Blog

loslaten

loslaten

‘Geniet er maar van, hoor. Ze zijn groot voor je het weet.’ Als moeder kreeg ik dit regelmatig te horen en nu ik ouder ben betrap ik mij erop dat ik het ook wel eens tegen anderen zeg. Toen mijn dochters klein waren genoot ik juist van de groei die ze doormaakten. De eerste lach, de eerste stapjes, het begin van praten…. Elk moment werd gevierd, vastgelegd op camera. Maar toen kwam de eerste keer naar de oppasmoeder, naar de peuterschool, de basisschool.. en al die eerste keren werden we ons er meer van bewust dat we ze inderdaad groot zijn voor je het weet en dat we als ouders onze kinderen moeten loslaten. We hebben hen te leen. Dat wisten we natuurlijk wel. ‘Zij komen door je, maar zijn niet van je, en hoewel ze bij je zijn, behoren ze je niet toe’, schreef Kahlil Gibran. En ook: ‘Jullie zijn de bogen, waarmee je kinderen als levende pijlen worden weggeschoten.’ Laat het een vreugde zijn dat jij je kind loslaat.

Kinderen worden je toevertrouwd en de zorg om hen mogen we delen met God. Twee keer hebben we intens ervaren dat wij ons kind niet konden vasthouden. Met 16 jaar vertrok oudste voor een internationale stage naar Australië. En enkele jaren geleden werden we opgeschrikt door een heftige ziekenhuisopname van jongste. Onze armen waren echt te kort om hen te beschermen.

Vandaag vieren we een overstapmoment in het leven van onze kinderen; we geven de zegen mee aan jonge mensen die -twee van hen voor het eerst- een grote reis gaan maken voor World Servants. We vertrouwen hen toe aan de liefdevolle armen van God. Hij draagt ons leven.

Dit stukje schreef ik op de Weekbrief nav de overstapdienst. Later voegde ik er onderstaande aan toe.

Henri Nouwen vertelt over die armen in zijn boek ‘Met de dood voor ogen’. Hij citeert uit een gesprek dat hij heeft met een trapezewerker in het circus.

‘Jij denkt misschien, net als de meeste toeschouwers, dat ik de grote ster ben van de trapeze. Maar de echte ster is Joe, die me vangt. Hij moet me op het exacte moment uit de lucht plukken als ik mijn verre sprong naar hem maak”. “Hoe lukt dat?” vroeg ik. “Wel”, zei Rodleigh, “het geheim is dat ik het vangen geheel aan Joe overlaat en zelf niets doe. Als ik na mijn salto’s op Joe afkom, moet ik gewoon mijn armen en handen uitstrekken en wachten tot hij me vangt. “Dus jij doet niets!” zei ik verbaasd. “Niets”, herhaalde Rodleigh. “Het ergste wat een springer kan doen is proberen de vanger te vangen. Als ik Joe’s polsen zou vastgrijpen, zou ik ze kunnen breken, of hij zou de mijne kunnen breken. Dat zou het einde zijn voor ons beiden. Een springer moet springen en een vanger vangen, en de springer moet met uitgestrekte armen en open handen erop vertrouwen dat zijn vanger er zal zijn’.

Wij hebben het als ouders nodig om te weten van die Vanger, om onze kinderen los te kunnen laten.