was díe tijd.

 

In ónze tijd wordt steeds nadrukkelijker gevraagd om erkenning van het leed dat mensen door de slavenhandel is aangedaan. Het maken van excuses is een onderwerp op de politieke agenda geworden en ook de gouden koets is het laatste woord nog niet gezegd. De kleinkinderen en achterkleinkinderen van tot slaaf gemaakten vertellen hoe de opgelopen achterstand tot op vandaag doorwerkt.

We zullen het er snel over eens zijn dat deze manier van Bijbel uitleggen nu écht niet meer kan. Het is dan ook een ándere tijd. Een belangrijke waarde is dat iedereen gelijk is, gelijke kansen mag hebben.

Tegelijkertijd zien en horen we dat dat lang niet altijd zo is. We verzetten ons tegen openlijk racisme. Maar in het verborgene kan er nog veel verbeterd worden. Niemand wil racist worden genoemd. Toch merken we dat racisme niet zomaar is uitgebannen. Ook niet in onszelf.

 

anders lezen

We gaan anders lezen. Dichter op de tekst. Wat lezen we dan?

Met de zonen van Noach begon de verspreiding van de mensheid over de hele aarde. Zeventig volken zijn het. (alle namen uit de lijst in Genesis 10) Zo had God het bedoeld: dat de mensheid zou groeien en de aarde bevolkt zou worden. (Gen 1:28 en Gen 9:7) Maar waarom dit wonderlijke intermezzo? Het is ook nu weer goed om te bedenken dat deze verhalen van het begin werden opgeschreven tijdens de ballingschap in Babel. Ver van huis vertellen zij hoe ze slaven waren in Egypte, hoe zij strijd hebben geleverd met de Filistijnen en de Kanaänieten en hoe ze als gevangenen zijn meegenomen door de Babyloniërs. En laten die volken nu allemaal afstammelingen zijn van Cham, de zoon van Noach. In hun geschiedenis spelen steden als Sodom, Gomorra en Nineve, een bedenkelijke rol. Daarin gebeurt wat je als gelovig mens níet zou moeten doen. Alle strijd die Israël heeft gevoerd is met nakomelingen van dat vervloekte Kanaän. En zo vertellen ze het dus ook: Kanaän -niet Cham!) is vervloekt. De volken die uit hem geboren worden vertegenwoordigen niet alleen dat waartegen de Tora zich verzet en waar de profeten kritiek op hebben maar ook datgene waarvoor Israël zelf ook gevoelig is.

Want zij blijken vaak niet sterk genoeg om bij de Tora te blijven.

Het zijn volken die zich vestigen en steden bouwen. Samenlevingen die gebouwd worden op bezit en rijkdom, al te vaak ten koste van kwetsbaren en zwakken. Wat mensen kunnen bereiken wordt verafgood. De maakbaarheid van het leven wordt en de vruchtbaarheid worden geëerd met hoge heilige palen, enorme vruchtbaarheidssymbolen. (bijv: Ex 34:13, Rich 6: 25vv) En nu ligt daar Noach, met zijn symbool van vruchtbaarheid open en bloot.     

Daar laat Cham zijn broers naar kijken. De zonde van Cham is dat hij maar een deel ziet van zijn vader. Hij ziet niet zijn kwetsbaarheid maar de menselijke zelfoverschatting.  

 

Dit verhaal vertelt dus niet over rassenscheiding. God heeft de mensen ook niet verschillend van elkaar geschapen. Hij schiep de dieren in soorten. Maar de mens schiep Hij naar zijn evenbeeld, mannelijk en vrouwelijk, kleurrijk.

Dit verhaal wil niet een deel van de mensheid veroordelen, maar een manier van leven die slecht past bij het geloof in de God van Israël. Geloof in eigen macht en kracht kan makkelijk ontsporen. God kan misbruikt worden om structuren te sanctioneren; racisme, fascisme, maar bijvoorbeeld ook het machtsmisbruik van de kerken.

Maar God laat zich kennen als de bondgenoot van wie kwetsbaar is. Hij is niet de God van de vaste oude paden maar een God die mee beweegt en uitnodigt nieuwe wegen te verkennen. De focus ligt niet op wat mensen tot stand hebben gebracht maar op wat zij ontvangen mogen. Het gaat niet om hun macht maar om hun naakte weerloosheid, en om God die hen omgeven wil als een mantel.

 

Dat vervloekte Kanaän waar tegen ieder die gelooft in God vecht. Tegenover die vloek staat de zegen. Niet Sem wordt gezegend maar de God van Sem. Als je tegen Sem zou zeggen, je bent een gezegend mens, dan zou hij die eer direct aan God geven.

En ook Jafet wordt niet gezegend maar er wordt voor hem gebeden dat er ruimte zal zijn in de tenten van Sem. Sem is dus als oudste geroepen om onderdak te bieden aan Jafet. Om gastvrij en solidair te zijn. Uit Sem zal Abraham voortkomen, stamvader van Israël, Gods troetelkind. Maar God heeft meer kinderen.

