bid en werk
Woensdagavond waren bij elkaar in het Stiltecentrum om te bidden voor vrede in Oekraïne. We gaven stem aan onze bezorgdheid, maar vooral aan onze machteloosheid. Bijna direct nadat iets is gebeurd, komt het bij ons binnen via allerlei media. We zien het. We staan erbij en kijken ernaar. Zo voelt het. Dus doen we wat we wél kunnen en we komen samen om te bidden. Dat is broos, want we zouden zoveel méér willen doen dan dat.
Een ingezonden brief in de krant over dat bidden schoot me daarom dan ook in het verkeerde keelgat. ‘Dus als men de Oekraïners wil helpen: geef geld, geef medicijnen en andere zaken die men daar dringend nodig heeft en geef de vluchtelingen ruimhartig en liefdevol onderdak. Daar hebben zij meer aan dan aan bidden.’ De briefschrijver meent te weten dat bidden een goedkope oplossing is – ‘… als het zo was dat er een God is en dat je haar of hem kunt vragen en bidden om voor vrede te zorgen, zou er allang geen oorlog meer zijn.’ - en legt de verdachtmaking neer dat bidden woorden zonder daden zijn. Ik hoop dat u beter weet. Juist door ons bidden weten wij wat ons te doen staat. Of toont God ons wat we kunnen doen. Het is niet God die voor vrede moet zorgen, maar de mensen. Dus bidden we Hem niet alleen om vrede maar ook om ons tot instrumenten daarvan te maken.
In Oekraïne vragen mensen ondertussen: Bid voor ons. Het zijn onze broeders en zusters. Als we voor hen bidden, geven we uiting aan wat Jezus voor ons verlangde. Want vlak voor zijn dood vroeg Hij zijn Vader: ‘Bewaar hen door uw Naam zodat zij één zijn, zoals wij één zijn.’ En als Hij is opgestaan groet Hij zijn leerlingen met ‘Ik wens jullie vrede’. Vrede en eenheid vormen dus het hart van Jezus’ verlangen voor ons. Laten we daarom blijven bidden voor onze medemensen in door oorlog verscheurde gebieden. Ook als dat nutteloos voelt.
gepubliceerd op de Weekbrief van 13 maart 2022