Sintercorona
Bezit uw ziel in lijdzaamheid,
kon je mijn moeder horen zeggen
Zo deelde ze in wijsheid
dat je je soms bij dingen neer moet leggen.
Het liefst kreeg ik van Sint en Piet
een hand, een knuffel of een kus
maar dat mag allemaal nog even niet
vanwege die corona dus.
Wat mijn moeder mij heeft geleerd
is af te wachten met geduld
en met vertrouwen durven leven
totdat het tij zal zijn gekeerd.
Wat zouden wij nog langer denken
over een sinterklaascadeau.
Laten we elkaar een glimlach schenken
die overbrugt die anderhalve meter zo!
Gepubliceerd op de Weekbrief 5 december 2021
je naam
Toen mijn vader mij bij de burgerlijke stand ging aangeven, weigerde de ambtenaar van de burgerlijke stand mij in te schrijven. Deze naam stond niet op de lijst met geaccepteerde namen. Ik weet niet welke uitleg de ambtenaar over de streep heeft getrokken, dat het naar mijn oma was die Lijntje Jannetje heette, of dat mijn moeder de naam in de Libelle had gelezen. Mijn naam heeft een verhaal, maar is het eigenlijk ook niet zo dat met je naam de verhalen beginnen. Je gaat geschiedenis schrijven waarin jijzelf voorkomt. Het is nooit een verhaal alleen over mij want er zijn mensen die mij roepen bij mijn naam, mijn naam vol liefde uitspreken, mij bevestigen in mijn bestaan.
Mijn verhaal gaat altijd over leven met en voor anderen. En over leven met God. Mijn naam is voor altijd verbonden met de zijne toen ik werd gedoopt in de Naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest. Dat is iets anders dan ‘in naam der wet’. Het betekent dat je er ín gedompeld bent. Overgoten met het sop van zijn liefde en trouw.
Een doopliedje zingt: ‘Je hebt een naam, met een verhaal, dat uitgeschreven wordt, al gaandeweg in mensentaal, dicht bij de naam van God.’ En die naam, dat weten we, is ‘Ik ben er’.
gepubliceerd op de Weekbrief van 31 oktober 2021
jij bent zo
‘Jij bent zo
mooi anders
dan ik,
natuurlijk niet
meer
of minder
maar zo mooi
anders, ik zou je
nooit anders
dan anders willen.’
Hans Andreus vindt als geen ander woorden voor de liefde. Het is juist het anders-zijn van de ander dat ons aantrekt, waarop we verliefd worden. De meeste bruidsparen die ik heb gevraagd waarom ze met elkaar verder willen gaven als antwoord zoiets als ‘hij/zij vult mij aan’ en ‘bij hem/haar kan ik mijzelf zijn’.
De joodse filosoof Levinas stelt dat wij zonder de ander geen bestaansrecht hebben. Wij worden onszelf, onze ik, in de ontmoeting. We hebben de begrenzing nodig die een ander mens aanbrengt om niet te verzanden in oeverloze vrijheid of in een leven dat zich stoort aan god noch gebod. Daarmee bracht en brengt Levinas een omdenken in beweging: het gaat niet om mijn ego en om de plaats die ik mijzelf geef in deze wereld. Het gaat om de ander die mij mijn plaats wijst, omdat die een beroep op mij doet, mij aanspreekt, uitdaagt, uitnodigt. We worden mens aan elkaar, in onze verantwoordelijkheid voor elkaar, in onze barmhartigheid. Vandaag klinkt ‘Jij bent zo mooi anders…’ niet alleen als een liefdevolle toekenning maar ook als een opdracht. Om zo te kijken dat we die ander op zijn/haar/hun mooist zien. Of nee, om zo naar ons te laten kijken, dat wij mooi worden.
verschenen op de Weekbrief van 17 oktober 2021
als opmaat naar de Roze Kerkdienst
rijp
Wandelend met Saar raap ik van alles op: een mooi steentje, een mooi gekleurd blad en het liefst kastanjes. Opgepoetst liggen ze een poosje te glimmen in een schaal. Ik ben niet de enige die ze leuk vindt. Soms ligt er helemaal niets meer onder de grote kastanjeboom in het park. Pech gehad, morgen loop ik hier weer. Niet iedereen kan dat geduld opbrengen. Ik zag een vader met een telescoopsteel, kinderen met takken. Daarmee sloegen zij de kastanjes uit de boom. Wat een gehaast leven leiden we toch. We gunnen zelfs de natuur de tijd niet meer om te rijpen. Ongeduldig zijn we; niet meer bereid te wachten tot we ontvangen. We nemen liever en maken ons meester van de tijd.
Ik denk aan Psalm 145:15 ‘Allen zien hoopvol naar u uit, u geeft voedsel, op de juiste tijd.’ Heel letterlijk lees ik dat wie kastanjes wil eten, moet wachten tot ze worden gegeven. Je kunt het natuurlijk ook zo lezen dat God ons geeft wát we nodig hebben, op het moment dát we het nodig hebben. Dagelijks brood vult niet alleen onze maag maar ook onze ziel. Het is alleen daarom dat we met Psalm 23 kunnen zingen: ‘De Heer is mijn herder, mij zal niets ontbreken.’ We hebben alles wat we nodig hebben. Niet omdat we het zelf met stokken uit bomen hebben geslagen; niet omdat we gretig om ons heen hebben gegraaid en verzameld. Maar omdat God ons groene weiden aanwijst, ons leidt naar een vredige waterkant. Omdat Hij zijn hand opent en ‘te rechter tijd’ ons verlangen vervult. Als we maar durven wachten. Als we maar durven vertrouwen.
gepubliceerd op de Weekbrief van 10 oktober 2021