En het is een Bijbelse droom dat eens alle volken één zullen zijn. Al zijn kinderen om één tafel. (bijv. Psalm 87, 72, Jes 2 en Micha 4)

Als Matteus vertelt over de geboorte van Gods Zoon, laat hij drie vreemdelingen op bezoek komen. De traditie vulde dat aan, drie koningen uit het land van Sem, van Cham en van Jafet. Omdat de Zoon alle mensen, alle volken, tot de Vader wil brengen. Om zo de droom van de profeten in vervulling te laten gaan.

Jesaja droomt van de dag dat God op een berg een feestmaal zal aanrichten. De volken zullen toestromen om te eten van de uitgelezen gerechten en te drinken van de belegen wijnen. (Jesaja 25: 6-9)

 

dronken

En zo komen we weer bij waar het begon, de wijngaard van Noach. In de eerste plaats is hij landbouwer. Om te eten zal hij moeten werken. Zwoegen en zweten zal dat zijn. (Lees Genesis 3: 17-19) Maar er valt ook te genieten. De dronkenschap van Noach is geen zonde, zoals Anne de Vries vertelt. Noach, de ontdekker van de wijn, moet alleen nog leren maat houden. De wijn van de vreugde mag rijkelijk vloeien en je helemaal dronken van geluk maken. Want daar staat de wijn voor, geluk met God. Hoe we soms ook ploeteren en zwoegen.

Denk aan de enorme druiventros die de twee verspieders tussen zich in meenamen uit het beloofde land. Of aan de profeet Micha, die droomt van vrede en rust, geen strijd meer tussen de volken, zodat mensen bij hun eigen wijnstok kunnen zitten. (Micha 4: 4)  En aan Jezus die de wijn liet vloeien als water. Kortom, het leven is goed voor Noach. Er rust zegen op. Voor zijn naaktheid hoeft hij zich niet te schamen. Die brengt ons weer even terug in het paradijs. Want uiteindelijk gaat het zondvloedverhaal over de vernieuwde schepping, waar de mens leert leven tussen goed en kwaad. Het blijft vallen en opstaan. Valkuilen genoeg. Maar ook het geduld van God is groot genoeg. Zijn boog in de wolken is nog altijd te zien.

overstapdienst ‘Kleurrijk’     PG De Open Hof ~ Oud-Beijerland

4 juli 2021                 

 (afbeelding: Marc Chagall, ca 1963, gedicht Heenzending in: Wuif de mussen uit. Querido

In deze dienst vieren we de overstap van de kinderen van de kinderdienst naar de tienerdienst, van basisschool naar brugklas.

Aan deze dienst is een ouderavond vooraf gegaan. De kleuren van de regenboog spelen een rol door de hele dienst heen. 

 

ROOD, de kleur van de liefde

o: Dank de Heer, want Hij is goed.

g: Zijn liefde blijft altijd bestaan!

o: Hij heeft met wijsheid de hemel gemaakt.

g: Zijn liefde blijft altijd bestaan!

o: Hij heeft de aarde vastgezet in de zee.

g: Zijn liefde blijft altijd bestaan!

o: Hij maakte de zon en de maan.

g: Zijn liefde blijft altijd bestaan!

 

PAARS, de kleur van stil zijn en verdriet

We bidden om Gods ontferming over alles wat verdrietig is en moeilijk.

 

GEEL: We zingen een loflied omdat we mogen vertrouwen dat God altijd bij ons is; even vanzelfsprekend als de zon die elke morgen opkomt.

 

GROEN, de kleur van de hoop: het verhaal van de ark

 

lied: Kleuren kleuren https://www.youtube.com/watch?v=pefF-QEgzdo

 

BLAUW, de kleur van water; we staan stil bij het doopvont, bij de groei van onze kinderen vanaf hun geboorte tot nu. In ons opvoeden proberen we hen zo goed mogelijk vast te houden én los te laten.

 

muziek: True Colors. Op deze muziek is een filmpje gemaakt met foto’s van de overstappers. Er zijn foto’s van hun doop en/of babytijd, van hun gezin en van nu.

 

ORANJE, de kleur van de vreugde, van aanmoediging

De overstappers worden toegesproken door de leiding van de kinderdienst. Zij krijgen de wensen van gemeenteleden mee. De afgelopen weken heeft er voor elke overstapper een wensenpot in de hal gestaan. Daar konden gemeenteleden een kaartje met een goede wens in stoppen.

 

VIOLET, gevoel van kracht en je persoonlijke zoektocht

Elke overstapper krijgt een T-shirt in een eigen kleur van zijn/haar ouders. De ouders hebben er thuis op gestempeld, genaaid, geniet, getekend en geschreven wat hun kind typeert. Zij lichten het tijdens de dienst kort toe.  

 

De ouders pakken de punten van een veelkleurige parachute. De overstappers nemen eronder plaats en we zingen hen Gods zegen toe. Daarna nemen de tieners hen mee naar de Tienerdienst.

