Blog

Op!

overweging op zondag 17 januari 2020                 

 

PG De Open Hof ~Oud-Beijerland

 

uit de Bijbel: Johannes 2: 1-11

(afbeelding: James B. Janknegt) 

Ze hebben geen wijn meer.

Ons geluk laat zich niet afmeten aan hoeveel we verdienen of in het schooladvies van onze kinderen. Het zit hem niet in het aantal landen dat we tijdens vakanties hebben bezocht of in de grootte van ons huis. Ons geluk zit zelfs niet altijd in gezondheid of voorspoed. Soms is het zelfs andersom: juist díe mensen die tegenslag ervaren hebben prijzen zichzelf gelukkig. Omdat ze sterker waren dan ze hadden gehoopt of vermoed; omdat er mensen waren die steun boden, er wáren.

Achteraf zijn de moeilijkste momenten, het uur dat we waakten, dat we herinneringen ophaalden bij een geliefde, ook de mooiste geweest.

Wat ons op de been houdt is niet tastbaar, niet te koop. Wat ons gelukkig maakt is vriendschap, ons geloof. De slingers die van ons leven een feest maken zijn hoop voor de toekomst en vertrouwen in mensen. De wijn die we drinken, wat ons hart warm maakt en soms dronken van geluk, dat is de liefde.

 

Johannes begint met het eerste wonderteken. Het begin van zeven wondertekenen. Het basisprincipe waarop zijn evangelie rust. Want het gaat Johannes er niet om hóe Jezus begonnen is, maar wáár het hem om begonnen is. En om dat zo mooi en goed mogelijk te doen gebruikt Johannes de beeldtaal van het Oude Testament.

(Dit beginsel der tekenen heeft Jezus gedaan te Kana in Galiléa, en heeft Zijn heerlijkheid geopenbaard; en Zijn discipelen geloofden in Hem. vers 11 Statenvertaling)

 

Het is op de derde dag. Die Bijbelse, alles beslissende dag. Die derde dag die altijd gaat over leven, over kansen. De dag dat Abraham ervan weerhouden werd zijn zoon Isaak te offeren (Gen 22), de dag dat God een verbond sloot met Mozes (Ex 19:16), dat Jona op het droge werd gespuugd (Jona 2) en het graf van Jezus leeg was. Op die dag wordt het feest van de liefde gevierd; het feest van beloften over en weer, van trouw zijn aan elkaar. Een bruiloft, beeld van het verbond tussen God en mensen. Hoopvol toekomstbeeld. In Kana. Dat de herinnering oproept aan het land dat God beloofde. In beeldtaal vertelt Johannes dat Jezus door God gezonden is om het huwelijk tussen God en mensen te redden als de wijn dreigt op te raken. Daarom is Jezus op dit feest, om de glazen te vullen met vertrouwen, geloof. 

 

Opvallend is dat Johannes als enige van de evangelisten niet vertelt over de instelling van het avondmaal. Hij vertelt wel dat Jezus wijn geeft in overvloed, en later ook brood in overvloed. (Joh 6) Zo heeft hij uitgedeeld van zijn liefde, zijn leven, zijn lichaam.

Ik ben de wijnstok, zegt Jezus. (Joh 15) Ik ben het brood dat leven geeft. (Joh 6: 48)

De wijn die wij van die wijnstok drinken wij om hem te gedenken. Evenzo eten wij van het brood om hem te gedenken. Er is meer dan genoeg. Jezus belooft: Wie bij mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in mij gelooft zal nooit meer dorst hebben. Wat je nodig hebt om overeind te blijven in dit leven, word je gegeven.

 

Mijn tijd is nog niet gekomen.

De moeder van Jezus signaleert als eerste dat de wijn bijna op is. Ze geeft geen oordeel over hoe het zover heeft kunnen komen. Hebben de gasten teveel gedronken? Heeft de gastheer te zuinig ingekocht? Uiteindelijk maakt het antwoord op die vragen niet uit voor haar zorg om het feest. Goed om dat te onthouden. Want we zijn nogal eens geneigd om vooral te focussen op hóe het tekort heeft kunnen ontstaan. Om een verantwoordelijke of schuldige aan te wijzen. Terwijl dat niet is wat nodig is. Want daar komen we niet mee verder.