 

uit de Bijbel: Genesis 9: 8-17

 

lied: o God die uit het water, NL 356: 1, 2, 6 en 7

 

eenzijdige liefde

De initiatiefnemer voor het verbond is God. Het hele idee gaat van hem uit. Dit zal Hij nooit meer doen. Nooit meer hoeft Noach bang te zijn dat God de aarde en alles wat erop leeft zal vernietigen. Noach en zijn nakomelingen niet; de generaties na Noach niet. Nu niet en nooit niet, tot in eeuwigheid.

Hierbij sluit Ík een verbond met jullie. De inspanningsverplichting ligt bij hem. De boog in de wolken is in de eerste plaats een hemelse geheugensteun voor hem zelf. Het komt er op neer dat God heeft in dit verbond veel te verliezen heeft en de mens weinig. In eerste instantie is het een eenzijdige, onvoorwaardelijke relatie tussen God en de mens.

God is degene die teleurgesteld kan worden, of gekwetst.

Wij weten wat dat is, zo’n eenzijdige liefdesrelatie.

Want als alles goed gaat, is de relatie tussen ouders en hun kinderen zo.

Onvoorwaardelijk. Als kind ontvang je die liefde van je ouders. En op jouw beurt stop je  als ouder al je liefde in je kind, zonder er iets voor terug te verwachten.

Met de schepping van de mensen, en nu bij deze herkansing voor Noach en zijn gezin,

waagt God het erop om zijn liefde te investeren. Verwachtingsvol wat het wordt. Want het blijft niet eenzijdig.

 

gedeelde verantwoordelijkheid

Als teken van zijn verbond met de mensen hangt God zijn boog in de wolken. De regenboog is voor veel organisaties het symbool waarmee zij willen onderstrepen wat hun missie is. Er zijn ontelbaar veel scholen die de Regenboog heten, en kerkgebouwen. Het staat voor hoop, voor bouwen aan toekomst. Maar ook voor inclusiviteit, zoals bij de LHBTQ-gemeenschap, in alle veelkleurigheid zijn mensen één. Het is een prachtsymbool. Een veelkleurige boog, teken van Gods trouw, om onder te schuilen.

Maar er staat ook iets anders. De boog is de strijdboog, een wapen om pijlen mee te schieten, bedoeld om iemand mee te treffen. Het is de boog waarmee Esau ging jagen en waarmee Jonathan oefende voor de oorlog. In de mythologie van Babel, waar de Joden elkaar het verhaal van de ark vertelden, vermaken de goden zich door het willekeurig afschieten van pijlen om de mensen te raken. Díe boog, het wapen van willekeur en strijd, díe hangt God in de wolken. Hij wil geen God zijn die zijn macht uitoefent over de aarde en de mensen die daarop wonen. Hij wil zijn macht delen. Zijn boog komt in de wolken, tussen hemel en aarde. Omdat hemel en aarde, God en mensen, de verantwoordelijkheid delen over het welzijn van de schepping.

 

In de Bijbel is het begrip verantwoordelijkheid ook sterk verbonden met het begrip rechtvaardigheid. Een verantwoordelijk mens is een rechtvaardig mens. En andersom. Wie verantwoordelijk leeft, laat zich aanspreken op gedrag, op beslissingen. Die is bereid zich te laten aanspreken op de gevolgen van zijn en haar daden. En kan fouten erkennen en herstellen.

Zo willen wij onze kinderen laten opgroeien: als mensen die zich raad weten met zichzelf, in de relatie met anderen en met God. We willen hen zo laten groeien dat ze tot hun recht komen. En beetje bij beetje laten we hen los.

 

Over die eigen verantwoordelijkheid schreef Joke van Leeuwen een prachtig gedicht met een heel toepasselijke titel: Heenzending.

 

Goed, zei schepper, wat ons betreft is het goed,

maar aan jullie laat ik het met de elleboog voelen

of het badwater niet te heet is,

 

het behoedzaam proeven of het eten niet te scherp is,

het drinken niet te zuur is,

het weten waar wat breken kan zal staan

 

het verschonen van wat stinkt en opnieuw stinkt,

het aanpassen van de voetstap,

het onverstaanbaar zingen

 

in het donker,

het herhalen van moeilijke woorden,

het tellen tot oneindig

en het hekje voor het trapgat.

 

De dichter laat God aan het woord, die ons uitlegt hoe dat zit met onze eigen verantwoordelijkheid. Binnen het beeld van de ouders en hun kinderen, gaat het ook over mensen die kwetsbaar zijn en ons aandacht nodig hebben. Het is onze opdracht om zó met elkaar te leven.

 

Wat ons betreft is het goed, zegt de Schepper. En jullie mogen het waarmaken in de omgang met elkaar. Vandaag zeggen we dat tegen onze overstappers. Wat ons betreft zijn jullie prachtig. Maak het waar en ontdek je weg in het leven, samen met anderen. 

Page 22 of 26