Wat fijn als mensen opmerkzaam zijn en zien dat het niet meer gaat. Daar moeten we het in deze tijd van hebben. Mensen die ons tekort zien, erkennen dat we er even doorheen zitten. Mensen die ons tekort aanvullen met hun aansporing ‘houd moed, heb lief, wees eerlijk, geef nooit op – als het slecht gaat, zal het beter gaan.’ (Ingmar Heytze) Van die mensen die ons tekort onder de aandacht brengen van Jezus, van God, in hun gebed.

In een kort gesprekje in het park zei iemand: Ik heb even gehuild. Ik had het er moeilijk mee en het duurt zo lang. Zou God soms nog steeds boos op ons zijn. Ik antwoordde: Hij heeft ons ook deskundigen gegeven die al binnen een jaar een vaccin hebben gevonden. Misschien moeten we hem bidden om geduld.

 

Want we kunnen ons geluk niet afdwingen bij God. Als Maria Jezus aanspreekt ‘ze hebben geen wijn meer’ reageert hij een beetje bot: ‘Wat wilt u van me? Mijn tijd is nog niet gekomen.’ Hij is dan ook niet in de eerste plaats het kind van zijn moeder maar de zoon van zijn vader. Die zal hem laten weten wanneer zijn tijd is gekomen.

Het liefst zouden we alles repareren wat er stuk gaat in ons leven. En graag ook snel. Het liefst zouden we moeilijkheden en pijn voorkomen; onze kinderen sparen voor verdriet en hen vrijwaren van verdriet; we zouden vooruit willen grijpen op de dag dat alles weer goed is. Maar zo werkt het niet.

 

We krijgen het nooit zo georganiseerd dat de rimpels uit het leven worden gladgestreken. Soms kunnen we zelfs helemaal niets doen om de brokken te lijmen. Omdat de liefde verdwenen is, de dood heeft ingebroken. Dat zijn de momenten dat ons vertrouwen wordt aangesproken. Dat we ons geloof en onze hoop uit onze tenen moeten halen. Dan mogen we weten: onze tijden zijn in Gods hand. Hij neemt ons lot niet weg maar helpt wel om het te dragen. Hij is erbij. Want dat doe je in een huwelijk: in voorspoed en tegenspoed, in rijkdom en armoede, in alle seizoenen van het leven.

 

Doe maar wat hij jullie zegt, wat het ook is.

Nu kan de moeder van Jezus het toch niet laten om zich ermee te bemoeien. Dat is nu eenmaal wat moeders doen. ‘Doe maar wat hij jullie zegt, wat het ook is.’ zegt ze tegen de dienaren. En gehoorzaam vullen die de vaten met water. Twee a drie metrete, dat is zo’n 100 liter per vat. Het lijkt een onzinnige actie. Ze hebben geen idee waar het goed voor is en hoe het mee zal werken aan de goede afloop. Maar Maria is vol vertrouwen, de bedienden bereid tot meewerken. En daarmee redden ze het feest. Er wordt geen al te grote ophef over gemaakt. Het wordt wel een wonderteken genoemd maar er is geen drama omheen. In dat kleine, in vertrouwen en bereidheid, kan een wonder gedijen.

Hoezeer we soms ook een kijkje zouden willen hebben in de toekomst – hoe ziet mijn leven er uit over een jaar, over tien jaar- dat is ons niet gegund. We kunnen er geen voorschot op nemen. We kunnen er wel op een positieve manier aan meewerken. Door vertrouwen te hebben. Door bereidwillig de mogelijkheden die zich voordoen aan te grijpen. Wie weet of die kans daar ligt omdat God hem geeft. En nee, je weet niet of dat wat je doet iets oplevert of op welke manier het zal helpen. Maar we voelen wel aan dat het opbouwender is om hoopvolle dingen te doen, dan lijdzaam toe te kijken hoe de laatste druppel wijn verdampt.

 

In dit eerste wonderteken toont Jezus zijn grootheid, ‘de grootheid van de enige Zoon van de Vader’. (Joh 1: 14-16) In dit teken wordt openbaar waar Jezus’ kracht zijn basis vindt. Hij is sprekend zijn Vader. Gods liefde komt in hem tot leven. Later zal Jezus afscheid nemen van zijn leerlingen met de opdracht om op dezelfde wijze Gods liefde te belichamen. Want waar liefde is en vriendschap, daar is God.